De kerstdagen zijn voorbij. Twee dagen eten met ouders. Ja, ze leven nog alle vier. Een geschenk, zeggen sommigen. Als je zoals mijn schoonouders nog redelijke gezond bent, zowel geestelijk als lichamelijk en je een behoorlijke dosis zelfredzaamheid hebt, dan is bijvoorbeeld een kerstbijeenkomt met acht kinderen, aanhang, negen kleinkinderen, deels met partner en de inmiddels al zes achterkleinkinderen (zo lief!!) een gezellige bedoening.
Als echter mijn moeder, geestelijk nog wel aardig oke, maar door haar lichamelijke toestand niet meer mobiel en bijna blind, in een verpleeghuis woont en daar niet altijd evenveel lol in heeft, en mijn vader lichamelijk en geestelijk gestaag achteruit gaat, maar geen hulp wil, is het geschenk vaak een last. Het zorgen voor ouders voelt voor mij niet 'natuurlijk' aan. Tegelijkertijd kan ik het niet over mijn hart verkrijgen een stap terug te doen. Ik heb bedacht dat de enige remedie om geestelijk in balans te blijven is om te doen wat ik kan en daar bevrediging uit te halen. Niet mee te gaan in het gevoel dat het nooit genoeg is. Me niet te vaak afvragen of we het juiste doen. Ook als dankbaarheid voor wat je hebt gedaan uitblijft, kan ik bedenken dat mijn zoon ook niet altijd 'dank je wel' zegt als ik zijn overhemd strijk of een brood in zijn tas stop. Tja, met nieuw leven ga ik makkelijker om dan met aftakelend leven. Toch zal ik me neer moeten leggen bij de gang van de natuur. Het is niet anders. Hoe ermee om te gaan is mijn uitdaging voor 2017.
