Alle wegen naar Bangkok
I
Ongelovig staarde Matthias naar het bord. Geen treinen naar Roosendaal stond erop.
Het was zeven uur ’s morgens. Hij was op station Utrecht. Met moeite negeerde hij de neiging Sjors te bellen. Hij moest nadenken nu. Wat te doen?
Hij keek naar de andere reizigers. Die leken ook geschokt. Sommigen raadpleegden hun mobiel. Matthias zag in de verte een conducteur en haastte zich naar hem toe.
‘Mijnheer!’ De conducteur keek op.
‘De trein naar Roosendaal, ik moet naar Brussel, hoe kom ik daar?’
‘Via Schiphol,’ zei de man, ‘spoor vier’.
Matthias installeerde zich in de trein naar Schiphol, die een half uur later vertrok.
Gelukkig, het is vrij rustig in de coupé. Wat ziet het landschap er mooi uit. De zon moet nu toch al een tijdje op zijn maar er ligt nog steeds een rode gloed over de weilanden. Wat ben ik moe. Vannacht bijna niet geslapen. Tot drie uur bezig geweest met de wasdroger. Leuk dat Jan opbleef om me met de laatste raad en daad en een biertje bij te staan. In het vliegtuig kan ik wel slapen. Wat een heksenketel was het de laatste weken. Het verslag op het laatste moment opgestuurd. Op hoop van zegen dan maar. Ook m’n kamer nog leeg maken voor de onderhuurder. Leuke gast wel. Benieuwd hoe hij met de huisgenoten zal omgaan. Stopt de trein nu alweer? O, Rotterdam. Shit, een hele menigte gulpt naar binnen. Nou, ja, ik heb gelukkig al een zitplaats. Nu vooruitdenken aan de reis en niet meer terug aan de afgelopen week. De losse eindjes, als die er zijn, los ik bij terugkomst wel op. Over een eeuwigheid. Even appen naar Sjors om te laten weten dat ik op schema lig.
Matthias had het afgeleerd zich om Sjors druk te maken. Hoewel altijd op het nippertje, kwam hij meestal op tijd. Sjors woonde in Nijmegen en reisde vandaaruit naar Roosendaal.
Sjors reageerde meteen op zijn app. Hij zou op de afgesproken tijd in Roosendaal zijn. Matthias voelde zich opgelucht. Misschien nog een klein tukkie?
De trein reed het station van Roosendaal binnen. In de verte zag hij zijn vriend staan. Hij hief zijn hand op. Sjors droeg het vertrouwde blauwwitte blokjesoverhemd en de grote rode rugzak van hun reis van vorig jaar hing op zijn rug. Ze hadden al veel vaker samen gereisd. Weekeindjes Ameland en Terschelling, met het busje naar Spanje, al die keren met andere vrienden erbij. Vorig jaar voor het eerst met zijn tweeën. Toen ook naar Zuidoost-Azië: Cambodja en Thailand.
Thailand, waar hij Em had ontmoet.
Reizen met Sjors ging altijd als vanzelf. Er was nooit wrijving, nooit ruzie. Hij was ervan overtuigd dat het dit keer ook zo zou gaan.
‘Wakker?’ vroeg Sjors. Hij zag er zelf nogal verfomfaaid uit. Dikke ogen.
‘Mwah,’ zei Matthias, ‘Niet veel geslapen vannacht, jij?’
‘Nee, er was een feestje van Daan, dat wilde ik per se nog meepikken. Dorien zou ook komen. Ik dacht, ik ga toch nog proberen te bewerkstelligen dat ze me niet vergeet, de komende weken.’
Dorien was het meisje waar hij al een half jaar verliefd op was maar van wie hij niet veel sjoege kreeg. Toch bleef Sjors proberen haar voor zich te winnen.
‘En?’ vroeg Matthias.
‘Ik heb haar zover gekregen dat ze een keer met me naar de Plak gaat, als ik terugkom.’ Hij grijnsde erbij.
‘Ik hoop alleen wel dat ze zich dat dan nog herinnert, ze had nogal veel op. Van later zorg, maat! Eerst maar eens naar Azië!’
Wanneer komen ze nou eens langs, dacht Matthias. Ze zaten in het vliegtuig, hij had dorst. Hij keek het gangpad af, maar de stewards en stewardessen waren in geen velden of wegen te bekennen.
Zijn gedachten gingen automatisch weer terug naar de afgelopen dagen. Die waren in beslag genomen door het afronden van zijn bachelor. Hij moest alleen zijn thesis nog inleveren. Omdat hij zoveel tijd in de presentatie had gestoken was er eigenlijk te weinig tijd meer over voor een gedegen verslag. Afgeraffeld had hij het de laatste dag. Nu maar hopen dat het voldoende was. Hij had natuurlijk dat weekje Frankrijk tussendoor niet moeten doen. Maar ja, ‘Spijt komt na de zonde,’ zei zijn moeder altijd.
Fideel van Sjors dat hij de eerste dagen in Thailand had geregeld. Hij had het eerste hostel in Bangkok besproken en uitgezocht hoe ze het beste van Bangkok naar Laos konden reizen. Ook had hij onderzocht hoe ze hun tijd in Beijing (de overstap kostte twaalf uur), het beste konden besteden.
‘Hoelang is het ook alweer vliegen naar Beijing?’
Tot zover de reis vanuit de ogen van Matthias gezien. Maar wat denkt de schrijver? Denkt de schrijver vooruit? Naar het moment dat Sjors weer naar huis vliegt en Matthias zich naar Em haast? Heeft de schrijver zich al ondergedompeld in de constante temperatuur van 35 graden? De dagelijks om zes uur ondergaande zon, de drukke dichtbevolkte steden en het groene platteland? Denkt de schrijver nog verder? Tot aan het ondoordringbare oerwoud? Naar het oogverblindend groen en het oorverdovend getril, gezoem en gekrijs van haar bewoners?
Matthias had nog geen weet van het oerwoud. Hij probeerde de man te ontwijken die naast hem zat en zijn 17” laptop openklapte.
‘Het lijkt wel of ze die vliegtuigen elk jaar kleiner maken,’ mopperde Sjors, terwijl hij worstelde met het klaptafeltje. Zijn benen pasten er nauwelijks onder. Matthias had daar geen hinder van, maar hij kreeg een, weliswaar onbedoelde, por van zijn buurman.
‘Straks wel even wisselen van stoel,’ mompelde hij tegen Sjors die aan het gangpad zat.
‘Dacht het niet,’ zei Sjors.
Eindelijk kwamen de stewards langs. Ze bestelden bier. Vervolgens deden ze hun oortjes in en terwijl Sjors luisterde naar zijn playlist op Spotify begon Matthias aan een luisterboek. Acht delen Harry Potter. Nooit te oud voor Potter dacht hij. En zo begon de lange vlucht naar Beijing.
II
Matthias keek om zich heen. Het plein was immens. Waarom heette het eigenlijk het Plein van de hemelse vrede, vroeg hij zich af.
‘Gaan we Mao nog bezoeken?’ vroeg Sjors. ‘Het is gratis.’
‘In dat geval,’ grinnikte Matthias.
Ze liepen naar het gebouw waar Mao opgebaard moest liggen. Er stond een lange rij voor het mausoleum, gevormd door hoofdzakelijk Aziaten, ze zagen weinig westerlingen. Eenmaal binnen vergaapten ze zich aan de kristallen kist. Toen Sjors een stap opzij deed werd hij hardhandig door ordebewakers met witte handschoenen terug in de rij geduwd. Toen ze niet veel later naar buiten kwamen en met hun ogen knipperden tegen het felle licht verbaasden ze zich over de tranen van veel mensen.
‘Hij was toch een dictator?’ fluisterde Matthias tegen Sjors. ‘Waarom huilen ze?’
‘Misschien een populaire dictator?’ antwoordde Sjors.
‘Nederlanders?’ vroeg een stem. Sjors en Matthias keken om. Ze zagen een lange jongen van hun leeftijd met rood warrig haar die een zware rugzak droeg.
‘Ja,’ zei Matthias aarzelend. Hij hield er niet van om op reis Nederlanders te ontmoeten. Liever maakte hij kennis met mensen van een andere nationaliteit. Optrekken met Nederlanders in het buitenland voelde wel héél vertrouwd. Soms kon je na lange tijd in den vreemde erg verlangen naar een Nederlandse stem, maar nu, pas een dag onderweg, kon hij nog goed zonder.
‘Gelukkig,’ zei de jongen. ‘Ik ben compleet de weg kwijt.’
‘Waar moet je heen?’ vroeg Sjors vriendelijk. Sjors was altijd vriendelijk tegen mensen in nood.
Matthias zuchtte.
‘Sunset Hostel. Ik dacht, ik ga vanaf het vliegtuig eerst het beroemde plein bekijken, maar nu is de batterij van mijn telefoon leeg en weet ik bij God niet meer waar ik naartoe moet.’
‘Matt, zoek jij het eens op.’
‘Je bent hier dus ook net gearriveerd?’ Sjors richtte zich weer tot de jongen. Die had zijn rugzak afgedaan en ging er onder luid gepuf op zitten.
‘Sinds vanmorgen, ik kom uit Australië, daarvoor was ik in Zuid-Amerika.’ Hij keek er mismoedig bij alsof het niet iets was waar hij zelf voor had gekozen.
Wat een vervelende vent, dacht Matthias maar hij zocht toch het adres op van het hostel.
‘Kwartiertje lopen hier vandaan,’ zei hij.
‘We lopen wel met je mee,’ zei Sjors.
Shit, waar is Sjors nu weer mee bezig, dacht Matthias geërgerd, ik heb helemaal geen behoefte aan andere mensen. Toch protesteerde hij niet. Hij liep voor hen uit in de richting die de app aangaf.
Terwijl Sjors honderduit met de jongen praatte keek Matthias om zich heen. Niet alleen het plein, maar ook de omliggende boulevards waren enorm. Pas in de buurt van het hostel werden de straten wat smaller. Toen ze bij het hostel arriveerden was Sjors nog steeds in diep gesprek verwikkeld met de jongen. Andreas was zijn naam en hij was al vier maanden onderweg.
‘Kom even mee wat drinken,’ nodigde hij de jongens uit. Sjors liep al mee naar binnen en Matthias volgde. Het interieur leek op een Amerikaanse bar met Chinese prullaria maar was niet ongezellig. Terwijl Andreas incheckte en zij bij een magere vrouw wat te drinken hadden besteld keek Matthias Sjors aan en zei: ‘Wat wil je met die jongen?’
‘Gewoon, beetje chillen.’ Sjors keek hem peinzend aan. ‘Laat je toch gaan Matt, we zijn vijf weken onderweg. Je zult nog gaan verlangen naar ander gezelschap dan het mijne.’
Matthias moest ondanks zichzelf glimlachen. ‘Oké, ik zal mijn vreemdelingenangst even opzijzetten. Vanavond zitten we inderdaad weer met z’n tweeën in het vliegtuig richting Bangkok.
Wat is je plan?’
‘Een eettentje zoeken, misschien daarna kijken of er een nachtclub open is. Wel oppassen met drinken want we moeten om middernacht weer op het vliegveld zijn.’
Intussen voegde Andreas zich weer bij hen. Hij had hun conversatie gehoord en zei:
‘Ja, goed idee, eten! Ik kan een os op.’
‘We kunnen de receptie vragen of ze wat leuke plekken weten’ zei Matthias nu, ‘maar eerst even dit vreemde theetje opdrinken.’
Ze hadden bier besteld, maar niemand in deze miljoenenstad leek Engels te verstaan en zo kon het gebeuren dat ze nu hete thee voor zich hadden in plaats van bier.
Even later liepen ze op straat. Ze hadden begrepen van de oude mevrouw van de receptie dat ze overal in de buurt goed konden eten, op straat of binnen, keuze genoeg. Voor een club konden ze het beste naar de wijk Sanlitun gaan, daar waren de karaoke bars en bars waar je kon biljarten. Ook de chiquere nachtclubs bevonden zich daar.
‘Wat zijn dát dan?’ Matthias keek met afgrijzen naar zijn bord. Bijna alle restaurants hadden menukaarten buiten hangen met plaatjes van de gerechten, maar Andreas was er één binnengelopen waar dit niet het geval was en had voor de vuist weg wat besteld.
‘Spannend toch?’ had hij gezegd. En nu zat Matthias met gefrituurde insecten en zeepaardjes op een stokje. Andreas had een pannenkoekje voor zich dat er wel lekker uitzag en ook de dumplings van Sjors zagen er stukken beter uit dan wat er op zijn bord lag. Maar Matthias slikte zijn afgrijzen in. Dit was Azië, hij kon niet elke dag pasta met pesto verwachten hier. Hij maakte geen verdere opmerkingen en begon aan zijn stokjes. Sjors schoof hem wat dumplings toe. Uiteindelijk zorgde het mierzoete toetje ervoor dat hij toch tevreden het zaakje verliet.
Ondertussen had Andreas nog steeds het hoogste woord. Als je hem moest geloven had hij waanzinnige avonturen meegemaakt. Matthias bestudeerde het gezicht van Sjors dat steeds aandachtig naar Andreas was gekeerd. Zag Sjors niet dat de helft van de verhalen van Andreas te fantastisch klonken om waar te zijn?
Ze bevonden zich in een schaarsverlichte ruimte. Sjors en Andreas waren aan hun derde roodgekleurde drankje begonnen en hadden de grootste pret met een man die beweerde de eigenaar te zijn van de tent. Hij had hen uitgenodigd mee te gaan naar een soort V.I.P. ruimte waar al zijn ‘vrienden’ waren.
Matthias maakte zich zorgen. Hoewel hij zichzelf voorhield niet zo kinderachtig te zijn en de boel een beetje los te laten - ze hadden nog ruim een uur voordat ze naar het vliegveld moesten - kon hij het niet laten uit voorzorg alleen kleine slokjes te nemen van het neongroen gekleurde drankje dat hij in zijn handen geduwd had gekregen. Hij wilde alert blijven om waar te nemen wat er om hem heen gebeurde.
Híj had helemaal niet met deze man mee willen gaan. Ze zaten best gezellig aan het kleine tafeltje te kletsen en om zich heen te kijken naar de gasten van de club. Maar toen Andreas was teruggekomen van de toiletten had hij een man in zijn kielzog die meteen deed alsof ze vrienden van elkaar waren. Deze man sprak wel Engels, hoewel het moeite kostte hem te verstaan. Sjors en Andreas lieten zich door hem meetronen en Matthias was achter hen aangegaan. Hij had geprobeerd naar Sjors te seinen dat het niet slim was in een tent als deze en in een stad als deze zo argeloos met iemand mee te gaan, maar Sjors lette niet op Matthias en nu stonden ze hier. Matthias keek om zich heen en probeerde een praatje aan te knopen met één van de vrouwen die in zijn nabijheid stond maar ze begreep hem niet en knikte en glimlachte hem alleen maar vriendelijk toe. De mannen waren luidruchtig. Klopten elkaar op de schouders en dronken in flink tempo door. Steeds werden van beneden volle glazen aangevoerd. Een kleine man met glanzend achterovergekamd haar botste tegen Matthias op.
‘Sorry, sorry,’ sliste hij met dubbele tong. ‘Europe? Very good, Europe.’ Hij wachtte niet op een reactie maar wankelde verder.
Een dienblad met glazen kwam alweer langs en Matthias vroeg naar cola. De ober knikte richting bar en beduidde dat hij moest volgen. Matthias liep met hem mee en dronk gulzig van de frisdrank. De cocktail was zo zoet geweest dat hij er flinke dorst van had gekregen. Toen hij van de bar terugkwam zag hij Sjors en Andreas niet meer. Ook de eigenaar was verdwenen. Matthias scande de ruimte. Wat nu weer? Zij waren toch niet tegelijk met z’n drieën naar de w.c.? Hij liep naar de toiletten beneden. Op de begane grond was het nog drukker geworden. Toch constateerde hij snel dat de lange gestaltes van Sjors en Andreas daar niet waren.
Matthias vloekte. Een meisje keek hem vragend aan. ’Have you seen my friend? Tall, black hair, European? Hij vergat voor het gemak dat Andreas ook verdwenen was.
Het meisje schudde haar hoofd. Wist ze het niet of verstond ze hem niet? Hij liet het in het midden en liep weer naar boven. Bij de deur werd hij tegengehouden door een breedgeschouderde man. Die stond er eerder toch nog niet?
‘Can I come in?’ vroeg Matthias beleefd. ‘My friend is in here.’
De portier schudde zijn hoofd.
‘But...’ begon Matthias. Op dat moment hoorde hij kabaal vanuit de ruimte achter de deur. Het leek alsof daar de hel was losgebroken. Hij hoorde een luide bonk, de deur viel open en een man viel op de grond. Terwijl de portier zich over de man boog, glipte Matthias naar binnen. Wat hij zag was een bizar schouwspel. Vrouwen stonden in een kluitje in een hoek bijeen en in het midden van de ruimte was een groep van ongeveer twintig mannen in gevecht. Matthias ontdekte tot zijn verbijstering dat zowel Sjors als Andreas zich onder de vechtenden bevonden.
Hij gaf een enorme schreeuw: ‘Sjórs,’ en dook de menigte in.
III
‘Dat was op het nippertje,’ verzuchtte Sjors. Hijgend zaten Matthias en Sjors naast elkaar in het halflege toestel. ‘Matt, je was een held. Ik begreep eerst helemaal niet waarom ze begonnen te vechten. Het was begonnen met een opstootje in de buurt van Andreas, ik zag ineens dat hij klappen kreeg. Toen ik naar hem toe wilde lopen vielen ze mij ook aan. Ik had er wel een paar al een hengst verkocht, maar ze waren wel met erg veel. Het leek gigantisch uit de klauwen te lopen, tot jij die oorlogsschreeuw gaf. Ze waren afgeleid en in de war, vooral toen je er een aantal uitschakelde! Hopelijk zijn de Thai vredelievender.’
‘Of je fokt de mensen niet expres op,’ bromde Matthias. ‘Wat een idioot.’
Het vliegtuig steeg op. Bijna hadden ze het gemist.
Nadat Matthias Sjors had ontzet uit de kluwen van vechtende mannen waren ze naar buiten gerend. De krachtsporttrainingen die hij jarenlang had gevolgd ten behoeve van zijn judoprestaties bewezen nu hun nut. Terwijl ze de straat oprenden had Sjors geschrokken geroepen: ‘Andreas is nog binnen!’ Hij leek rechtsomkeert te willen maken. Matthias had hem aan zijn mouw teruggetrokken.
‘Daar gaan we geen energie in steken. We moeten ons vliegtuig halen en zo onschuldig was dat robbertje vechten niet!’
Matthias stak zijn hand op voor een naderende taxi. Terwijl hij Sjors angstvallig nog met één hand bleef vasthouden, kwam er een bekende gestalte uit de nachtclub rollen: Andreas.
Hij zag hen en liep lachend op hen toe.
‘Spannend he? Ik had ze mooi op de kast. Stomme Chinezen.’
Matthias keek hem verbijsterd aan. Ook Sjors keek verbaasd.
‘Beetje spanning creëren maakt het leven minder saai, toch? Ik zei tegen die ene Chinees dat ik het met zijn vrouw ging doen. Hij sloeg meteen op tilt, en die maten van hem ook!’
Een taxi stopte vlak voor de jongens en terwijl Matthias Sjors de auto induwde, beet hij Andreas toe: ‘Je bent onverantwoordelijk bezig, mannetje. Ik zou maar snel naar je hostel gaan als ik jou was. Ik weet niet hoelang je hier nog blijft, maar je doet er beter aan niet meer in de buurt van deze nachtclub te komen.’
‘Och,’ was het antwoord van Andreas: ‘maak je niet zo druk. Ik weet trouwens niet of ik hier blijf. Waar gaan jullie naar toe? Bangkok toch? Misschien kom ik jullie wel achterna.’
Hij glimlachte, stak zijn hand op en wandelde op zijn gemak de straat uit, Matthias woedend achterlatend.
‘Als hij dat maar laat,’ mompelde hij in zichzelf.
‘Airport!’ had hij tegen de bestuurder geroepen en de auto was weggescheurd.
Matthias keek door het kleine raampje naar beneden. Het landschap verdween in het donker. Langzaam werd zijn ademhaling rustiger. De taxi was naar de verkeerde terminal gereden en ze waren verdwaald op de grote vlieghaven zodat ze alsnog moesten rennen om op tijd bij de gate te verschijnen. Gelukkig was hun bagage al overgezet in het juiste vliegtuig.
Matthias’ dacht aan Em. Het voelde raar dat ze elkaar straks nog niet zouden zien. Vorig jaar had hij haar ontmoet. Later in deze vakantie zouden ze elkaar weer zien. Nu was Bangkok alleen een korte tussenstop naar Laos. Hij had ervoor gekozen om de vijf weken durende trip met Sjors niet te onderbreken door een weerzien met Em, maar de ontmoeting met haar uit te stellen tot Sjors weer naar Nederland terug zou vliegen en hij nog twee maanden in Thailand zou blijven. Hij kon wachten tot dan, maar het voelde nu toch vreemd om een nacht in dezelfde stad te verblijven en elkaar niet te zien.
Hij keek opzij naar Sjors. Die was verdiept in een brochure van de vliegtuigmaatschappij. Zou hij hem vragen? Vragen wat Sjors nu van die Andreas vond? Nee, beter wachten. Of er helemaal niets erover zeggen. Andreas was achtergebleven in Beijing en Matthias hoopte hem nooit meer te zien. Misschien begon Sjors er later zelf over, over de vreemde gebeurtenissen en waarom hij zich met deze jongen had ingelaten. Niet de sfeer verpesten nu ze net weer vertrouwd naast elkaar zittend richting Thailand vlogen. Hij keek op zijn ticket. Nog vierenhalf uur zag hij. Genoeg tijd voor een film.
Hij was in slaap gesukkeld tijdens de film. Sjors stootte hem aan. ‘We gaan dalen!’
Matthias keek uit het raampje. De miljoenenstad doemde op met zijn duizenden lichtjes.
Het uitchecken ging dit keer snel en ze namen de skytrain en de metro naar het al besproken hostel. Matthias had nauwelijks oog voor de, hem inmiddels al bekend aandoende, straten met het drukke verkeer. Zelfs nu in de ochtendschemering waren er al heel veel mensen op de been. Te voet, op de scooter en met de auto haastten ze zich van de ene naar de andere plek.
Ze checkten in bij het kleine hostel, liepen door de smalle gangen met afgebladderde muren. Matthias kon nog net opbrengen om het laken te inspecteren op ongedierte en toen kroop hij bovenin het stapelbed om er pas twaalf uur later in wakker te worden.
De schrijver denkt na. Niet over het verhaal, niet over Matthias, niet over de verhaallijn, maar over de vorm. De kaft, het formaat, het aantal pagina’s, de oplage, verkoopcijfers, kritieken. En wat daarna dan weer komt; een volgend boek. En of hij daar zin in heeft, of zijn wisselende interesse bij het schrijven blijft, of toch weer een andere kant op zal gaan. Hij heeft nu al soms onbedwingbare lust om te schilderen. Niet dat het niet samen kan gaan. Maar toch, focus op één ding is makkelijker. Dan vervloekt hij zijn luchtfietserij en dwingt hij zichzelf te bedenken hoe de ontsnapping van Matthias aan de ontvoerders eruit moet gaan zien. Rookte hij nog maar, dat zou het werk makkelijker maken.
Sjors was aan het spetteren in het water terwijl Matthias op zijn rug op de rotsen lag en omhoogkeek het wijde blauw in. Wolken dreven af en toe voorbij en als hij zijn blik iets naar beneden richtte zag hij de groene bomen en de grijze, vreemd gevormde rotsen op de hellingen aan de overkant van het water.
Vang Vieng heette deze plaats die ze volgens andere backpackers zeker moesten bezoeken. Na een korte vliegreis en een lange busreis, waarbij Matthias uitgeslapen genoeg was om het landschap goed in zich op te nemen, waren ze aangekomen bij de brede rivier Nam Song.
Het eerste wat in Laos opviel was dat alles groen was. Lichtgroen, donkergroen, mosgroen, flessengroen, smaragdgroen, grasgroen, bleekgroen en alle overige tinten groen die je kunt bedenken.
Matthias verwonderde zich over het licht, de ruimte en de kleuren en genoot van de geluiden die vanaf het water kwamen en veroorzaakt werden door de talloze bootjes met toeristen die voorbijvoeren. Omdat hij een hoger gelegen rots had uitgekozen om zich neer te vleien leek het of de geluiden van ver kwamen.
Hij hoorde Sjors zijn naam roepen, richtte zich op, gebaarde dat hij later kwam, het koele water in. Hij genoot nu nog te veel van de zon op zijn huid en wilde helemaal doorstoofd zijn voor hij zich weer in het rimpelloze water begaf.
Hier altijd blijven liggen, luisteren naar het gebabbel op de achtergrond. Nooit meer naar Nederland terug met zijn mistige herfstdagen, zijn benauwde zomers, zijn kwakkelwinters met bruine natte sneeuw. Wat houdt Sjors het lang uit in het water, straks wordt zijn huid nog helemaal gerimpeld. Jammer dat hij zijn IPod niet bij zich heeft. Had hij kunnen luisteren naar Potter. Goed voor z’n Engels; dat gesproken boek. Hoe vaak heeft hij het nu al gelezen? Toch al minstens al drie keer. Plus de keren dat mama het voorlas. Ach, ja, die eindeloze middagen in de ligstoel onder de esdoorn, luisterend naar mama totdat ze zei dat ze schor werd. Het wegdromen. Net als nu. Hij was altijd een dromer geweest.
‘Klootzak!’ Wreed werden Matthias’ gedachten verstoord. Sjors gooide een plens water over hem heen. Kwaad, maar toch lachend sprong hij op om Sjors het water in te duwen, daarbij zelf ook in de rivier belandend. Proestend kwamen ze beiden boven water. Ze hielden nog een schijngevecht, daarbij aangemoedigd door enkele mensen in bootjes. Met een onbesliste uitslag klommen ze weer op de kant, waarna ze zich beiden overgaven aan niets doen.
‘Gaan we morgen die grotexcursie doen?’
Sjors’ stem klonk loom. Ze lagen nog steeds op de rots. Het was aan het einde van de middag en de stroom toeristen was opgedroogd. Ze waren beiden in slaap gevallen, ondanks de harde ondergrond.
Hun ritme, als dat al bestond in Nederland, was hier geheel in de war geraakt.
‘Staan onze brommers er nog?’
Matthias keek op. Ze hadden vanmorgen in het stadje brommers gehuurd en waren over de hobbelige weg hierheen gekomen. Maar solide sloten zaten er niet op, dus het was misschien wel wat onzorgvuldig om in slaap te vallen en niet op te letten. Maar ze stonden er gelukkig nog.
‘Kom,’ zei Matthias. ‘Ik heb honger. Laten we teruggaan naar het dorp. Kijken of ze hier ook Pad Thai hebben.’
‘Thai!’ zei Sjors. ‘Wat denk je zelf?’
‘Nou, ja, Pad Laos dan.’
Het werd ‘sticky rice’. Voor Matthias met kip, voor Sjors alleen met groenten. Ze zaten in een achterafstraatje aan formicatafeltjes. Uit een jukebox klonk inheemse muziek. Verderop zaten toeristen. Twee meisjes. Sjors en Matthias hadden naar hen geknikt en waren verderop gaan zitten.
Toen de tafel vol stond met eten en Matthias net een eerste hap naar zijn mond bracht kwam een van de meisjes naar hen toe, schudde haar blonde haar naar achter en vroeg in het Engels of ze zin hadden in een feestje vanavond. Duidelijk niet haar moedertaal, dacht Matthias.
‘Waar komen jullie vandaan?’ vroeg Sjors.
‘Frankrijk’, zei het meisje. Het meisje met het donkere haar, boven op haar hoofd in een paardenstaart gebonden, was ook bij hun tafeltje komen staan en vroeg wat in het Frans aan de blonde.
Franse(!) meisjes. Dat kan toch niet waar zijn. Die donkere ziet er wel leuk uit. Ook niet zo opdringerig als die blonde. Maar Frans…Altijd nuffig in het zwembad in Crest, daarvoor ook altijd al op de campings aan de Cèze. Die taal alleen al, en geen enkele Fransman, hoe hoogopgeleid ook, spreekt Engels! Hij had nooit begrepen waar de Francomania van zijn ouders vandaan kwam. Maar, ja, zij hadden elkaar al en hoefden niet op vrijersvoeten in een land waar de meisjes altijd koel en op afstand bleven.
Oké, het Franse eten is lekker. Hij houdt van de bewerkelijke keuken. Roomsauzen, eend met olijven, fazant met choucroute, gans met morieljes, creme brulée, flan. Ja… de toetjes. Hij heeft de huisgenoten in zijn studentenflat regelmatig versteld doen staan met zijn mediterrane kookkunsten. Op die vaardigheid is hij ook uitgekozen, uiteindelijk, bij zijn zoveelste hospiteeravond voor een studentenkamer in Utrecht. Hij had opgeschept over zijn kookkunsten. Maar het ook waargemaakt. Behalve van de Franse-, was hij ook fan van de Italiaanse keuken. Veel soberder. Daar gaat het over de ingrediënten, je moet de beste uitkiezen. Neem nou het simpele pastagerecht pasta aglio olio, wie heeft hij er niet een plezier mee gedaan.
‘Hee, Matt, waar zit je met je gedachten. Zin in een feestje?’
‘Prima,’ antwoordde Matthias snel. Met Sjors was alles anders. Sjors had altijd snel contact, met iedereen. En een feestje? Waarom niet?
‘Waar is het, en hoe laat?’
De meisjes smoesden even met elkaar en legden in gebrekkig Engels uit waar het was. Niet ver uit het centrum lag een grote witte villa. Daar woonde een rijke westerling die het leuk vond jonge mensen te ontmoeten en hij hield bijna elke week een feest. Tegen tienen zou het beginnen, als ze wat bier mee konden nemen zou dat gewaardeerd worden.
‘We zullen er zijn,’ antwoordde Sjors. De meisjes gingen terug naar hun tafeltje om verder te eten. Toen ze klaar waren en wegliepen zwaaiden ze vrolijk en riepen ‘See you tonight!’
Gedoucht en geschoren liepen Sjors en Matthias enkele uren later de heuvel op naar de witte villa die van verre te zien was. Het gebouw baadde in het licht en de muziek was ook al te horen.
‘Ik ben benieuwd,’ zei Matthias, ‘het vorige feestje liep niet helemaal volgens plan.’
‘Dat zeg jij,’ antwoordde Sjors. ‘Ik vond het wel grappig. Het was lang geleden dat ik een lekker potje had gevochten.’
‘Geintje!’ riep hij er snel achteraan toen Matthias boos opzij keek.
‘Ik heb de feestjes liever wat vredelievender,’ bromde Matthias.
‘Nou, dan ga jij maar bij de blowers zitten, ik ga eens lekker uit mijn dak met dansen. Ik hoor vanaf hier dat onze gastheer een goede muzieksmaak heeft.’
De jongens liepen het terrein op dat geheel open was. Aan het geschoren gras kon je zien dat het privéterrein betrof. Het grasveld liep tot aan het huis en de voordeur stond wijd open. Rondom het huis stonden grote brandende toortsen en er was ook elektrische verlichting opgehangen. In de enorme hal die een kasteelachtig trap naar boven liet zien was het al heel druk. In een openvallend hemd kwam een oudere man op hen af. Joviaal stelde hij zich voor: ‘Julius, and where are you from?’
Op Sjors’ antwoord dat ze uit Nederland kwamen reageerde de man zeer enthousiast. Hij was daar meermalen geweest en vond het een verschrikkelijk ‘cool’ land. Matthias vond dat een rare uitdrukking voor een volwassen man. Ze lieten zich door hem meenemen naar een van de bars. Alle vertrekken bleken al vol met dansende en drinkende mensen. Toen de man zich naar nieuwe gasten spoedde proostten Sjors en Matthias met elkaar. Ze hadden hun biertjes laten ontkurken door de barkeeper, maar te zien aan de gevulde bar was hun bijdrage niet echt nodig geweest.
‘Kom,’ zei Sjors, ‘ik zie daar onze Franse meisjes. Die willen vast wel dansen.’
Dat was het geval. Na enig giechelen lieten ze zich meetronen naar de dansvloer.
Matthias zakte bezweet in een luie bank. Iemand hield hem een joint voor. Hij nam een trekje, maar hield het daarbij. Zij danspartner was hij kwijtgeraakt, Sjors zag hij nog wel tussen de dansende mensen, maar het blonde meisje was niet meer bij hem. De sfeer was behoorlijk uitgelaten, je zou bijna kunnen zeggen opgefokt. De meeste mensen waren onder invloed, zo niet van alcohol, dan wel van drugs. Hij had al verschillende pilletjes aangeboden gekregen, maar had ze afgeslagen. Ook in Nederland bezondigde hij zich daar zelden aan. Alleen binnen het vertrouwde gezelschap van zijn huisgenoten had hij weleens geslikt bij een feest. Maar de bevrediging woog niet helemaal op tegen de angst voor verlies van decorum. Hij hield het bij alcohol. Veel beheersbaarder.
Toen hij een beetje was uitgerust stond hij op en liep naar buiten. Het was een gave plek om te wonen, bedacht hij. Uitzicht tot aan Thailand, bij wijze van spreken. Die gedachte leidde naar Em. Wat zou ze aan het doen zijn? Hij mijmerde verder over morgen: grotexcursie? Dan Vietnam? Daarna zou hij haar zien.
Zijn gedachten werden onderbroken doordat hij een stoet auto’s aan zag komen rijden. Het waren er een stuk of zes, allen gelijk. Ze reden langzaam naar boven. Ze hadden geen lichten aan. Vreemd.
Toen ze dichterbij waren gekomen zag Matthias het woord Police op de zijkanten staan.
Shit, natuurlijk veel te luidruchtig. Veel te veel aandacht getrokken. Alleen maar westerse mensen. We moeten hem smeren. Al die drugs in het huis. Ze geloven nooit dat wij die niet hebben genomen. Sjors is nog binnen. Mijn telefoon, de code om elkaar te waarschuwen! Wat is die code ook alweer? Wat een toestand. Waarom reageert hij niet? Naar binnen dan.
Matthias spoedde zich via de achterkant het huis in. De politieagenten waren inmiddels aan de voorkant uitgestapt. Hij hoorde stemmen via een megafoon en ineens schreeuwende mensen. Matthias liep naar de ruimte waar hij Sjors voor het laatst had gezien en werd bijna omvergelopen.
‘Weg, weg hier! Politie! Politie! Weg!’ Iedereen schreeuwde door elkaar. Gelukkig zag Matthias Sjors en Sjors zag hem ook. Hij sprong over een kluwen mensen die doordat ze te lam waren om recht op hun benen te lopen waren gestruikeld, pakte Matthias bij zijn arm en schreeuwde: ‘Rennen!’
Sjors en Matthias vlogen het gebouw uit, het grasveld over, werden nageroepen, maar keken niet om. Pas bij hun hostel hielden ze halt en lieten zich uitgeput tegen de muur zakken.
Bij de receptie vertelden ze dat ze gezien hadden dat er politie was binnengevallen in het grote huis op de heuvel.
‘Goed dat jullie er niet bij waren,’ nam de man aan. ‘Gebeurt heel vaak. Die jongelui zitten wel een paar dagen in de bak. En ze zijn een hoop geld kwijt om er weer uit te komen.
Jullie waren er toch echt niet bij?’ Hij keek hen ineens wantrouwend aan.
‘Nee,’ stamelde Sjors, ‘Nee, natuurlijk niet.’
De gelaatstrekken van de man verzachtten zich weer en hij vervolgde: ‘Jullie willen morgen een grotexcursie doen, toch? De gids staat om negen uur klaar. Doe makkelijke kleding en schoenen aan. En rust een beetje uit, het is geen makkelijke tocht.’
Matthias en Sjors keken elkaar aan. Ze waren nog niet bekomen van de enerverende avond en nu werd hen alweer iets spannends voorgeschoteld.
‘Laten we eerst maar gaan slapen. We kunnen morgen altijd nog afzeggen.’
‘Goed idee,’ beaamde Matthias. ‘Pfff, in ieder geval voorlopig geen feestjes en bars meer!’
Ze liepen naar hun kamer. Matthias betwijfelde of hij snel in slaap zou kunnen vallen maar dat gebeurde toch. In zijn dromen kwam de politie alsnog hun hostel binnenvallen en hen arresteren, maar in werkelijkheid gebeurde er niets.
e busreis naar Vietnam zou twaalf uur duren en was tot nu toe verre van ontspannend. De meeste passagiers hadden zoveel bagage bij zich dat het gangpad vol stond met koffers, dozen en manden waaruit verschillende dierengeluiden kwamen. Gekakel werd afgewisseld met luid geblaat en gesis. Het gesis kwam van een rode kat die de hele tijd met de oren achterover argwanend door de opening van een mandje keek en blies.
Ze hadden afgezien van de grotexcursie in Vang Vieng. Matthias had nog wel redelijk geslapen, maar nu was het Sjors bij wie de grond te heet onder de voeten voelde. Na een slechte nacht had hij Matthias bij het ochtendgloren wakker gemaakt en gezegd dat hij wilde gaan.
‘Ik heb helemaal geen goed gevoel bij gisteravond. Als we hier blijven rondhangen zal iemand ons misschien herkennen. Ik heb ineens geen zin meer in gedoe. In Vietnam zullen ook wel grotten zijn. Kom, we gaan.’
Hij had Matthias’ antwoord niet afgewacht maar zijn spullen gepakt en was begonnen ze in de rugzak te stoppen.
‘Oké, oké,’ reageerde Matthias verbaasd, ‘zelfs geen ontbijtje?’
‘We halen wel iets op weg naar de bushalte,’ was ook hier Sjors’ onverwachte antwoord.
Ze rekenden af bij de receptie, gaven een kleine fooi omdat ze de grotexcursie niet lieten doorgaan en spoedden zich naar de bushalte aan de rand van het dorp.
Na een uur of twee was het begonnen te regenen. Ze waren al die tijd, de geluiden proberend te negeren, in een spelletje schaak verdiept. De regen was geen miezerregen of gezellige lenteregen maar een hevige slagregen. Alles om hen heen werd donker. Omdat ze het schaakbord niet meer konden zien besloten ze dat Sjors het laatste spelletje had gewonnen. Daarmee was de tussenstand van de schaakpotten deze vakantie gelijk.
De regen hield aan.
Ze hadden een korte sanitaire stop bij een tankstation en hoewel ze de korte afstand naar het houten gebouwtje hadden gerend, droop de regen van hen af toen ze hun stoelen weer bezetten en de bus langzaam weer op gang kwam. Sjors en Matthias keken uit naar het einde van de reis. De verwachting was dat ze tegen de avond de grens met Vietnam zouden passeren. Niet ver van de grens lag Dien Bien Phu, bekend om de laatste slag om de Vietnamese onafhankelijkheidsoorlog. Sjors en Matthias hadden besloten dat ze daar een stop in zouden lassen voor ze verder trokken naar Hanoi.
‘Wat een noodweer! We hebben tot nu nog niet veel gemerkt van het regenseizoen, maar vandaag lijkt het allemaal tegelijk te vallen.’
Matthias had deze laatste zin nauwelijks uitgesproken of de bus begon te glijden.
Het was niet meer zo donker als aan het begin van de middag en daardoor hadden ze kunnen zien dat ze inmiddels in bergachtiger gebied waren gekomen. De weg was onverhard geworden en de bus schommelde af en toe vervaarlijk heen en weer.
‘Kijk daar,’ zei Sjors: ‘die wand is aan het bewegen!’
De bus was tot stilstand gekomen en Matthias zag het ook. De bergwand was aan het schuiven en er stroomde modder voor hen de weg op.
‘Fuck! Film dat eens, dit geloven ze thuis niet.’
Sjors had zijn mobiel al gepakt.
De chauffeur was uitgestapt en praatte opgewonden met enkele brommerrijders die ook waren gestopt en naar de glijdende massa op de weg keken.
De mensen in de bus hielden zich opvallend afzijdig van dat wat buiten gebeurde. De boer aan de overkant van het gangpad bleef gewoon doorsnurken. Een student naast hem bleef in zijn boek verdiept. Alleen toen de chauffeur weer instapte keken enkele mensen op.
‘Wat gaat hij doen?’ Matthias keek eerder verbaasd dan angstig toen de chauffeur de motor weer startte en de bus zich in beweging zette.
Het leek alsof ze over een ijsvloer gleden. Door de vreemde beweging, af en toe gleed de bus dwars over de weg om vervolgens toch weer, gecorrigeerd door de chauffeur, rechtuit te gaan, werden er nu wel een aantal mensen onrustig. Stemmen werden harder, een vrouw schreeuwde. De chauffeur schreeuwde terug en vervolgde zigzaggend zijn weg.
Stil keken Sjors en Matthias naar buiten. Het stortregende, de modder schoof onder hen door, ze zagen de bergmuur naast hen bewegen. De bus gleed en reed, gleed en reed. Het leek eindeloos te duren tot de bergwand minder steil werd, de modderstroom trager en de weg harder.
Matthias zag dat Sjors zweetdruppels op zijn voorhoofd had. Hij wreef werktuiglijk over zijn eigen voorhoofd. Ook dat was klam. De chauffeur schreeuwde iets tegen de mensen in de bus en een aantal van hen begon te klappen. Toen de weg nog breder was geworden ging de bus aan de kant en stapte de chauffeur uit. Matthias zag dat hij wankelde op het trapje.
‘Nou, hij had er zelf ook niet alle vertrouwen in,’ mompelde Sjors.
‘Hoe ver is het nog naar de grens? Ik zou graag mijn benen willen strekken...’
Hij was niet de enige.
Er waren mensen die de chauffeur achternagingen, de bus uit.
‘Kom, ik wil ook verse lucht,’ mompelde Sjors en hij sloot zich aan bij de inmiddels ontstane rij. Matthias voegde zich bij hem en toen ze buiten stonden in de frisse buitenlucht merkte Matthias dat Sjors witter zag dan ooit, witter zelfs dan bij de ergste katers na de wildste feestjes.
‘Gaat het?’ vroeg hij bezorgd.
‘Nauwelijks,’ zei Sjors met een benauwd lachje.
‘Ik zag ineens mijn hele leven aan mij voorbijgaan. Die chauffeur nam echt een onverantwoord risico!
Vond je niet?’ voegde hij eraan toe toen Matthias niet meteen antwoordde.
Matthias dacht na. Raar was dat. Hij had het ook eng gevonden. Onverantwoord misschien, ja. Zeker met een bus vol mensen. Maar hij had de vechtpartij in de discotheek ook eng gevonden, net zoals de politie in de villa. Sjors was toch degene die nergens voor terugdeinsde. Hij was toch degene die alles aanging?
‘Ik weet niet wat het is,’ zei Sjors. ‘De natuur misschien. Daar begin je niets tegen. Kom, we gaan weer naar binnen.’ Ze zagen inderdaad de meeste mensen aanstalten maken weer de bus in te gaan.
‘De natuur,’ herhaalde Mathias. ‘In dat geval moeten we maar snel weer naar een stad.’
Sjors glimlachte flauw. ‘Eerst de graven van Dien Bien Phu. Als die doden me maar niet gaan achtervolgen in mijn dromen.
Twee uur later arriveerden ze in het dorp en checkten in bij het eerste beste hostel. Na ettelijke biertjes en een fried rice wachtten hen een goed bed en een nacht zonder bijzonderheden.
V
Ze waren niet lang in Dien Bien Pho gebleven. Het bleek deprimerend, al die tekenen van een lang voorbije oorlog. Na een dag hadden ze het wel gezien. Uitgaansgelegenheden waren er niet, alleen hoertjes, waar een boomlange Australiër hen vriendelijk op wees.
Ze konden met het vliegtuig naar Hanoi of met de trein. Het was Sjors die pleitte voor het vliegtuig. Duurder, maar tien keer zo snel.
En veiliger, zo leek het hen tenminste na hun avontuur met de bus.
‘Best,’ had Matthias geantwoord. Hij had zich voorgenomen komend schooljaar maximaal te gaan lenen, al zijn huisgenoten deden dat. En met de toelage die hij van zijn ouders ontving kon hij best ruimer doen dan vorig jaar, had hij besloten. Hij vond het niet erg om in de goedkoopste hostels te verblijven, maar af en toe wat meer luxe kon geen kwaad.
En zo waren ze comfortabel en wel in Hanoi beland.
Het was weer leuk in een stad te zijn. Ze hielden beiden van de reuring op straat, de geluiden, het feit dat de nacht alleen verschilde van de dag doordat de zon weg was. Ze deden zich weer te goed aan het kruidige eten in de eettentjes en de kraampjes op straat. Matthias was blij verrast toen hij ontdekte dat een straat verwijderd van hun hostel een Franse bakker zat met echt stokbrood. Hij at een hele achter elkaar op, terwijl Sjors verbaasd toekeek nadat hij een deel van het brood had afgeslagen.
Ze bleven ’s ochtends lang in bed liggen omdat ze het elke avond met verschillend gezelschap uit het hostel laat maakten. Ze gingen uit naar de verschillende danceclubs of bleven in de centrale ruimte een bordspel spelen als iemand Catan of Carcassonne had neergelegd. Matthias was een ster in drankspelletjes. Hij verloor er precies genoeg om aangenaam aangeschoten te worden, maar dronkenschap bleef hem altijd bespaard. Sjors had niet altijd zoveel geluk, maar hield er dan bijtijds mee op om vanaf de zijlijn Matthias aan te moedigen.
Op een van die avonden, ze waren aangeschoven bij een stel jongens die Kolonisten aan het spelen waren, klonk een bekende stem achter hen.
‘Sjors!’ Wat een toeval jullie hier te zien!’.
Matthias voelde een rilling over zijn rug gaan. Voor hij had omgekeken wist hij wie er zo enthousiast Sjors had begroet.
‘Andreas! Wat doe jij hier?’
Sjors stem klonk oprecht verbaasd, niet enthousiast maar ook zonder enige ergernis.
Was hij hen gevolgd? Waarom in godsnaam duikt hij hier op? Alle jongens, het waren voornamelijk jongens geweest waar ze mee optrokken, soms een stelletje, de korte ontmoeting met de Franse meisjes was de enige met het andere geslacht geweest, waren toffe gasten. Waarom duikt de enige idioot hier in hun hostel op?
Niet te zeer laten blijken dat hij rillingen van deze jongen krijgt. Gewoon doen, erboven staan. Sjors straks, als ze alleen zijn te verstaan geven dat hij deze keer echt niet met hem op stap gaat en als Sjors dat wel wil dan...
Ja wat dan? Waarom is hij er eigenlijk niet meer op teruggekomen. Teruggekomen op Sjors’ vreemde aantrekkingskracht voor deze jongen? Hij vervloekt zijn laksheid. Vaak, veel te vaak denkt hij dat dingen wel vanzelf goed komen. Dat hij zijn thesis best in tien dagen kan schrijven terwijl er minstens tweemaal zoveel tijd voor staat. Dat hij wel de dag voor vertrek nog een creditcard kan regelen. Nee dus, waardoor hij nu steeds afhankelijk is van Sjors’ zijn kaart.
Werktuiglijk speelde hij verder, nadat hij Andreas een kort knikje had gegeven. Sjors zat al met Andreas aan het bier, zijn plek had hij afgestaan aan een van de andere jongens.
Een paar uur later lag hij te malen in bed. Sjors was met Andreas en nog een paar backpackers gaan stappen. Sjors had oprecht verbaasd gekeken toen Matthias weigerde mee te gaan.
‘Ben je niet lekker? Ben je moe?’
Matthias had hem indringend aangekeken. Merkte Sjors helemaal niet dat hij er niet aan moest denken om met Andreas de hort op te gaan? Maar Sjors had ook aan zijn blik niets bijzonders gemerkt en had hartelijk opgemerkt: ‘Kruip er maar eens lekker vroeg in. Dan gaan wij de stad wel onveilig maken.’ Hij had hartelijk om zichzelf moeten lachen. Hij scheen het ook niet vreemd te vinden dat Matthias daar totaal niet in meeging.
Hij was er inderdaad vroeg ingekropen, maar slapen kon hij niet. De andere bedden waren niet bezet, dus van andere gasten, er was altijd wel iemand bij die snurkte, had hij geen last en vanaf de centrale ruimte en de straat drongen slechts zachte geluiden door tot in de slaapzaal. Maar zijn constante stroom gedachten kon hij niet tot staan brengen. Niet alleen Sjors maalde rond in zijn hoofd. Ook Em kwam voorbij. Hij had op dit moment ontstellende behoefte aan haar. Maar het zou gek zijn haar nu te appen. Zij moest de volgende dag weer werken en lag nu als het goed was in diepe slaap. Toch deed hij het. Een onschuldig, grappig berichtje over de afgelopen dagen.
Daarna dwong hij zichzelf een oefening te doen die zijn moeder hem ooit had aangeraden in tijden van slapeloosheid. Een voor een alle ledematen heftig aanspannen. Van voeten tot gelaat. Het hielp uiteindelijk. Hij viel in slaap.
De volgende ochtend lag Sjors naast hem, in het andere stapelbed, te slapen. Matthias ging naar de eetzaal en bestelde een ontbijt voor zichzelf. Hij was in een iets beter humeur en ging na het ontbijt de straat op om een blokje om te gaan. Hij nam de bus naar een van de bezienswaardigheden van de stad: Nha Tho Lon. Een westers aandoende kathedraal. Een beetje lijkend op de Notre Dame in Parijs. Op zijn gemak kuierde hij terug naar het hostel en trof Sjors aan op de rand van zijn bed met een paniekerige blik in zijn ogen.
‘Heb je mijn portemonnee gepakt?’
‘Ook goeiemorgen! Wat heb ik gepakt?’
‘Mijn portemonnee. En mijn mobiel,’ mompelde Sjors erachteraan.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Matthias.
‘Zou toch kunnen, misschien had je mijn creditcard nodig.’
‘Die zou ik nooit zomaar pakken, maar zoek eens goed, zit die niet in je broekzak?’
Sjors had zijn hoofd in zijn handen gelegd.
‘Ik heb al overal gezocht. Als jij het niet hebt ben ik bestolen.’ Zijn blik veranderde van wanhoop in woede. Hij barstte uit: ‘De klootzak! De gore klootzak, met zijn mooie praatjes!’
‘Wie?’ vroeg Matthias, maar hij hoefde het eigenlijk niet meer te vragen. Hij vervolgde:
‘Is het vannacht gebeurd? Waarom denk je dat hij het gedaan heeft?’
Matthias hoefde zijn naam niet te noemen, natuurlijk was het Andreas.
Matthias verdedigde Andreas eerst nog.
‘Maar je ontdekt het nu toch pas! Je kunt toch ook op straat bestolen zijn?’
Maar Sjors schudde zijn hoofd. ‘Ik was te zat om te beseffen wat er gebeurde. Maar nu ik nuchter ben weet ik precies waar en wanneer. Ik vond het nog wel zo tof dat hij me thuisbracht en de taxi betaalde. Van mijn geld!’
‘Je moet meteen je kaart blokkeren. En naar de politie gaan.’
Sjors kreunde. ‘Waarom? Waarom?’
Hij pakte zijn kleren en begon zich langzaam aan te kleden.
‘Je mobiel ook?’
Een korte knik was het antwoord.
‘Je mag de mijne wel gebruiken.’ Ondanks de penibele situatie moest Matthias om zijn eigen grapje lachen. Sjors deed niet mee.
Nadat ze, toch wel met veel moeite, contact hadden gekregen met de bank en ze de verzekering hadden gekregen dat de kaart geblokkeerd was zaten ze nog weer een uur later op een morsig politiebureau. Natuurlijk sprak niemand er Engels. Sjors deed een mimespel hoe zijn geld en telefoon gerold waren en noemde Andreas zijn naam. Maar zonder diens achternaam, die ze beiden niet wisten, had dat weinig zin. Toch bleven ze net zolang zitten tot ze een verklaring hadden met een stempel erop als bewijs van hun aangifte.
‘Koffie, nu eerst. Ik heb ook nog een kater!’
Hij zag er inderdaad beroerd uit.
‘Ga je me dan vertellen wat er gebeurd is?’
‘Jawel,’ zei Sjors met een doffe stem. ‘Ik ga je vertellen hoe dom je kunt zijn om iedereen maar te vertrouwen die interessante praatjes heeft.’
‘Je had gelijk met die gast.’ Sjors fronste, terwijl hij in zijn kopje koffie roerde. Ze zaten aan een lange tafel in een restaurant van een chique Mall op de bovenste verdieping, waardoor ze uitzicht hadden over de stad. Hij zuchtte, keek Matthias aan en zei: ‘Begrijp me niet verkeerd, maar ik wilde niet zo worden als jij. Zoals je de laatste tijd was.’ Hij keek schuchter naar Matthias.
‘Zoals ik? De laatste tijd?’ Matthias voelde een onaangename klomp in zijn maag.
‘Niet boos worden,’ vervolgde Sjors, ‘maar ik vond je zo braaf worden, je ging niet meer zo vaak meer stappen tot het licht werd, je was zo serieus met je studie.
Ik wilde wel graag met je op vakantie,’ vervolgde hij snel toen hij de strakke blik van Matthias zag. ‘Je bent en blijft mijn beste vriend. Maar ik wilde deze vakantie wat losser gaan en greep alles aan om wat avontuur te beleven.
Tot nu dan,’ vervolgde hij. ‘Ik ga net zo braaf worden als jij. En alleen nog maar cola drinken.’ Hij duwde op zijn maag alsof hij de kater daarmee sneller kon verdrijven.
Matthias was onaangenaam getroffen. Braaf. Hij?
Hij keek naar Sjors.
Is dit zijn beste vriend? Hij heeft nooit aan hem getwijfeld. Nooit. Nooit dingen stom gevonden aan hem, nooit zijn smaak of voorkeur ter discussie gesteld. Ze zijn het toch ook altijd eens? Ja, tot Andreas. Dat was de eerste keer dat Matthias had getwijfeld aan het beoordelingsvermogen van zijn vriend. Maar dat gedrag is dus deels terug te voeren op ergernissen van Sjors over hem?
Matthias voelde iets in zich verharden. Het voelde of er een scherm opgetrokken werd tussen hem en de buitenwereld. De buitenwereld waar ineens Sjors ook toe behoorde. Hij luisterde maar half naar Sjors die doorkletste over de uitgaansnacht. Over hoe ze….
‘Ik zou graag een paar dagen willen opsplitsen,’ zei Matthias ineens. ‘We hebben het er van tevoren over gehad, dat dat mogelijk moet zijn. En aangezien jij nog met de bus een tour door Vietnam wilt maken en ik daar eigenlijk helemaal geen zin in heb, kunnen we elkaar over laten we zeggen, een dag of vier, vijf, weer ontmoeten in Ho Chi Min stad?’
Hij keek Sjors niet aan terwijl hij dit zei, maar voelde Sjors zijn adem inhouden.
Onverwacht, ongewenst snel zei Sjors dat dat oké was.
‘Ik moet wel eerst aan geld zien te komen. Anders kunnen we niet onafhankelijk van elkaar reizen.’
‘Dat valt wel te regelen. We kunnen geen hostels bespreken zonder creditcard, maar er was tot nu toe altijd plek zat. Ik haal cash uit de muur en dan verdelen we dat.’
‘Het is toch niet om wat ik zojuist zei?’ Sjors keek Matthias vorsend aan. ‘Ik geef je toch juist gelijk!’
‘Nee, nee, niet om wat je zei,’ loog Matthias. ‘Nou, ja, misschien. Maar ik heb ook wel behoefte om even alleen te zijn.’
Hier nam Sjors genoegen mee en ze liepen terug naar hun hostel om de dingen te gaan regelen.
VII
Matthias had zijn intrek genomen in een chiquer hotel. Een kamer voor zichzelf. Hij had even geen behoefte aan gezelschap van andere backpackers. Toch ging hij diezelfde avond de stad in, dwaalde wat van kroeg naar kroeg en pikte een meisje op.
-Dit was een onverwachte wending. Was Matthias niet op weg naar zijn liefde van vorig jaar? Zag hij er niet naar uit om bij haar te zijn? –
Toch gebeurde het. Het meisje versierde hém. Dat wel. Maar hij liet het gebeuren. Ze bleven drie hele dagen in de hotelkamer, waarbij ze alleen de kamer verlieten om eten te kopen. Daarna had Matthias er genoeg van. Verzon een smoes dat hij weg moest en nam het vliegtuig naar Ho Chi Min stad waar hij twee dagen later Sjors weer zou ontmoeten.
Ook in Ho Chi Min stad huurde hij een eigen kamer. De twee dagen in zijn eentje nam hij om na te denken over Sjors, over zijn reactie op de gebeurtenissen, over zijn eigen rol in hun vriendschap en over het meisje. Had dat met Sjors te maken of met de nabijkomende ontmoeting met Em? Als het nou bij een one-night-stand was gebleven… Dan had hij het nog aan alcohol kunnen wijten of aan de teleurstelling die hij voor zijn vriend voelde. Maar drie dagen!
Het was comfortabel geweest en goed voor zijn zelfvertrouwen. Ze vond hem duidelijk heel erg leuk, gaf hem constant complimenten over zijn brede schouders en hoe slim hij was, maar het was duidelijk dat zij tegelijkertijd geen verwachtingen had. Zij leefde in haar vakantie met de dag en leek niet teleurgesteld toen hij verdween.
Hij besloot dat de dagen met het meisje er niet toe deden.
De verhouding met Sjors was belangrijker. Ze hadden summier contact gehad. Sjors stuurde af en toe een fotootje van een bezienswaardigheid ergens in het noorden van Vietnam. Matthias stuurde dan een fotootje terug. Van eten, meestal. Nee, niet van het meisje. Dat zou hij, in ieder geval voorlopig, voor zichzelf houden.
De woede op Sjors was afgenomen. Hij had de gebeurtenissen, vanaf de eerste ontmoeting met Andreas, van voren naar achteren door zijn hoofd laten gaan. Het was niet het omgaan met Andreas, hoewel voor hem onbegrijpelijk, wat hem had gekwetst. Het feit dat Sjors had gezegd dat hij saai was, was ingeslagen als een bom. Saai!?
Niet eerder hadden ze zo’n crisis gehad. Was het nu uit wraak dat hij Sjors in z’n eentje door het land liet zwerven? Ze hadden het er inderdaad van tevoren over gehad, dit jaar voor het eerst trouwens, om dingen mogelijk te laten zijn zonder de ander. Het was juist Sjors die ermee was gekomen. Sjors was altijd al de regelaar. Matthias moest bij die gedachte glimlachen. Zijn meeneemlijstjes waren beroemd. Alles stond erop. Wat niet inhield dat alles ook meekwam of gebeurd was. Dat dan weer niet. Matthias dacht aan de keer dat ze op de camping bij het festivalterrein de tent probeerden op te zetten zonder stokken, of die keer dat Sjors woedend was geworden op Farid wiens paspoort was verlopen waardoor deze een spoedaanvraag moest doen maar er zelf bij de Franse grens achter kwam dat hij de zijne op de slaapkamer thuis had laten liggen.
Nee, hij zag er weer naar uit Sjors te zien. Misschien had Sjors wel gelijk met zijn opmerking dat hij saai was. Toch had Matthias het gevoel dat hij altijd al zo geweest was. Behoudend. Nooit haantje de voorste. Het leek Sjors nooit eerder te hebben gedeerd. Tot nu. Maar was het niet zo dat mensen veranderen? Ook mogen veranderen? Er waren bij hem toch ook wel gedachtes over mensen veranderd? Maar altijd over anderen. Niet over Sjors. Maar dat ontsloeg Sjors natuurlijk niet van de mogelijkheid om ten opzichte van hem wel te veranderen.
Hij besloot zich neer te leggen bij het idee dat hij inderdaad best wel saai was en Sjors avontuurlijk. De tijd zou leren of ze met deze nieuwe inzichten met elkaar konden leven. Ook niet meer te veel over piekeren. Hij voelde zich opgelucht, appte Sjors dat hij ernaar uitzag om hem weer te zien. Besprak een goedkoper hostel voor hen beiden en liep de stad in voor een biertje.
VIII
Sjors zag er niet uit. Zijn kleding leek in dagen niet gewassen, hij had schrammen op zijn blote benen, hij leek afgevallen en zijn ogen waren bloeddoorlopen.
‘Wat heb je gedaan? Wat is er gebeurd?’ riep Matthias uit.
‘Niks, niks, nou, ja, niets bijzonders. Behalve dat ik toch nog even door ben gegaan met de beest uithangen. Tot ik jou weer zou zien. Dan zou ik stoppen. Hij greep Matthias bij de schouders, omhelsde hem en zei schor: ‘Matt, Matt, je bent de beste. Heb je een douche voor me?’
Ze liepen het busstation uit waar Matthias Sjors had opgewacht, door de drukke straten van de stad en kwamen na een kwartiertje lopen bij het kleine hostel aan.
‘Op mijn vorige kamer had ik een douche, maar ik dacht dat je liever een goedkope kamer wilde dus je zult in de gang moeten. Maar het is redelijk schoon,’ voegde Matthias eraan toe.
‘Maakt me niets uit, heb je wel zeep voor me?’
Nadat Sjors zich had gedoucht en zijn laatste schone blouse van de bodem van zijn rugzak had opgevist liepen ze de stad in voor een maaltijd.
‘Blij je te zien man,’ begon Sjors. Hij vervolgde: ‘Jij stelde voor om op te splitsen. Je was kwaad op me. Maar ik moest zelf ook nadenken over wat ik nou eigenlijk van jou wilde, of liever gezegd, van mezelf. Onze vriendschap gaat al zo lang terug.’
Hij stopte even en vervolgde toen: ‘Ik beschouwde het als vanzelfsprekend en was eraan gewend dat jij alles deed zoals ik het oké vond. Toen daar kleine veranderingen in kwamen stelde ik de tot dan zo makkelijke vriendschap op de proef. Ik vond dat jij maar met mij moest meegaan in plaats van dat we naar elkaar keken.’
‘Lang terug ja,’ mijmerde Matthias ‘eerste klas Lorensz.’
‘Ja, weet je nog dat we vrijwel direct naar elkaar toetrokken? Mijn moeder was zo blij dat ik eindelijk eens een vriend had.’
‘Dan wel de mijne,’ antwoordde Matthias. ‘Lagere school was een ramp. Duffe, duffe kinderen. Nee, het leek of ik in de hemel kwam in die klas met jou.’
Ze gingen een eettentje binnen en bestelden Banh xeo en Pho.
Terwijl Sjors van zijn soep slurpte vertelde hij over zijn avonturen. Hij had de meest vreemde dingen gedaan. Hij was in de Cu Chi tunnels van de Vietcong geweest, nu een toeristische bezienswaardigheid, hij had een jungletocht gemaakt van twee dagen die behoorlijk zwaar was geweest en had elke avond met andere backpackers zitten drinken. Wel had hij steeds goed op zijn geld en andere bezittingen gelet. Hij was nu uitgeraasd. Hij zuchtte.
‘Ik wilde, ondanks de slechte ervaring met Andreas, nu ik een paar dagen zonder je was, toch gaan feesten. Wel, dat heb ik gedaan. Genoeg voor de hele reis.’
Toen de kom leeg was, Sjors was altijd een snelle eter, keek hij Matthias aan en zei: ‘Ik kan wel heel egoïstisch zijn.’
‘Jawel,’ zei Matthias, ‘maar ík heb altijd veel op je geleund. Het ene gedrag lokt het andere uit, nietwaar. Zullen we allebei wat water in de wijn doen? Ik neem wat meer initiatief, en jij laat je wat meer leiden?’
‘Prima,’ zei Sjors. ‘Nu mag jij mij leiden naar het hostel. O, nee, nu bepaal ik het weer!’ Ze barstten allebei in lachten uit.
‘Nee,’ zei Matthias, jij vertelt me eerst maar eens wat uitgebreider wat je allemaal hebt meegemaakt. ‘Welke nationaliteiten heb je allemaal ontmoet?’
Een hele tijd later was Sjors was uitgepraat en leunde achterover. Hij likte het bordje af waar zijn toetje op had gelegen.
‘Maar nu jij. Wat heb jij in de afgelopen dagen uitgevoerd?’
Matthias noemde het meisje. Sjors keek hem verbaasd aan.
‘O,’ er viel een stilte. ‘Heb je met haar al die lekkere dingen gegeten die je me appte.’
‘Ja, het meeste wel, ik leerde haar kennen op de eerste avond nadat je weg was en ik had overal schijt aan. In mijn achterhoofd zat Em,’ hij keek nadenkend, ‘maar misschien wilde ik iets testen voor mezelf. Misschien wilde ik bewijzen dat ik nog niet vastgebakken zit aan haar. Maar het bleek uiteindelijk niet belangrijke Het was leuk en daarmee klaar. Ik vertel het alleen maar aan je omdat ik het niet verzwijgen wil. Nemen we nog een Che met mango?’
‘Natuurlijk,’ Sjors grijnsde breed.
‘Nou, dat had ik niet verwacht van je, makker! Maar als je het maar naar je zin hebt gehad.
‘s Ochtends als ik met een kater wakker werd moest ik steeds aan je denken. Of je nog kwaad op me was en of je je wel zou vermaken. Nou, over het laatste had ik me dus niet druk hoeven maken.’
Ze genoten van hun tweede toetje en met de armen om elkaars schouders geslagen liepen ze terug naar het hostel om te gaan slapen.
Sjors verzuchtte terwijl hij de dunne deken over zich heen trok: ‘Voelt goed, gaan slapen zonder alcohol. O, nee, één pilsje. Nou ja, één pils is geen pils. Welterusten!’
De schrijver is in zijn nopjes. Hij houdt van die jongens. Hij houdt helemaal niet van ruzie. En nu is die over. Of zal het toch nog na sudderen verderop in het verhaal? Dat ziet hij dan wel weer. Niet alleen in zijn eigen schrijfsels houdt hij niet van ruzies, ook in de boeken die hij leest kan hij uitermate goed uit de voeten met harmonieuze verhalen. Niet de smartlappen natuurlijk, niet de streekromans, maar echte goede schrijvers kunnen ook geluk en voorspoed meeslepend beschrijven. Op zo’n manier dat je je erin onderdompelt en je je verheugt in de voorspoed van de hoofdpersoon. Met de schrijver zelf gaat het op dit moment ook goed. Het is volop lente, de zomer is in zicht. Het schrijfwerk vordert en er is geen vuiltje aan de lucht. Geen enkel vuiltje. Dat kan natuurlijk niet zo blijven. Maar zoals hij zich niet meer druk maakt over sluimerend ongenoegen bij de twee hoofdpersonen van zijn boek, zo maakt hij zich ook geen zorgen meer over eventueel naderend onheil in zijn eigen leven. Hij kijkt de tuin in die geurt en kleurt en onderbreekt zijn schrijfwerk om een kop koffie te maken.
Deel 2
Dagen met Em
IX
De laatste week met Sjors was bijzonder geweest. Ontspannen, hoewel ze wel veel ondernomen hadden. Ook veel met andere backpackers opgetrokken, allemaal leuke mensen. Vanuit alle windstreken waren mensen op reis.
Is dat altijd al zo geweest?
Ze waren nog twee dagen in Ho Chi Min stad gebleven, reisden door naar Phnom Penh, verbleven daar een dag en gingen toen naar Angkor Wat. Hoewel ze al oneindig veel tempels en tempelcomplexen hadden bekeken, zowel in Thailand als in Vietnam als in Cambodja, was dit het meest indrukwekkende.
Hoewel bijna alle toeristen in Azië Angkor bezochten, was het complex zo groot dat ze op sommige plekken niemand tegenkwamen en ze zich af en toe in het filmdecor van the Lord of the Rings waanden. De jungle had bezitgenomen van veel plekken, en hoewel ze konden zien dat de Cambodjanen druk bezig waren met renoveren, waren grote stukken tempel nog onder invloed van het bos.
Ze hadden de hele dag door het complex gezworven. Soms zwijgend, overweldigd door de schoonheid van het geheel, dan weer eindeloos met elkaar discussiërend over een natuurkundig of scheikundig probleem. Ze spraken ook over het naderende afscheid van Sjors en hoe hij ertegenop zag om terug te gaan, vooral omdat Matthias hier zou blijven.
‘Volgend jaar ga ik weer naar Azië,’ was zijn bezwering. ‘Azië is het beste wat een mens kan overkomen.’
‘Mmm’ beaamde Matthias. Hoewel zij beiden nog nooit een ander werelddeel hadden bezocht leek het hem ook uitgesloten dat Afrika of Australië of Amerika kon tippen aan wat ze hier zagen en meemaakten.
Nu verdween het vliegtuig met Sjors tussen de wolken. Matthias voelde zich verward en ontheemd zonder zijn vriend. Hij keek rond op het vliegveld. Hij kende het inmiddels, en tuurde naar de borden hoe laat de airportlink zou gaan. Ondanks de weemoed over het vertrek van Sjors kwam het verlangen op om Em te ontmoeten. Tevens zag hij er tegenop. Tenslotte hadden ze elkaar een heel jaar niet gezien.
Vorig jaar bij zijn eerste bezoek aan Thailand, toen ook samen met Sjors, hadden ze Em en haar vriendin, drie dagen voor ze terugvlogen naar Nederland, ontmoet in een discotheek. Ze waren met elkaar aan het dollen geraakt en Matthias had de laatste twee nachten met haar doorgebracht.
Samen met Sjors was hij teruggekeerd maar Nederland. Hij had een gelukzalig gevoel over zich gehad, de hele terugreis. Hij had zo’n ontzettend leuk meisje ontmoet. Mooi, lief, aardig! En dit keer was het gevoel wederzijds. Een ongekend geluk. Hij zou het gevoel zo lang mogelijk koesteren en haar een afscheids/bedankbrief sturen. Haar vertellen hoe geweldig deze dagen voor hem waren geweest.
Hij stuurde haar een mail vol complimenten en bedankte haar. Ze was het mooiste en liefste meisje dat hij ooit had ontmoet. Hij schreef dat hij hoopte in Nederland ooit ook zo iemand tegen te komen. Hij wenste haar alle goeds in haar verdere leven. Adieu.
Zijn leven ging verder. Zijn derde jaar in Utrecht kwam eraan. Hij zou zijn bachelor afronden, feesten met de jongens in huis, kortom zijn oude leventje weer oppakken.
Maar met adieu had Em geen genoegen genomen. Daags na zijn post was er een appje binnengekomen. Een selfie in een restaurant met een schaal schelpdieren; een selfie van een voorzichtig glimlachende Em.
Natuurlijk had hij haar terug geappt. Ook een selfie, ook eten. Shoarma in de grote keuken met Jan breed lachend naast hem. En zo bleven ze met elkaar in contact. De eerste maanden alleen via app, later via Facetime, tot hij, tot verbazing van zijn moeder, zijn jeugdfoto’s opvroeg. Hij wilde die aan Em laten zien. Ze waren gedurende het jaar dus close geworden, heel close, maar al dit contact was op afstand geweest. Hoe zou het zijn haar in het echt te zien en om haar te kunnen vasthouden?
Hij versnelde zijn pas en liep naar de trappen af richting trein.
Toen hij het restaurant binnenliep zag hij haar niet meteen. Hij was al halverwege de ruimte toen hij zijn naam hoorde. Hij zag haar en liep op haar af.
Ze glimlachten nerveus naar elkaar. Toen begonnen ze tegelijk een zin: ‘How are you?’
Em zei: ‘You first.’
‘You look good.’ Hij lachte er schaapachtig bij.
‘You too!’ Haar glimlach ontdooide de spanning. Ze gingen aan een tafeltje zitten en bestelden eten.
Zoals vorig jaar liet hij haar kiezen. De tafel kwam vol te staan. Net als Matthias was Em ook meermaals per dag met eten bezig. Wat eten we vanavond? Wat vanmiddag? Wat straks? Matthias vertelde dingen over de reis en Em vertelde over haar nieuwe baan. Ze zou door de switch van werkgever een aantal dagen vrij hebben en met hem weg kunnen gaan. De tafel raakte leger en Matthias’ gemoed bedaarde. Dit was wat hij zich had voorgesteld. Met haar eten in het eethuisje, kakelende Thai om hen heen en haar gezicht, haar lieve gezicht in het centrum van zijn blik. Zonder schroom slenterden ze wat later gearmd naar haar flat. Ze hadden geen haast. De nacht was lang genoeg.
Zwarte haren uitwaaierend over het kussen. Zwart zoals van die ander. Maar anders, zo anders. Vorig jaar was ze nog een vreemde. Nu voelde het alsof ze bij elkaar hoorden. Vertrouwd. Dat was een nieuw gevoel. Een onverwacht gevoel. Prettig.
Vandaag was ze vrij, ze zouden de stad ingaan. Hij bleef naar haar kijken. Wat lag ze daar ontspannen. Hij had niet veel geslapen. Na hun vrijpartij was ze als een blok in slaap gevallen. Hij had de slaap niet kunnen vatten. Hij was natuurlijk vreemd in deze kamer. Hij herinnerde zich de poster niet aan de muur met een beeltenis van de Chinese muur. Misschien had die er vorig jaar nog niet gehangen?
De geuren waren ook vreemd. Maar zij rook hetzelfde. Zoet en kruidig tegelijk. Er kwamen geluiden van buiten naar binnen. Bangkok was een stad die nooit sliep. En dan was er het gezoem van de airconditioning. In alle hostels waar hij met Sjors of alleen was geweest hadden ventilatoren gehangen. Maar dit hele complex werd gekoeld door de airco. Tegen de ochtend sukkelde hij een beetje in, om bij het eerste ochtendgloren weer te ontwaken met het prettige gevoel dat er geweldige dagen voor hem lagen. Samen met haar.
X
De zee was totaal glad. Geen rimpel zover als zijn oog reikte. Zowel zee als strand waren totaal verlaten. Matthias was in het eerste ochtendlicht naar buiten gestapt. Hij had een briefje op zijn kussen gelegd waarin stond dat hij even wandelen was.
Dit geluk, het doet bijna pijn. Even afstand.
Matthias bukte zich naar het zand. Kleine krabbetjes liepen door elkaar heen. Hij tilde er een op, bekeek het aandachtig. Hij dacht terug aan zijn kindertijd. Natuur was altijd belangrijk voor hem geweest. Een anekdote die zijn moeder niet moe werd te herhalen was een bezoekje aan de Zoo. Matthias had geen aandacht gehad voor de leeuw die met veel misbaar achter het glas heen en weer liep, maar juist voor de zwarte mier die aan Matthias’ kant van het glas moeite had om omhoog te lopen.
Aandacht voor het kleine. Vandaar zijn studie?
Hij liep een tijdje langs de vloedlijn en keerde toen de zon wat hoger aan de hemel stond terug naar het resort waar Em al opgestaan was en hem even ongerust aankeek. Was alles goed?
Matthias stelde haar gerust, hij nam haar in zijn armen en overlaadde haar met zoveel kussen dat ze beiden de slappe lach kregen.
‘Kom, eten,’ zei Matthias, ‘ik heb honger.’
Na het ontbijt liepen ze op hun gemak naar het motorverhuurbedrijf. Tot Matthias’ verrassing wilde Em een eigen motor en niet achterop. Matthias dacht, zuinig als hij van nature was, aan de dubbele huurkosten. Maar hij sprak die gedachte niet uit. Zo reden ze achter elkaar naar de andere kant van het eiland waar je vanuit een dorpje naar een grote waterval kon lopen.
Ook Em was hier voor het eerst. Ze had eigenlijk naar het noorden van Thailand willen gaan, maar de tocht zou meer dan een dag duren en in aanmerking genomen dat ze vier dagen vrij had, vond Matthias dat niet in verhouding. Bovendien was hij in het noorden al met Sjors geweest.
Het reizen met haar was anders dan met Sjors, bedacht hij terwijl ze door de jungle liepen over het smalle pad dat naar de waterval leidde.
De Thai, en dus Em ook, waren nooit opgewonden, nooit uit hun humeur, nooit gestrest. De bus die hen hier naar het eiland had gebracht was twee uur te laat geweest. Em had het lijdzaam ondergaan, net als de andere Thai die wachtten op de lijn. De paar toeristen echter, die ook het eiland als bestemming hadden vroegen elk kwartier aan Matthias, alsof hij het kon weten, waar de bus bleef.
Hij praatte Em na: ‘Relax, hij komt eraan,’ en deed net alsof hij het als een echte Thai de normaalste zaak van de wereld vond dat de bussen hier niet op tijd reden.
De keren dat hij met Sjors had gescholden op het openbaar vervoer, hier in dit land, maar vooral in Vietnam, waren talrijk geweest. Vaak maakten ze er maar een spelletje van met weddenschappen over hoe lang de vertraging nu weer zou duren en vervolgens hoe hard de chauffeur zou rijden om de verloren tijd weer goed te maken.
De waterval was moeilijker te bereiken dan hen was voorgespiegeld. Er was verteld dat ze na een half uur het pad te volgen bij een tweesprong zouden komen. Vanaf daar was het, als ze het rechterpad zouden nemen nog tien minuten naar beneden wandelen.
Maar zo makkelijk was het niet. Niet na een half uur, maar ook niet na drie kwartier konden ze een tweesprong ontdekken. Het pad was ondanks de droogte van de laatste tijd behoorlijk modderig.
Matthias’ slipper bleef een keer steken en Em verzwikte haar enkel toen ze van een steen afgleed.
‘Zullen we teruggaan,’ had Matthias geopperd. Maar daar had Em niets van willen weten.
‘Het gaat wel,’ zei ze, hoewel dat aan haar trekkende been niet te merken was.
‘Nog een kwartier,’ besliste Matthias, ‘als we dan nog niet de tweesprong hebben bereikt gaan we terug.’
Net toen Matthias, met enige opluchting, want hij begon het zat te worden en zich tevens zorgen te maken dat ze zo stom waren geweest geen water mee te nemen, was daar de tweesprong.
‘Door?’ vroeg hij ten overvloede, want Em liep al naar beneden.
Hij kreeg geen antwoord en liep achter haar aan.
Ook de tien minuten naar beneden bleken geen tien minuten maar een half uur. Maar toen zagen ze wel een van de mooiste watervallen die Matthias in zijn leven had gezien. Het allerbeste was dat er geen enkele toerist te bekennen was. En dus deed Matthias de weinige kleren die hij aan had uit en sprong in het water.
‘Kom er ook in!’ riep hij naar Em.
Maar zij was geen waterrat en liet zich, met kleren aan, voorzichtig van de kant glijden en verder dan tot haar middel wilde ze het water niet in.
‘Kun je het water drinken?’ vroeg hij haar.
‘Waarschijnlijk wel, we moeten het er maar op wagen.’
Matthias vermaakte zich een tijdje met het plagen van Em door steeds water over haar te gooien. Maar toen ze echt boos leek te worden stopte hij ermee. Ze gingen op de kant liggen om op te drogen. De paradijselijke sfeer maakte dat ze wegdoezelden en een uur of wat later maakte Em hem wakker.
‘We moeten nu wel gaan. Naar boven is moeilijker dan naar beneden.’
‘Je hebt gelijk.’ Matthias hees zich overeind.
‘Ik zou wel wat lusten. Waarom hebben we niets meegenomen?’
‘Omdat het maar een klein wandelingetje zou zijn!’
‘O, ja, nou nog een slok water en dan maar op pad.’
Matthias dook nog één keer het water in. Met weinig enthousiasme begonnen ze aan de weg omhoog.
De zon was onder gegaan. Kleine lichtjes markeerden de andere tafeltjes. Het geroezemoes van de gesprekken stoorde hen niet. Ze waren heel blij weer in de bewoonde wereld te zijn. De terugtocht was meer dan tegengevallen. Ondanks dat ze veel van het water bij de waterval hadden gedronken, kregen ze na een halfuurtje klimmen alweer dorst. De enkel van Em deed zeer. Matthias baalde van zichzelf dat hij niet voorbereid was geweest. Maar net toen de zon achter de bomen verdween waren ze bij hun scooters aangekomen en dankbaar dat ze nu alleen nog maar een kwartiertje hoefden te rijden sjeesden ze achter elkaar naar hun hotel.
‘Morgen blijven we lekker op het strand,’ waren Matthias’ woorden toen ze met smaak aten van hun spring rolls.
‘Mee eens,’ glimlachte Em.
‘Geen watervallen meer maar coctails on the beach.’
XI
Matthias werd wakker in het smalle bed. Hij keek naast zich, maar Em was al naar haar werk.
Hij bleef nog even nagenieten, maar stond enige tijd later toch op, kleedde zich aan en wandelde de straat op. Inmiddels kende hij de adresjes voor de lekkerste rijstsoep of een tosti.
De serveersters begonnen hem ook te herkennen en schonken hem hun stralendste glimlach. Vandaag koos hij een tentje in een lommerrijke straat met tafeltjes buiten. Hij checkte zijn telefoon. Stuurde een fotootje van zijn eten naar Sjors. Gisteren had hij dat ook gedaan en kreeg een paar uur later een berichtje terug met een fotootje van de collegezaal waar Sjors op dat moment was met de tekst. ‘Veel liever hier!’
Matthias lachte bij de herinnering en stak een volle lepel rijst in zijn mond.
Na het eten liep hij voor de zoveelste keer langs de fitnessschool. Het was duur, maar zou hij het er toch niet voor over hebben?
Na enige aarzeling liep hij naar binnen. Kocht de dure weekkaart en begon aan een serie krachttrainingen. Dat voelde lekker. Toen hij een uur later bezweet naar buiten kwam twijfelde hij over een ijsje op de hoek maar deed het niet. Straks kwam Em alweer thuis voor de lunch.
Hij genoot van de maaltijden met haar en met haar vrienden. De meeste avonden, tot nu toe, aten ze in een groepje. Ofwel mensen van haar werk, ofwel van de badmintonvereniging. Elke dinsdagavond werd er gebadmintond en hij was voor vanavond ook uitgenodigd. Hij vond het gezellig en interessant om zich helemaal onder te dompelen in haar wereld. Vooral omdat haar meeste vrienden goed Engels spraken. Beter dan zijzelf eigenlijk, hoewel hij blij was dat ze op zijn verzoek, de afgelopen tijd een cursus had gevolgd die al een beetje zijn vruchten afwierp.
Een van haar vrienden had hij vorig jaar kort ontmoet: Kai. Hij was nu een van de eerste dagen dat Matthias bij Em verbleef al poolshoogte komen nemen. Met Kai kon Matthias het bijzonder goed vinden. Ze hadden dezelfde hobby’s en dezelfde humor. Em was met deze match in haar sas. Zij voelde zich nu niet meer alleen verantwoordelijk voor zijn welbevinden als ze in een groepje op pad gingen.
Hij kuierde op zijn gemak terug naar het appartement alsof hij al jaren in de stad woonde.
Zo regen de dagen zich aaneen in een prettig ritme waar Matthias nog eeuwen in had kunnen blijven. Maar het plan was dat hij ook nog alleen op pad zou gaan. Hij twijfelde aan de noodzaak daarvan. Aan de andere kant was het kinderachtig niet te gaan. Was hij bang dit comfortabele leventje vaarwel te zeggen en een nieuw avontuur aan te gaan?
Ook Em drong aan op zijn vertrek. Niet dat ze het niet heel gezellig had met hem, zei ze, maar had hij het zich niet voorgenomen? Je moet altijd doen wat je je voorneemt!
Dus om geen gezichtsverlies te lijden - hij wilde geen slappeling lijken - vertrok hij op een bewolkte en benauwde dag richting Maleisië.
Hij troostte zich ermee dat hij binnen twee weken toch een keer het land uit had gemoeten voor zijn visum. Dat kon hij nu meteen regelen.
Ze hadden de avond ervoor duur gegeten. Tien euro! Een hele uitgave voor een maaltijd in Thailand. De hele nacht hielden ze elkaar omarmd alsof Matthias alweer terugging naar Nederland en niet alleen maar een goeie week naar het buurland.
De bus was nog maar kort op weg of hij miste haar al. Hij probeerde zich te vermannen, en richtte zijn aandacht op de mensen die in de bus zaten. Allerlei types. Meest Thai, maar ook enkele westerlingen die druk met elkaar aan het praten en lachen waren. Ze hadden hem vriendelijk gedag gezegd bij het instappen en Matthias had teruggegroet, maar hij had toch geen behoefte met hen in gesprek te gaan.
Hij dwong zich te verdiepen in zijn eindbestemming en te gaan lezen in de Lonely Planet over Kuala Lumpur en wat er allemaal te doen was.
Toen ze de grens met Maleisië hadden bereikt had hij zijn week uitgestippeld. Twee nachten in de hoofdstad. Ervaren of die stad weer heel anders zou zijn dan Bangkok of Beijing. Dan doorreizen naar twee eilandjes in de straat van Malakka in het Noordwesten. Hij had nog niet veel gesnorkeld en wilde dat daar proberen. Palau Pajar stond er bekend om. En als laatste, als hij langzaamaan weer naar het noorden, richting Bangkok zou reizen, misschien een jungletocht. Behalve het noordwesten van Thailand scheen ook het zuidoosten dichte bossen te bevatten.
Sjors had een jungletocht in zijn eentje gemaakt en de verhalen erover waren zo aantrekkelijk dat Matthias vond dat hij zonder die ervaring niet naar Nederland terug wilde keren.
XII
Matthias vond Kuala Lumpur leuk zoals hij alle grote steden leuk vond. Nauwelijks onderscheid tussen dag en nacht, heel veel eettentjes, wel vond hij het Thaise eten lekkerder. Maar dat kon natuurlijk ook door het gezelschap komen waarmee je de maaltijd deelde. Hij had contact gezocht met een groepje Denen, die, net als hij, ook naar de eilandjes wilde en had afgesproken met hen te reizen, maar eigenlijk vond hij het vermoeiend om steeds nieuwe contacten aan te gaan.
Hij appte Em meermaals op een dag met soms alleen maar een fotootje van een tempel of een bord eten of een smiley, maar schreef ook dat hij haar miste. Zij miste hem ook, zei ze, en hoopte dat hij de laatste week van zijn verblijf in Azië weer met haar zou doorbrengen. Hij kon haar geruststellen. Dat zou hij. Alleen reizen was niet wat hij zich van tevoren in Nederland had voorgesteld. Lekker doen wat je zelf wilde. Ergens heengaan zonder te overleggen. Gamen op je telefoon zolang de batterij het volhield.
De tweede dag liep hij verloren door de stad en had een aantal keren contact met zijn moeder over de cadeautjes die hij zou meenemen naar huis. Wilde ze nou die rode Nikes of toch de wit-zwarte Adidassen? Ook zag en kocht hij een grappig klein olifantje dat kon glimlachen, als souvenir voor Em.
Hij was blij toen het volgende deel van de reis begon en hij samen met de luidruchtige groep Denen in de trein stapte naar het noorden. De boot lag al klaar toen ze uit de trein stapten en Matthias verheugde zich de zee te zien. Er waaide een flinke bries toen ze op de boot stapten naar het eerste eiland. Matthias bleef op dek, maar de Denen gingen naar de bar om te drinken. Dat was niet slim van ze want ze kwamen een voor een zeeziek boven. Gelukkig duurde de overtocht maar een kleine twee uur en konden de Denen, zwabberend op hun benen het vaste land bij Langkawi opstappen. Een meisje: Katrin, zocht contact met hem. Ze vertelde welk hostel ze hadden besproken en vroeg of hij morgen ook mee ging op een snorkeltrip.
‘Graag,’ antwoordde hij. Dit eiland was niet de beste plek ervoor, maar het meisje vertelde dat de boot naar een ander eilandje verderop zou varen. Daar was een beschermd natuurgebied en zou er veel kans zijn om iets moois te zien. Wel was de stroom in het gebied meestal sterk, dus je moest een ervaren snorkelaar zijn. Dat was hij, antwoordde hij haar.
Toch weer andere vissen dan op Bunaken. Matthias en de Denen waren vanochtend al vroeg op de boot gestapt die hen naar Palau Payar bracht. De gids vertelde wat ze konden verwachten aan soorten en daarna waren ze te water gegaan. Katrin bleef steeds in zijn buurt, merkte hij, gisteren had hij wat langer met haar gepraat. Ze studeerde sociale geografie aan de universiteit van Kopenhagen en vertelde hem wat ze leuk vond aan haar studie. Hij vertelde over de zijne, maar veranderde het onderwerp toen hij zag dat ze afhaakte. Ze kregen het over Amsterdam. Ze was er eens geweest en beiden waren het erover eens dat Amsterdam ‘far overrated’ was. Je kon er natuurlijk fantastisch aan dope komen, maar het was er zo druk!
Matthias zag dat ze naar hem gebaarde en wees. Een waanzinnig grote murene zwom traag onder haar door. Matthias stak zijn duim op dat hij hem gezien had. Het water was helder, ondanks de krachtige stroom hadden ze geen moeite in de buurt van de boot te blijven en toen ze na een uur gemaand werden weer aan boord te komen voelde Matthias zich voor het eerst in dagen, sinds hij Bangkok had verlaten, weer helemaal oké.
De dag bleef fantastisch want het hostel had een speciale maaltijd georganiseerd op het strand en Matthias voelde zich opgenomen in de groep waarvan hij slechts met moeite de namen kon onthouden: Morten, Torsten, Bendt, Jens en het meisje Katrin. Die avond maakten ze plannen voor een volgende etappe: de jungle in Zuidoost -Thailand. Matthias besloot met hen mee te gaan. Hij was zoiets al van plan geweest en het was comfortabel om niet alles in je eentje te moeten uitzoeken en regelen.
De volgende dag stond hij op de afgesproken tijd op om met de Denen naar het treinstation te gaan richting Thailand. Maar hij wachtte voor niets. Toen hij een kijkje ging nemen in hun kamer bleek die leeg. Verbaasd vroeg hij de receptie naar hun vertrek.
‘Ze zijn vanmorgen in alle vroegte vertrokken. Het meisje heeft nog wel een briefje voor je achtergelaten,’ zei de man. Hij overhandigde Matthias een vierdubbel gevouwen blaadje waarop met slordige letters was geschreven:
Sorry, Matthias, Jens kreeg vannacht een psychose. Hij ging helemaal door het lint. Hij heeft dat vaker en we waren erop bedacht. Daarom zijn we direct met hem naar het ziekenhuis gegaan.
We gaan niet meer met je mee. Hoop dat je wel een leuke jungletocht hebt. De trein vertrekt om 9:35 uur vanaf het station. Veel liefs, Katrin
Matthias keek beduusd. Zou hij naar het ziekenhuis gaan? Nee, natuurlijk niet, hij kende hen nauwelijks. Katrin een briefje proberen te sturen? Mwah, te veel moeite. Hij besloot geen contact te zoeken maar het plan dat ze samen hadden gesmeed alleen uit te voeren. Hij bedankte de receptionist en liep wat verdwaasd naar het station.
In de trein overdacht hij de gebeurtenissen. Een psychose. Maar goed dat ze met een groepje waren. Hoe kon zoiets ontstaan? Hij zocht op internet de verschijnselen op en wat de stoornis precies inhield en probeerde daarna contact te krijgen met Em. Ze had haar lunchpauze dus hij kreeg meteen contact met haar. Hij vertelde over de afgelopen dagen, dat hij lekker had gesnorkeld en leuke mensen had ontmoet, maar dat hij nu alleen in de trein zat richting Thailand en nog een stop zou maken voor een hike.
Het was fijn haar stem te horen. Zij had de dagen dat hij er niet was gebruikt om bij te slapen en extra te sporten. Ze maakte zich zorgen om haar gewicht. Ze hadden zo veel gegeten!
‘Maak je niet druk,’ zei Matthias, ’je bent prachtig.’ Hij voelde bijna dat ze bloosde en ging verder: ‘Maar sporten is natuurlijk altijd goed.’
Hij vertelde haar wanneer hij verwachtte terug te zijn en dat hij waarschijnlijk de komende dagen geen bereik zou hebben. Met veel ‘bye-bye’ en ‘love you’ namen ze afscheid.
Deel 3
Alle wegen naar Bangkok
XIII
Matthias hijgde, terwijl hij moeizaam de dichtbegroeide heuvel beklom. Vlak achter hem hoorde hij Lois ook hijgen en af en toe kreunen. Eerder had Lois geprobeerd met hem te praten, maar de mannen sloegen hard op zijn hoofd en schreeuwden hem toe. Daarna zweeg hij terwijl ze beiden probeerden het tempo vol te houden waartoe ze werden gedwongen. Het bos was hier dicht en nat. De bladeren en takken sloegen tegen hun benen. Matthias had ontelbare schrammen. Had hij nou maar zijn lange broek aangedaan en niet zo eigenwijs de gids genegeerd. Aan de andere kant: hij was al vaker in de jungle geweest. Hij had altijd veel meer last gehad van de hitte dan van stekende beesten of bloedzuigers. Er zat een lange broek in zijn rugzak. Zou hij proberen? Maar bij de eerste poging om zijn rugzak af te doen werd hij met een stok tegen zijn benen geslagen en gaf hij zijn poging op.
Vanochtend waren Lois en hij begonnen aan een jungletocht in Bang Lang National Park die twee dagen zou duren. Ze waren met een groep van acht toeristen van start gegaan. Het bos zag er die ochtend vredig en wonderschoon uit. De gids had hen beloofd dat ze zeker in de namiddag een groep apen tegen zouden komen. Er leefde een kolonie verderop. In een rustig tempo hadden ze achter elkaar aan gelopen. De meeste toeristen hielden lang stil bij watervallen en bijzondere planten om foto’s te nemen. Nadat ze een paar uur hadden gelopen, begon het te regenen. De meeste toeristen trokken een poncho aan, maar Matthias had daar geen zin in. Het gevolg was wel dat hij binnen een kwartier drijfnat was geworden. Hij had gedacht aan zijn droge T-shirt in de rugzak (gelukkig wel waterdicht) dat hij aan zou trekken als het droog geworden was. Toen ze opnieuw stilhielden op een open plek in het bos waar bijzondere orchideeën groeiden, hadden ze lawaai gehoord. Ineens stonden er bewapende mannen voor hun neus die met hun geweerkolven in het wilde weg tegen de toeristen aansloegen. Hij had die slagen weten te ontwijken, net als Lois, maar de anderen waren in paniek geraakt en enkelen begonnen wild te gillen. Was het geweest omdat Lois en hij rustig bleven dat de mannen hen hadden uitgekozen om met zich mee te nemen? Zo was het wel gegaan. De mannen hadden op een gegeven moment hen tweeën tussen zich in gedreven en gebaard dat ze moesten gaan lopen. Toen dat niet snel genoeg was gegaan naar hun zin, hadden ze hen geduwd en geslagen.
De andere toeristen waren achtergebleven op de open plek. De meesten waren stil geworden, toch was de Britse vrouw, Matthias geloofde dat ze Lenn heette, nog een tijdlang doorgegaan met gillen. Pas nadat ze een hoge heuvel beklommen hadden en die weer afdaalden hoorden ze haar niet meer.
Matthias’ gedachten gingen razendsnel. Wat was dit? Wat gebeurde hier? Waar gingen ze naar toe? Waarom waren ze gevangengenomen?
Hij had geschreeuwd naar de mannen: ‘What do you want? Do you want money?’
Maar de mannen leken geen Engels te verstaan, ‘Phan pi, Phan pi’ schreeuwden ze steeds. Matthias had op zijn reizen een paar woorden Thais opgepikt, maar dit begreep hij alleen door de toon van hun stem.
De regen hield langzaam op. De beloofde apen hadden ze op een gegeven moment in de verte gehoord en Matthias minderde even vaart, maar hij werd direct weer ruw voorwaarts geduwd.
Na de hele middag te hebben gelopen, gerend en soms gestrompeld hielden de mannen halt bij een enorme boom. Ze gebaarden naar Lois en Matthias dat ze moesten geen zitten en bonden de jongens aan elkaar vast met een lang touw. Hun gezichten, die hij nu van dichtbij kon zien, waren onbewogen. Ze waren van middelbare leeftijd, hadden camouflagekleding aan en bandages om hun hoofd. Matthias was blij dat hij kon gaan zitten, maar al snel verdween die opluchting want de natte bladeren op de grond maakten hem in korte tijd opnieuw drijfnat.
‘Hoe gaat het?’ fluisterde hij naar Lois. Hij kon Lois’ gezicht niet zien, want ze waren met hun ruggen tegen elkaar aan gebonden, maar hij voelde zijn hijgen.
‘Goed,’ antwoordde Lois met zachte stem. ‘Wat willen ze van ons?’
Matthias was hem het antwoord schuldig gebleven.
De hele volgende dag werden ze voortgejaagd. Matthias had een goede conditie, maar merkte aan Lois dat hij het tempo ternauwernood kon bijbenen. Telkens als hij achteropraakte sloegen de Thai hem. Tegen de avond kwamen ze aan bij een dorp. Her en der stonden wat hutjes, gegroepeerd om een groter huis op palen. Dorpelingen kwamen hun hutten uit om de groep gade te slaan. Uit het grote huis kwam een man in militaire kleding naar buiten. Hij riep iets naar de mannen en wees naar links.
Ze stopten op een plek waar een aantal kleine barakken stond. Lois en hij werden een van de barakken ingeduwd en ze tuimelden op de grond. Licht scheen door de stammenwand naar binnen, de vloer was van zand, er stond verder niets in. Ze werden niet vastgebonden. Ze hoorden alleen gerammel van een slot op de deur en daarna de vervagende stemmen van de zich verwijderende mannen. Oerwoudgeluiden namen het over. Ze hoorden de kaketoe van dichtbij en in de verte het geschreeuw van een groep apen.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Matthias wederom aan Lois. Deze zag er niet best uit. Hij was naar de wand gekropen en leunde er tegenaan.
‘Laat me je eens bekijken.’ Matthias knielde bij hem neer en bekeek de hoofdwond die eerder sterk had gebloed maar al een tijdje geleden met bloeden was gestopt.
Matthias gokte erop dat ze eten en drinken zouden krijgen en gebruikte wat van zijn water uit de thermosfles om de wond schoon te maken en beter te kunnen bekijken.
‘Nou, het lijkt erger dan het is, geloof ik, maar het zal wel een aandenken worden.’ Het laatste kwam er mompelend uit.
Een aandenken, ja, een leuk aandenken wordt het alleen als we hier levend uitkomen. Wat zijn ze met ons van plan? Zijn we gijzelaar? Maar die rebellen, waar ik over las in een van de blaadjes die in het laatste hostel lagen, die zijn toch niet meer actief? Ik moet hier weg. Overheden luisteren niet naar terroristen. Ik moet hier weg. Wij moeten hier weg.
Maar moet je hem zien! Nauwelijks in staat tot een gewone oerwoudexcursie, en dan nu zo’n ontbering. Nou ja, eerst maar eens even afwachten wat er gaat gebeuren de komende uren.
‘Heb je water voor me om te drinken? Beverig kwam de stem van Lois. Matthias gaf hem de waterfles.
‘Wel nog wat overhouden voor mij. Ik weet niet wanneer we weer wat krijgen.’
Lois knikte. Ze waren beiden stil. Gedachten raasden door Matthias’ hoofd. Na een hele tijd hoorden ze mannen aan komen lopen. Ze hoorden gerammel van het slot. De deur werd opengedaan, een fles water en een pan werden naar binnen geschoven. Eten kregen ze dus in ieder geval. Maar waar moesten ze hun behoeften doen? In de jungle hadden ze kunnen aangeven dat ze moesten en was er steeds een man met hen een stukje meegelopen die de hele tijd een pijl op hen gericht had gehouden.
Matthias riep: ‘Hey, I must piss!’ Maar er kwam geen reactie en na opnieuw het gerammel van het slot, hoorden ze de mannen wegslenteren, ondertussen met elkaar pratend op ruzieachtige toon.
Matthias zag twee lepels in de pan. Hij bedacht dat ze dan maar een gat in de vloer van de hut moesten graven. Eerst maar eten. Hij at de helft van de inhoud. Het smaakte niet slecht. Hij gaf de pan aan Lois. Die schudde zijn hoofd dat hij niet wilde. Matthias twijfelde even. Hij lustte nog wel wat, maar zei toen tegen Lois. ‘Je moet eten, anders verzwak je en komen we hier nooit weg.’
‘Weg?’ zei Lois, en keek hem aan.
‘Ja, weg natuurlijk. We moeten een plan maken. Maar eerst moeten we weten of we hier blijven en of we hier als gijzelaar worden gehouden of dat we worden vetgemest voor het jaarlijkse feestmaal.’ Matthias vond het een goede, macabere grap, maar Lois trok wit weg, dus Matthias voegde er snel aan toe: ‘Grapje!’
Tjezus. Geen conditie en ook geen moraal. Ik kan hem natuurlijk ook hier laten en hulp sturen als ik de bewoonde wereld heb bereikt.
‘Ben je altijd zo stoer?’
‘Nee,’ antwoordde Matthias verrast. ‘Meestal niet. Ik had zelfs een tijdje geleden ruzie met mijn beste vriend over het feit dat ik zo saai was geworden. Maar ja, dat was omdat ik het avontuur niet opzoek. Maar een jungletocht met gids. Tja, ik had dat minder gevaarlijk ingeschat.’
‘Ik ook,’ verzuchtte Lois. ‘Ik ook.’
Ze vervielen weer in stilzwijgen terwijl de avond inviel. Matthias betwijfelde of hij op de harde grond zou kunnen slapen. Het leek erop dat ze in ieder geval hier bleven voor de nacht. Maar nadat hij voor Lois en zichzelf uit de rugzak wat kleren had gepakt om hun hoofd op te leggen was hij toch snel onder zeil. Maar niet voor zijn gedachten eerst naar Em gingen. Wat zou ze doen als hij niet op de afgesproken tijd uit de bus in Bangkok kwam stappen?
XIV
Matthias droomde. Hij droomde over Em. Ze waren met zijn tweeën in Kuala Lumpur. Ze had de rode poncho aan die ze voor de entree van de moskee aan had moeten trekken. Hij had de lange sarong om zijn middel om zijn blote benen onder de korte broek te bedekken. Maar toen wilde Em ineens niet meer naar binnen. ‘Ik moet naar huis,’ schreeuwde ze. ‘Ze wachten op me.’
‘Wie wachten op je?’ probeerde Matthias. Ze antwoordde niet maar liep hard weg. Matthias wilde haar achterna maar kon zijn benen niet bewegen en zag machteloos toe dat ze verdween in de verte. Eerst nog een rood vlekje, later niet meer zichtbaar.
Hij werd wakker en voelde dat hij zweette. Hij probeerde zijn waterfles maar die was leeg. Lois kreunde in zijn slaap. Het was al dag, zag hij aan het licht. Hij stond stijf op en probeerde door de spleten van de stammenwand naar buiten te kijken. Op een plek, ontdekte hij, was er een spleet breder dan de andere. Toen hij zijn oog ervoor hield; hij moest daarvoor op zijn tenen staan, kon hij inderdaad naar buiten kijken. Hoewel zijn blikveld beperkt was zag hij de kleine binnenplaats die hij gisteren ook al had gezien en de barakken eromheen. Een barak tegenover de hunne had een groot hangslot op de deur.
Even later kwamen mannen aanlopen met spullen in hun hand. Ze openden het slot van de barak tegenover de hunne en schoven een pan en een fles naar binnen en sloten de deur weer af. Toen liepen ze op hun barak af. Matthias liet zich snel zakken tot hij op de grond zat. Geknars aan het slot en net als de dag ervoor schoven de mannen eten en drinken naar binnen.
Matthias probeerde opnieuw contact te maken: ‘Sir! Please!’ maar ze gaven hem wederom geen aandacht en verdwenen.
Hij maakte Lois wakker met de mededeling dat er eten en drinken was. Lois zag er niet veel beter uit dan de dag ervoor. Ook keek hij lodderig uit zijn ogen. Matthias besloot er maar niet te veel aandacht aan te besteden en merkte op: ‘Ik denk dat er in de barak tegenover ons ook een gevangene zit.’
‘O,’ nu was Lois’ belangstelling gewekt. ’Waarom denk je dat?’
Matthias vertelde wat hij had gezien. Nu wilde Lois ook door de spleet kijken. Hij was langer dan Matthias en hoefde niet op zijn tenen te staan. Deze blik op de buitenwereld deed hem opleven, merkte Matthias, want hij begon over de ontsnapping die Matthias gisteren had geopperd.
‘Hoe had je dat gedacht? In de nacht? Een gang graven onder de hut?’
‘Eerst moeten we weten of we hier blijven,’ antwoordde Matthias. ‘Het heeft geen zin om moeite te doen als we morgen weer op pad gaan. We wachten in ieder geval vandaag af. Kijken wat er gebeurt. We kunnen ons vandaag bezig houden met het bedenken van verschillende scenario’s.’
Lois knikte. ‘Als ik maar niet zo’n last van m’n lijf had.’
Dan vertelt Lois aan Matthias waarom hij zo’n slechte conditie heeft. Als kind heeft hij polio gehad. Zijn ouders zijn streng religieus en hij is nooit gevaccineerd. Hij herstelde van de ziekte, maar het is bekend dat je na je dertigste weer last van spierslaptes kunt krijgen.
‘Bij mij lijkt dat al op mijn vierentwintigste weer te beginnen.’
‘Wist je dat voor je naar Azië vertrok?’ vroeg Matthias.
‘Nou, de eerste tekenen waren er al wel, maar ik wilde zo graag weg. Ik negeerde ze. Vlak voor de excursie dacht ik er wel voor het eerst serieus over na of ik daar wel aan mee moest doen. Maar toen ik zag welke andere deelnemers er waren dacht ik dat ik hen wel bij zou kunnen houden.’
Matthias glimlachte toen hij aan de Amerikaanse kortademige vrouw dacht en de dikke jongen uit Peru.
‘Maar hoe gaat het nu verder? Op de korte termijn bedoel ik, de komende weken?’
‘Geen idee,’ was Lois’ antwoord. ‘t’ Kan vriezen en het kan dooien.’
Matthias besloot eerlijk tegenover hem te zijn en besprak waar hij over twijfelde.
Alléén vluchten en hulp halen voor Lois of samen vluchten met de kans dat Lois een remmende factor was.
‘Je moet je door mij niet laten tegenhouden natuurlijk,’ Lois keek er bedrukt bij, ‘maar ik wil wel heel graag met je mee.’
‘Oké,’ zei Matthias, ‘we doen vandaag nog niks maar bedenken wat we kunnen doen.’
De rest van de dag besteedden ze aan het bespreken van hun situatie. Ze waren twee dagen lopen verwijderd van de bewoonde wereld. Ze waren in westelijke richting gelopen (volgens Matthias, Lois wist dat niet te beamen). De groep rebellen leek niet groot, maar in hoeverre werkten de bewoners van het dorp met hen mee? Onderweg hadden ze geen tekenen van bewoning gezien totdat ze hier bij deze kleine nederzetting waren aangekomen. Zouden ze een poging kunnen wagen om bij de ontsnapping hun mobieltjes te pakken? Die waren meteen van hen afgepakt. Hun tas was doorzocht en ook hun geld was in beslag genomen. Maar de mobieltjes zouden toch leeg zijn, om over bereik hier in de jungle maar te zwijgen.
De hele dag gebeurde er verder niets behalve dat er ‘s avonds weer eten en water om de deur werd gezet. Ze probeerden de geluiden te interpreteren die vanaf de binnenplaats klonken en keken af en toe naar buiten. Maar er was niet veel beweging.
De volgende dag echter werden ze wakker van lawaai. Matthias haastte zich naar de kijkspleet. Hij zag dat de deur van de hut aan de overkant openging en er nu geen pan om de deur werd gezet maar twee mannen naar binnen gingen. Toen ze weer naar buiten kwamen duwden ze twee gehandboeide mensen voor zich uit.
Een meisje en een jongen. Blanken, zag Matthias. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij de figuur van de jongen in zich opnam, maar verklaarde zijn gedachte voor onmogelijk totdat Lois en hij óók door de mannen de hut uit werden gesleept en ze tegenover elkaar stonden.
Lois en hij, een meisje en Andreas.
De schrijver maakt zich zorgen. Het boek vordert niet snel genoeg. De pagina’s worden te vaak herschreven. Telkens worden er weer stukken tekst weggegooid. Waarom zou hij het boek eigenlijk afmaken? Naar erkenning door uitgave hunkert hij niet. Als hij bedenkt hoeveel slechte boeken er worden uitgegeven kun je er niet zeker van zijn dat een uitgave kwaliteit betekent. Maar de omslag, ja over de omslag is hij heel tevreden. Bloedrode letters op groen. Het groen van Azië. Maar om een verhaal af te schrijven om de omslag gedrukt te hebben - Hoe vreemd is dat? Ach, hij ziet wel. Zolang hij elke week een stukje schrijft, in een ritme blijft. Het maakt niet uit hoelang het zal duren. Toch?
XV
Matthias knipperde met zijn ogen. Maar het was zo. Tegenover hem stond Andreas, in slechtere staat dan de laatste keer en ook zijn grijns was verdwenen, maar hij was het.
Ze staarden elkaar enige tijd aan. Tenslotte zei Matthias: ‘Wat doe jij hier?’
‘Tja, verkeerde afslag,’ was het nietszeggende antwoord.
Ze werden gestoord door het schreeuwen van de mannen, ze begrepen zonder het te verstaan dat ze moesten gaan lopen. Richting bomen. Vooraan de stoet liepen twee mannen, daarachter Andreas en het meisje, dan weer twee mannen, dan Matthias en Lois en de laatste twee mannen sloten de rij.
Lois fluisterde: ‘Je kent die jongen?’
‘Helaas wel. Hoe hij hier terecht komt? Hij kruist steeds mijn pad. Eerst in China, daarna Vietnam, nu hier in Thailand. Je zou aan tovenarij gaan denken.’ Matthias’ stem was grimmig.
Ten eerste was hij verbaasd en boos dat hij deze figuur alweer tegenkwam. En dan op zo’n onmogelijke plek. Maar ook vond hij het niet prettig om weer naar een andere plek te moeten. Hun gevorderde plan om uit de hut te breken hoefde niet verder uitgewerkt. Toch was zijn brein met de nieuwe situatie alweer koortsachtig aan het nadenken. Acht mannen en vier gevangenen. Moest mogelijk zijn. Als hij tenminste iets wist te verzinnen op de handboeien.
Voor hen struikelde het meisje. Een bewaker sloeg haar overeind. Andreas schreeuwde en probeerde de bewakers aan te vallen waardoor hij zelf klappen kreeg. Maar Matthias was verrast. Andreas had dus nog wel enig gevoel in zijn flikker. Zou het meisje zijn vriendin zijn?
De hele dag liepen ze voort met af en toe met een kleine pauze waarin de mannen met elkaar overlegden en de gevangenen gelegenheid hadden wat met elkaar praten. Matthias kwam erachter dat het meisje Evy heette en oorspronkelijk uit Australië kwam. Zij en Andreas hadden elkaar pas tien dagen geleden leren kennen toen ze in hetzelfde hostel zaten in Narathiwat en ze besloten met dezelfde excursie mee te gaan.
Ze bleken op dezelfde manier te zijn gevangen genomen als Matthias en Lois. Na een halve dag wandelen in het bos waren ook bij hen mannen vanuit het niets verschenen, hadden hen tweeën omsingeld, de rest van de groep met rust gelaten en hen met veel geweld voortgestuwd tot de nederzetting die ze vanochtend hadden verlaten.
Maar Andreas en Evy hadden geen idee waarom ze gevangengehouden werden.
De hele dag liepen ze voort, tot ze tegen de avond in een soortgelijk kampement kwamen als waar ze vandaan kwamen. Ze werden weer twee aan twee in een hut gestopt, maar dit keer lagen de hutten naast elkaar zodat het mogelijk was met elkaar te converseren.
Ze kregen eten en hielden zich stil. Toen de stemmen van de mannen zich verwijderden begon Andreas ineens te praten.
‘Ik heb nog een telefoon,’ zei hij. ‘Ik heb er altijd twee op zak. -Voor nood- klonk het zachter erachteraan. Ze hebben er maar een in beslag genomen.’
‘Heb je bereik?’
‘Het lijkt erop,’ was het antwoord, ‘ik heb een blokje zwart. Maar mijn stroom is wel bijna op. Ik heb hem vandaag daarom uitgezet, want met nog een uurtje is het wel gedaan.’
Matthias dacht na. Met z’n vieren ontsnappen. Het moest mogelijk zijn. Waarschijnlijk zouden de mannen, verder weg van de bewoonde wereld, minder oplettend zijn.
Als ze wisten waar ze zich bevonden, was het makkelijker om te ontsnappen.
‘Kun je zien waar we zijn?’ vroeg hij Andreas.
‘Ja,’ kwam het even later. ‘We zijn in de buurt van een klein dorp. Dertig kilometer verderop ligt een stad. Maar daartussen ligt wel een brede rivier.’
Matthias besloot zijn kaarten op tafel te leggen en te vertellen wat hij van plan was.
‘Doe je mee? En Evy? Of hoor je soms bij die mannen?’ voegde hij er cynisch aan toe.
‘Nee,’ was het korte antwoord, ‘ik ben slecht, maar met hen heb ik niets te maken.’
Hij vervolgde met zachte stem: ‘en als je ons hieruit haalt ben ik je eeuwig dankbaar.’
‘Probeer iemand te bereiken met de mededeling dat we gevangen zijn, en waar.’
‘Dat heb ik al geprobeerd,’ zei Andreas, ‘maar de app wil niet weg.’
Lois had tot dusver niets gezegd, maar vroeg nu aan Matthias: ‘Met z’n vieren? Hoe wil je dat doen?’
Zijn wond was weer gaan bloeden en na deze lange dag in het oerwoud zag hij er weer slechter uit.
‘Ik kan ook in mijn eentje proberen hulp te krijgen. Maar ik ben geen Thai, en dus zal de overheid, de politie, niet erg genegen zijn ons te helpen. Hij dacht terug aan het politiebureau waar ze de gestolen portemonnee en telefoon van Sjors gingen melden. Ineens vlamde zijn woede jegens Andreas op. Hij riep naar de hut naast hen: ‘Is die telefoon die je nog hebt soms van Sjors? En heb je zijn geld nog?’
Er kwam eerst geen antwoord, en toen dat er wel kwam ging het niet over geld of de telefoon van Sjors, maar met de mededeling dat Evy ook weg wilde lopen.
Lois, ondertussen, knikte naar Matthias. Hij wilde ook nog steeds ook een kans wagen.
Matthias sliep die nacht niet. Hij bekeek de verschillende scenario’s van alle kanten. Of ze bleven nog een of meerdere dagen in deze hut. Of ze gingen weer op pad. Als ze hier bleven konden ze het beste in de nacht ontsnappen. Hij dacht aan de aansteker die de ontvoerders niet hadden gevonden in zijn rugzak. Hij kon brand maken. De hut platbranden. Eerst het slot natuurlijk zodat ze niet zelf in de vlammen omkwamen.
Of ze moesten tijdens de tocht een truc bedenken. Met zijn vieren acht mannen overmeesteren. Dat was zonder hulpmiddelen en met bewapende tegenstanders niet makkelijk, zo niet onmogelijk. Nee, het beste was in de nacht te proberen te ontsnappen. Hoe laat zou het nu zijn? Al wel voorbij middernacht. Als ze het nu zouden doen zou hun voorsprong niet erg groot zijn. Op zijn vroegst kon het dus morgennacht. Als ze morgen weer verplaatst werden was het afwachten hoe de nieuwe plek eruit zou zien. Als ze zouden blijven kon het geen kwaad deze plek alvast minutieus te onderzoeken. Aan de andere kant: in het donker kon hij toch niet veel beginnen. Hij dwong zich te gaan liggen op de harde grond en te proberen in slaap te komen.
Het eten en drinken werd weer om de deur gezet. Matthias was al een tijdje wakker. Hij had zich om de wond van Lois bekommerd en deelde zijn plannen met de buren.
Andreas antwoordde dat hij ook de hut zou onderzoeken en gedurende de dag goed zou opletten welke geluiden hij kon onderscheiden van de bewakers. Ze hadden geen andere mensen gezien dan de acht die hen door het oerwoud begeleidden maar misschien woonden er toch nog andere mensen in de buurt?
Ze wachtten in spanning of ze opgehaald werden om verder te trekken maar hoorden geen enkel geluid meer nadat de bewakers die eten hadden gebracht verdwenen waren.
Komende nacht dus. Hoe groot was de kans op succes? Met een zwakke medereiziger, een schurk en een meisje waar hij helemaal niets van wist. Het slot forceren, meteen nadat de bewakers het avondeten hadden neergezet. Dan weg. Zonder lawaai te maken. Noordwaarts moesten ze, maar welke kant was dat?
Hij verdrong de gedachten aan Bangkok en Em. Negeerde de paniek die wilde toeslaan bij de gedachte aan de mogelijkheid dat hij haar nooit meer zou zien. Het zou lukken. Het moest lukken. Het kon toch niet waar zijn dat hij zijn leven hier zou laten in het land waar hij het liefste was, maar waar hij toch nog weinig van wist. Hij had wel gelezen van de onlusten in dit gebied een tiental jaar geleden. Maar wat was er nu aan de hand? Waren de ontvoerders nog steeds van dezelfde groep als toen? De groep die van de vier zuidelijke provincies een eigen staat wilden maken? Maar wat was hun doel met hen? Ze hadden bijvoorbeeld helemaal geen foto’s of zoiets van hen genomen om hun eisen, welke deze ook mochten zijn kracht bij te zetten.
Ineens bedacht hij dat de toeristengroep de ontvoering natuurlijk aan de wereld kenbaar moest hebben gemaakt. Zouden ze misschien zelfs al naar hen op zoek zijn? Was het wel slim om zo’n groot risico te nemen? Konden ze niet beter wachten op hulp die uiteindelijk zou komen?
De dag duurde lang. s’ Middags viel hij even in slaap tot hij wakker werd van de stem van Lois die tegen Matthias fluisterde: ‘Er zijn nu meer mannen op het terrein.’
‘Shit, laat mij eens kijken.’ Net als hun vorige hut was ook deze van palen gemaakt waarbij je op sommige plekken naar buiten kon kijken.
Hij zag inderdaad een wat grotere groep mannen een eindje verderop staan die met hun bewakers aan het praten waren.
Wat komen die hier doen? Overleggen ze of we doortrekken of niet? Of krijgen ze orders? Zijn ze net aangekomen?
Hij vroeg het aan Lois.
‘Ik hoorde ze aankomen door het bos’.
Na een tijdje namen de mannen afscheid van elkaar. Een groep verdween het oerwoud weer in, de andere groep verdween in de hut verderop.
Die middag gebeurde er verder niets vreemds en Matthias kon alleen maar denken aan zijn plan en hoeveel kans van slagen dat had. Hij begon te twijfelen aan het gebruik van vuur. Zou het niet gaan stinken? Zou er geen rookpluim opstijgen die de mannen konden zien? Hoe meer hij erover dacht, hoe belachelijker en hachelijker het plan hem voorkwam. Hij deelde zijn twijfels met Lois.
‘Ik weet misschien wel iets anders.’ Het kwam er schuchter uit.
‘Wat dan?’ vroeg Matthias zonder vertrouwen dat het iets zou kunnen zijn.
‘Het slot op deze deur is een schuifslot, geen hangslot,’ vervolgde Lois. ‘Ik heb het weleens bij de hand gehad dat ik zo’n slot van binnenuit open heb gekregen.’
Geen hangslot, zoals bij de eerste hut, verrek, dat is zo. Dat is me helemaal ontgaan.
‘Hoe heb je dat gedaan dan?’ vroeg Matthias, zonder zich af te vragen waarom Lois zich had moeten bevrijden.
‘Met een stokje door een gleuf op de hoogte van de schuif en dan millimeter voor millimeter de pin proberen weg te schuiven. Ik zou al kunnen proberen om de opening een beetje bij te vijlen.’
De stem van Lois kwam nu krachtiger, alsof hij er al pratend in begon te geloven.
‘Hebben Andreas en Evy ook zo’n slot?’
‘Jazeker, je kunt het horen als er bij hen eten naar binnen wordt gezet.’
‘Verrek. Goed plan, Lois!’
Lois keek Matthias blij aan. Ik kan een stokje proberen, maar misschien is het metaal van mijn sleutelhanger recht te buigen. Dan heb ik nog iets sterkers te pakken.
Matthias vond zichzelf een idioot. De hut in de fik steken. De gedachte alleen al. En als het klopte dat de hut van Andreas en Evy ook een schuifslot hadden konden zij, wanneer ze vrij waren, die vanaf buiten makkelijk losschuiven.
‘Waar wachten we op?’ zei Matthias enthousiast.
‘Ze moeten toch eerst nog ons avondeten neerzetten?’
‘Ja, maar de spleet kunnen we al proberen wijder te maken, dat merken ze niet.’
Matthias vertelde fluisterend de nieuwe plannen aan Andreas en Evy terwijl Lois begon met de voorbereidingen.
Aan het eind van de middag werd hun eten gebracht. Matthias kreeg het taaie vlees en de koude rijst nauwelijks naar binnen maar dwong zich toch te eten en maande Lois hetzelfde te doen. Toen hun bord leeg was keek hij Lois met fonkelende ogen aan en vroeg: ‘Ben je er klaar voor!’
XVI
Zijn hart bonsde in zijn keel. Hij zag sterretjes voor zijn ogen en hoewel hij wist dat het bij zijn metgezellen niet veel beter kon zijn, snauwde hij hen toe: ‘Doorlopen!’
Lois had het slot verrassend snel open gekregen. Ze hadden het terrein bespied. Er was niemand te zien. Ze schoven het slot van de andere hut open en maanden Andreas en Evy zonder geluid mee te komen. Ze schoven de sloten weer terug zodat, met wat geluk, hun verdwijning pas de volgende ochtend zou worden ontdekt. Matthias gebaarde dat ze in westelijke richting moesten verdwijnen. Andreas fluisterde: ‘We zouden toch naar het noorden gaan, naar die stad?’
Matthias zei dat hij wilde laten lijken dat ze westwaarts waren verdwenen zodat de mannen hen eerst in die richting zouden zoeken.
Ze zorgden ervoor dat ze sporen achterlieten door takken af te breken en roekeloos door het bos te lopen. Na een kwartier maakte Matthias duidelijk dat ze nu onzichtbaar voor spoorzoekers in een wijde bocht om het kampement zouden lopen om noordwaarts verder te gaan.
Andreas had de batterij van zijn telefoon gespaard en na een tijdje vroeg Matthias: ‘Gaan we zo goed?
‘Nog iets meer naar links, denk ik.’ De stem van Andreas klonk schor.
Even dacht Matthias aan verraad, maar die gedachte schoof hij opzij. Als dat het geval was kon hij er toch niets meer tegen doen. Hij had de twee nu eenmaal op sleeptouw genomen. Hij moest geloven dat Andreas net zo graag de bewoonde wereld wilde bereiken als hij.
Dertig kilometer. Moet in een dag te doen zijn. Nu is het lastig lopen, hoewel het gelukkig bijna volle maan is. Maar morgen moeten we goed door kunnen lopen. We kunnen ook wel een dag zonder eten. En in de buurt van de stad is een rivier. In ieder geval water. Hoe lang kunnen we het volhouden? Hoelang houdt Lois het vol? Wat schreeuwen die apen. Moeten die niet ‘s nachts slapen? Zijn ze eigenlijk gevaarlijk voor mensen? Shit, waarom bereid ik me altijd zo slecht voor!
Evy bleef achter.
‘Kan het even iets langzamer,’ smeekte Andreas.
‘We kunnen wel even rusten,’ besloot Matthias.
Ze voegden de daad bij het woord en zeiden niets. Alleen hun gejaagde ademhaling was hoorbaar tussen de dierengeluiden.
Na een tijdje werd die rustiger.
‘Gaan we het redden?’ vroeg Evy met zachte stem.
Matthias keek haar voor het eerst wat langer aan.
Lief meisje leek het. Hoe kwam ze hier met Andreas terecht? Hij besloot dat het nu niet het moment was om daar een gesprek over te beginnen en zei: ‘We hebben een goede kans. Ik weet alleen niet hoeveel rebellen, of wat het ook voor mensen zijn die ons gevangen hebben genomen, in het oerwoud verblijven. Het kan zijn dat we op een ander kamp van hen stuiten. Daarom moeten we zo min mogelijk praten en zo voorzichtig mogelijk zijn. We weten de richting. Het zal nog moeilijk genoeg zijn om richting te houden als de telefoon leeg is. Als we het redden tot de stad moeten we zien dat we op een trein stappen of ergens hulp krijgen. Maar waarschijnlijk zitten zowel de politie als de bewoners er niet op te wachten om ons te helpen. Ook in de stad moeten we dus uiterst voorzichtig zijn. Maar vanuit daar hebben we meer kans om in de bewoonde wereld te bereiken.’ Bangkok bijvoorbeeld, voegde hij er in gedachten aan toe.
‘Kunnen jullie weer? Dan gaan we.’
Ze hesen zichzelf overeind en volgden Matthias dwars door struiken en langs bomen. De maan scheen roerloos op hen neer.
Na nog een uurtje was het gedaan met de batterij van de telefoon van Andreas.
Ze hadden nog wel kunnen zien dat er een weg naar het noorden liep op ongeveer een kilometer afstand van waar ze zich bevonden. Ze moesten die weg zien te bereiken. Dwars door het oerwoud ging het te lastig, te zwaar en daardoor te langzaam.
Na een tijdje zei Matthias: ‘Het is te donker om goed koers te kunnen houden. We gaan proberen wat te slapen en vertrekken weer bij het eerste licht. Iemand moet wel wakker blijven om op te letten. We hebben nog een uur of vier voor het weer licht wordt. Ik stel voor dat ik begin en na twee uur Andreas wakker maak. Akkoord?’
Niemand protesteerde. Ze probeerden het zich makkelijk te maken door bladeren bij elkaar te schuiven voor een zachtere ondergrond.
Wat zijn ze snel in slaap gevallen. Ben ik de enige die zich volledig bewust is van het gevaar waarin we ons bevinden? Zouden de rebellen, zo noem ik ze maar voor het gemak, onze koerswijziging, naar het noorden bemerken? We moeten wel het dorpje links laten liggen. Te veel kans dat daar rebellenvriendjes zitten. Wat is het donker! En wat is er veel geluid in het bos. Zullen we het gaan redden? Denkt Em nu aan mij? Wat zal Sjors opkijken als hij hoort dat ik hier zit, op de vlucht met zijn oude maatje Andreas. Vanuit de stad naar Bangkok zien te komen, nog een week met Em en dan naar huis, naar mijn kamer, afstuderen.
Ineens leek dat hele idee hem absurd. Afstuderen, nog twee jaar. Volgend jaar weer naar Bangkok om nogmaals te testen of ze bij elkaar hoorden: Em en hij. Onzin. Hij wist het al. Zij was het bij wie hij wilde zijn. In Bangkok of elders.
Eerst hier weg. Hij zuchtte en probeerde beter op de omgeving te letten en niet in gedachten weg te dromen. Anders kon hij net zo goed gaan slapen.
Tegen de tijd dat hij Andreas wakker maakte, wat nog niet zo makkelijk ging, was hij toch zo vermoeid geraakt dat ook hij snel in slaap viel tot de dageraad zich meldde.
XVII
De volgende morgen leek alles moeizamer te gaan dan de dag ervoor. Lois bleek wel weer van grote waarde toen hij volhield dat ze meer naar het oosten moesten om het pad te bereiken en dat inderdaad zo bleek te zijn. Maar toen het pad eenmaal gevonden was bleef hij achter. Matthias probeerde hem te activeren met opbeurende praatjes, maar Lois leek de wanhoop nabij toen hij zei: ‘Gaan jullie maar zonder mij. Mijn energie is op.’
‘Doe niet zo gek, zei Matthias en Andreas stelde voor dat hij suiker moest hebben. Ze moesten even wat tijd pakken om vruchten te zoeken.
Evy had al snel wat gevonden.
‘Weet je zeker dat ze eetbaar zijn?’ vroeg Matthias wantrouwend.
‘Ja, zeker,’ klonk het afgemeten uit Evy’s mond.
‘Hier,’ zei ze tegen Lois. ‘Dit zal je goed doen.’
Ook de anderen deden zich tegoed aan de vreemde vruchten die hier in overdaad groeiden.
Na een kwartiertje zei Lois: ‘Het gaat wel weer.’
‘Gelukkig,’ reageerde Matthias. Hij was erop gebrand om iedereen in veiligheid te brengen, maar wat als dat zijn eigen veiligheid in de weg stond?
Ze gingen in langzamer tempo voort. Het pad was vrij goed begaanbaar, maar toen ze ‘s middags stemmen hoorden in de verte verlieten ze het pad in allerijl, om het op afstand te volgen.
‘We zijn, denk ik, in de buurt van het dorpje gekomen,’ mompelde Andreas.
Nu pas? Het dorpje was toch vlakbij het kamp had Andreas gezegd. Zijn we zo weinig opgeschoten? Of is dit een ander dorpje? Nou, ja als we maar in noordelijke richting doorlopen dan moeten we toch vanzelf in die stad komen.
Matthias vroeg Andreas niets, maar ging op zijn informatie af dat de stad noordwaarts lag en dat het pad daarnaartoe leidde. Ze liepen de hele middag min of meer stevig door en gingen, toen ze alweer een tijdje geen menselijke activiteit hadden bemerkt, weer op het pad lopen hetgeen het tempo behoorlijk opvoerde.
Hoe hard gaan we per uur? Bij een normale wandeling op verharding vijf kilometer per uur? Maar hier lopen we, denk ik, maar de helft zo snel. Dertig kilometer gedeeld door twee en een half is
Hij moest er lang over nadenken. Zijn geest was zwaar, moe.
Na drie keer heen en weer rekenen had hij het te pakken. Twaalf uur!
Ze hadden de eerste nacht een uur of drie gelopen. Vandaag ongeveer vijf uur, schatte hij. Nog vier uur!
Dat zouden ze vandaag niet meer halen. Maar iedereen liep zonder klagen en achter te blijven door. Alsof ze in een trance liepen. Nog een uurtje, dan zou de schemering weer invallen. Hij was diep in gedachten toen ineens de rivier voor hun neus opdoemde. Het pad ging over in een brug die voor de helft ingestort was.
Kapot gemaakt door de rebellen? Zwemmen dan maar. Sterke stroming, ach het zal wel lukken. Hoewel, Lois?
De breedte van de rivier, minstens vijftien meter verontrustte hem.
Matthias keek Lois aan. Hij kon niets van zijn gezicht aflezen.
‘Ik kan niet zo heel goed zwemmen,’ kwam de stem van Evy.
‘Ik kan ook niet zo goed zwemmen,’ echode Lois.
‘Hoe staat het met jou?’ vroeg Andreas.
‘Mij zal het wel lukken,’ antwoordde Matthias.
‘Mij ook, maar dan moeten we dus een oplossing bedenken voor Lois en Evy. Maar vanavond lijkt het me sowieso niet meer verstandig. Elk moment kan de duisternis invallen.’
‘Inderdaad,’ zei Matthias. ‘We slaan hier ons kamp op. ‘Evy zoekt vruchten, Lois rust alvast uit en wij bedenken een list. Andreas keek Matthias vrolijk aan. Voor het eerst zag Matthias dat hij een open en vriendelijk gezicht had. Wat was er toch met hem aan de hand geweest, en waarom was hij nu wel oké?
Hij zuchtte, en bedacht dat dat nog steeds kon wachten tot later.
‘Een list ja. Een bootje? Nee dat zou te veel tijd kosten. Touw?’ Had hij er maar een.
Zijn hardop uitgesproken gedachten werden door Andreas beantwoord.
‘Van lianen kun je een touw maken. Lang genoeg om de overbrugging te maken. Jij zwemt met het touw naar de overkant, ik houd het touw aan het andere uiteinde hier vast. Lois en Evy kunnen met behulp daarvan naar de overkant zwemmen en ik kom als laatste. Ik heb er dan ook nog wat houvast aan.
Matthias dacht na. ‘Goed idee,’ moest hij toegeven.
‘Zolang het licht is kunnen we nog proberen lianen te vinden en die zo knopen dat ze goed vast zitten. Zodat Lois of Evy niet meegesleurd worden door de stroom,’ mompelde hij erachteraan.
‘Top.’ Andreas voegde de daad bij het woord en liep het woud in om lianen te vinden. Hij kwam na enige tijd onverrichter zake terug. Het was al donker geworden en hij had een mes of iets anders wat scherp was nodig.
Eerst maar eens rusten. Nadat ze zich tegoed hadden gedaan aan de vruchten die Evy had gevonden, deden ze pogingen een comfortabel onderkomen voor de nacht te maken.
Evy en Andreas, die overdag niet veel met elkaar gesproken hadden, kropen bij elkaar en ook Lois en Matthias zochten elkaars nabijheid op. Alle vier sliepen ze snel in.
Toen Matthias wakker werd waren Andreas en Lois verdwenen.
‘Het bos in,’ zei Evy, ‘om lianen te zoeken.’
Zij had al een bergje vruchten bij elkaar gezocht voor het ontbijt. Matthias maakte gebruik van de gelegenheid om een praatje met haar aan te knopen, maar Evy liet niet veel los. Ja, ze had Andreas pas een paar dagen geleden ontmoet en ze kwam uit Australië. Maar meer dan haar verzuchting dat ze bang was dat haar ouders zich zorgen gingen maken omdat ze al een paar dagen niets van haar gehoord hadden, liet ze niet los.
Matthias liet het er maar bij, maar bedacht tevens dat het toch best wel handig was om in een groep te opereren. Hoe had hij in zijn eentje geweten welke richting op te gaan en wat te eten? Hij had geen idee van eetbare planten of vruchten.
Andreas en Lois kwamen even later terug uit het bos. Het was hen gelukt lianen te snijden met een glasscherf die ze aan de oever van de rivier hadden gevonden. Nu moesten ze de einden aan elkaar knopen. Ze waren daar nog een tijd mee zoet voordat Andreas tevreden was over de stevigheid van het geheel. De zon stond inmiddels al hoog aan de hemel toen Matthias zich in het water liet glijden. Het was kouder dan hij had verwacht. Na twee stappen begon de stroming al aan zijn benen te trekken. Maar hij was in goede conditie, hoewel hij zich door het karige dieet van de laatste dagen slap voelde. Maar hij zou het wel redden. Het moest.
Hij liep zolang mogelijk en ging toen zwemmend verder. Schuin tegen de stroom in, om zich af en toe even te kunnen laten afdrijven. Halverwege was zijn adem gaan piepen. De inspanning viel hem tegen. Maar hij moest. Hij dacht aan Em en aan zijn ouders. En aan de andere reisgenoten. Het moest lukken. Het moest.
Uitgeput kwam hij aan op de andere oever. Na een minuut of wat maakte hij de liaan vast aan een boom die op de oever stond en stak zijn hand op naar Andreas, Lois en Evy op de andere kant.
Hij zag dat Lois langzaam het water in waadde. Toen begon hij te zwemmen, zich tevens voorttrekkend aan het touw. Het leek Matthias tergend langzaam te gaan. Toen Lois halverwege was begon Matthias hem aan te moedigen.
‘Kom op Lois, nog even!’ Dat leek effect te hebben want het ging iets sneller. Doodsbleek kwam hij aan wal, daartoe geholpen door Matthias. Hij liet zich op de grond vallen en zei: ‘Laat me maar even, het gaat wel. Zorg dat Evy goed overkomt.’
Matthias richtte zijn blik op de overkant. Daar was inmiddels Evy inderdaad begonnen aan haar oversteek. Die leek vlotter te gaan dan de oversteek van Lois, tot ineens een knoop brak en Evy de liaan niet meer beethad. Andreas gaf een schreeuw en liep het water in maar Evy had door een paar ferme zwemslagen het afgebroken touw toch weer te pakken en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging met behulp van het touw, dat nu met de stroom afdreef, de andere oever te bereiken. Andreas kwam achter haar aan. Hij had nu toch niets meer aan het touw en zwom op eigen kracht. Zijn rode haar vlamde op boven de grijze rivier. Hij haalde langzaam Evy in, die door het afdrijvende touw nu veel langzamer vooruitkwam en kon haar het laatste stukje helpen.
Ook zij klommen bleek en dodelijk vermoeid op de oever, geholpen door Matthias en Lois die ademloos hun tocht hadden gevolgd.
XVIII
‘Ik ben je een verklaring schuldig,’ begon Andreas.
‘Inderdaad,’ beaamde Matthias, ‘maar ik weet niet of ik het nog hoef te weten.’
‘Ik zou het anders graag doen,’ vervolgde Andreas, ‘zodat je voortaan misschien anders over me denkt.’
‘Nou, brandt maar los dan,’ zei Matthias.
Hij wist niet zeker of hij geïnteresseerd was in het verhaal van Andreas. Waarom hij steeds hun pad had gekruist en er met Sjors’ geld vandoor was gegaan. Maar misschien was Sjors wel nieuwsgierig, zeker als hij ervan zou horen dat Matthias met Andreas aan rebellen waren ontkomen na een ontvoering tijdens een jungletocht.
Hij nam een slok van zijn bier en keek Andreas aan.
Ze hadden het gered om de stad te bereiken zonder aandacht te trekken. Eerst waren Andreas en Matthias polshoogte gaan nemen. Ze bemerkten niets verdachts en besloten het erop te wagen een hostel voor de nacht te bespreken en vanuit daar te gaan zoeken of er een trein- of busstation was vanwaar ze verder konden trekken. Andreas haalde Lois en Evy op en liet ze onafhankelijk van hem inchecken.
Toen ze de stad in zicht kregen en Matthias bedacht dat ze bijna in veiligheid waren, realiseerde hij zich ineens dat ze geen geld hadden. Geen geld, geen creditcard. Wel een telefoon. Maar geen oplader.
Alsof Andreas zijn gedachten raadde zei hij. ‘Ik heb nog een creditcard. Ook een reserve, nee, niet die van Sjors,’ vervolgde hij terwijl hij Matthias aankeek, ‘die was al snel geblokt. Ik kan een hostel betalen voor ons allemaal en een oplader kopen, dan hebben we een telefoon.’
‘Is dat niet link,’ vroeg Lois. ‘De rebellen weten je naam van de creditcard die ze uit je rugzak hebben gepakt.’
‘Staat onder een andere naam.’
Matthias merkte dat hij, ondanks zichzelf, toch ontzag had voor de, weliswaar onwettige, maar wel ingenieuze trucjes van Andreas.
Ze hadden ingecheckt in een klein hostel en Evy en Lois eropuit gestuurd om wat eten te kopen.
Met een bier van het hostel zaten ze tegenover elkaar op de onderste bedden van twee stapelbedden. De telefoon lag op te laden aan een geleende lader.
Andreas begon haperend.
‘Nou, je weet dat ik jullie voor het eerst zag op het grote plein in Beijing.’
Matthias knikte.
‘Ik had jullie al een tijdje gevolgd zonder dat jullie het merkten. Ik was alleen op pad. Ik vond dat ik weinig aansluiting kreeg met andere backpackers. Ik had ook geen goede reden om op reis gegaan. Ik was gekwetst door een meisje thuis en dacht dat ik het haar betaald kon zetten door te verdwijnen. Ik wilde bewijzen dat ik genoeg aan mezelf had. Dat was niet zo. Ik was superongelukkig.
Toen zag ik jullie, jullie waren zo...’ Hij stopte.
‘Zo één met elkaar. Zo op jullie gemak, zo echt vrienden.’
Hij stopte nogmaals.
‘Ik was jaloers, wilde een stukje van jullie kameraadschap en toen al heel snel bleek dat dat niet ging -jij moest mij niet-’ hier keek hij Matthias verslagen aan, ‘toen wilde ik wat jullie hadden kapotmaken.’
Matthias fronste. Jaloers? Dat is wel een heel raar excuus.
Maar Andreas ging verder: ‘Ik was geen leuke jongen, ik zei het al, gefrustreerd, vervelende jeugd, nou ja, het gewone werk.’
‘Maar hoe…,’ interrumpeerde Matthias.
‘Hoe ik wist waar jullie steeds waren? Ik was de eerste avond al vrienden met Sjors geworden op Facebook. Daardoor kon ik jullie volgen.’
Matthias dacht aan de wekelijkse updates op Facebook die Sjors plaatste voor het thuisfront.
‘Ik dook weer op in Vietnam en bij het stappen raakte ik zo geïrriteerd door de manier waarop Sjors over jou sprak! Alsof jullie bloedbroeders waren ofzo. Toen kwam het in mijn stomme kop op om hem eens een lesje te leren over vriendschap en hoe het voelt als je daarin bedrogen wordt.’ Andreas sloeg zijn ogen neer en vervolgde: ‘Jullie hebben niet eens aangifte gedaan tegen mij!’
‘Jawel,’ zei Matthias, dat probeerden we wel, maar we wisten je achternaam helemaal niet!’
‘Ach, dat had Sjors toch kunnen weten.’ Andreas schudde meewarig zijn hoofd.
‘Maar goed, via hem kon ik jou ook volgen en kwam het onzalige idee in me op om me op jou te concentreren.’
Andreas schraapte zijn keel. ‘Maar toen ontmoette ik Evy. Ik was de hele tijd mijn onaangename zelf, maar op een avond raakte ze toch met me aan de praat en omdat ik haar zo leuk vond liet ik blijkbaar mijn masker vallen en werden we verliefd op elkaar. Ik had de jungletocht al afgesproken en zij wilde mee.
De rest weet je.’
‘Ja, de rest weet ik,’ antwoorde Matthias.
‘Ik schaam me.’
‘Nou, laat maar. Wat er gebeurde was ook wel goed voor wat er tussen Sjors en mij gebeurde. Het was aanleiding om onze vriendschap eens te herijken.’
Andreas schrok. ‘Ik ben toch niet de oorzaak voor een verwijdering tussen jullie?’
‘Even wel,’ glimlachte Matthias, ‘maar we zijn weer goed. Hij zit lekker in de schoolbanken te verlangen dat ‘ie ook nog hier was.
Zoals het er nu uitziet gaan we Bangkok nu veilig bereiken, denk ik, en dan nog twee weken, dan zie ik hem weer.’
Nu verdween Matthias’ glimlach. Ja, Sjors zien, dat zou fijn zijn, maar de rest? Nederland? Nee, de gedachte die hij in het bos had toen iedereen in slaap was gevallen en hij op dat moment zeker wist dat hij bij Em wilde blijven was blijven hangen en alleen maar sterker geworden.
Maar van die gedachtes hoefde hij Andreas geen deelgenoot te maken. Bovendien waren ze nog niet in veiligheid. Nog niet helemaal.
Matthias droomde. De hut stond in brand. Hij schreeuwde tegen Lois: ‘Heb jij dat gedaan? Hoe stom kon je zijn.’ Maar Lois was ineens Andreas geworden en wilde hem aanvallen met een mes. ‘Stop,’ wilde hij roepen, maar het kwam zijn mond niet uit. Met enorm kabaal stortte het dak in. Het werd donker en ineens liep hij in het oerwoud. Bladeren en boomwortels belemmerden hem de doorgang. ‘Laat me erdoor,’ riep hij, maar niemand hoorde het. Hij was alleen.
‘Kom!’ iemand zat aan zijn arm te rukken. ‘Lois en Evy zijn al naar het station. Wij moeten nu ook gaan.’
Gisteravond hadden ze op internet uitgezocht hoe ze naar Bangkok moesten en hoe laat.
Evy had een app naar haar ouders gestuurd. Ze wist niet of de buitenwereld iets te weten was gekomen over de vier gekidnapte westerse jonge mensen. Maar ze wilde dat nieuws, als het Australië zou bereiken graag vóór zijn. Maar ze kreeg meteen een onschuldig appje terug van haar vader. Het was duidelijk dat hij niets wist en wenste haar een fijne tijd.
Met Lois’ ouders was het wel anders. Lois was met zijn ouders op vakantie. Zij logeerden met zijn drieën in een hotel in het dorpje waar de excursie was begonnen. Omdat zijn vader niet helemaal in orde was, was Lois in zijn eentje met de excursie meegegaan. Het werd een lang telefoongesprek, vol oh’s en ah’s en gehuil aan de andere kant van de lijn.
Lois’ ouders waren inmiddels in Bangkok om op de ambassade te proberen hulp voor hun zoektocht naar hem te regelen.
Andreas gebaarde dat hij moest kappen met het telefoongesprek en Lois eindigde het gesprek met de verzekering dat hij in veiligheid was en zo snel mogelijk naar Bangkok kwam.
‘Pffff, sorry, ze zijn in alle staten.’ Lois veegde zijn voorhoofd af.
‘Logisch,’ reageerde Matthias. ‘Ik zal Sjors even appen, kijken of er iets in Nederland bekend is. Liever bericht ik mijn ouders even niets.’
Hij durfde niet te bekennen dat hij het telefoonnummer van Em helemaal niet kende. Maar gelukkig was ze altijd online op Facebook, dus op zijn melding dat hij oké was maar iets later in Bangkok zou arriveren had ze meteen geantwoord dat dat in orde was.
‘Hoef jij niemand te berichten?’ vroeg Lois aan Andreas.
‘Nee,’ was het korte antwoord. Hij keek naar Evy en zei: ‘Evy gaat met mij mee naar Nederland. Ze wil wel eens zien hoe de wereld er aan de andere kant van de aardbol uitziet.’
Evy glimlachte verlegen. ‘Ik ben een jaar op reis. Niets ligt van tevoren vast. Nu ik Andreas heb ontmoet wil ik wel eens zien waar hij vandaan komt.’
Matthias en Lois glimlachten ook. Ze kenden haar nog steeds niet goed, maar ze leek een aardig meisje.
XIX
Matthias liep met Em over Rama 4 Road. Over een uur had hij een interview op de universiteit. Ze hielden elkaar bij de hand. Matthias genoot van het lopen door de stad, van de hitte die opsteeg van het zwarte asfalt, hoewel zijn voeten opgezet waren omdat hij voor de gelegenheid zijn dichte schoenen had aangedaan en de slippers thuis had gelaten. Maar bovenal genoot hij van de aanwezigheid van Em aan zijn zij. Als hij de test goed zou doorstaan en aan het werk kon, zouden ze zich een groter appartement kunnen veroorloven en een en ander gaan inrichten. Een keuken zou heel prettig zijn. Hoe hij ook genoot van het eten op straat, toch verlangde hij ernaar zelf te koken. In Em’s appartement was een warmhoudplaatje het enige attribuut dat aan een keuken deed denken. Hij was nu een maand terug in Bangkok en langzamerhand was zijn idee werkelijkheid geworden. Eerst stelde hij voor om zijn terugkeer naar Nederland uit te stellen en in die tijd merkte hij dat zijn weerzin tegen terugkeer naar Nederland en zijn oude leven steeds sterker werd. Wat had het voor zin om zijn master te halen nu hij zeker wist dat er maar één ding in het leven belangrijk was. De liefde.
Waarom zou hij wat hij het liefste wilde nog twee jaar uitstellen? Hij wilde in Bangkok blijven. Met haar.
Hij had het idee voorzichtig bij Em neergelegd.
Haar terughoudendheid om haar emoties echt te tonen, ingebakken in de Thaise cultuur, had haar ook nu belet om zich duidelijk uit te spreken. Maar inmiddels meende hij haar nu wel zo goed te kennen dat haar brede glimlach een toezegging was, een toenadering, een belofte.
Matthias herinnerde zich het telefoongesprek met thuis. Natuurlijk had hij eerder al contact gehad om over de ontvoering te vertellen en te zeggen dat hij zijn terugreis had uitgesteld om eerst bij te komen van de gebeurtenissen. Zijn moeder wilde meteen naar hem toekomen maar hij wist haar te overtuigen dat het nu goed met hem ging en dat hij even rust wilde.
Bij het tweede contact met thuis, toen hij vertelde dat hij in Bangkok bleef, riep zijn moeder dat ze nu, nu meteen tickets ging kopen om hem te zien. Om hen tweeën te zien.
Ze kende Em van foto’s, had ook wel haar stem gehoord en was haar als vanzelfsprekend gaan zien als de vriendin van haar zoon, maar nu hij besloot daar te blijven werd het toch wel de hoogste tijd om naar Bangkok af te reizen.
Matthias kon haar nu niet meer tegenhouden en toen hij een paar dagen later zijn ouders uit het vliegtuig zag komen schoot hij vol. Zijn moeder huilde en zijn vader grijnsde en omhelsde hem stevig.
Het was fijn om met hen in zijn geliefde stad te zijn en hen alles te laten zien waar hij zo van was gaan houden.
Van zijn ouders gingen zijn gedachten naar Sjors.
‘Waarom heb ik nou gezegd dat je saai was!’ was zijn eerste uitroep toen Matthias hem op de hoogte stelde van de afgelopen gebeurtenissen.
‘En Andreas! Nee! Niet mogelijk!’
Sjors was perplex en opgewonden. Verderop in het gesprek liet hij wel merken dat het natuurlijk best wel heel eng en gevaarlijk was geweest, maar o, wat was hij er graag bij geweest.
Matthias moest lachten om zijn vriend.
In een later gesprek, toen Matthias hem op de hoogte stelde van zijn plannen om te blijven was het juist lang stil geweest.
‘Weet je het zeker? Ik vind Em ook heel leuk, en van Thais eten droom ik nog af en toe maar man, voor altijd? En je studie dan. Je had ambities. Shell, Unilever, Akzo.’
Matthias onderbrak hem. Misschien blijf ik hier niet voor altijd. Maar voor voorlopig in ieder geval wel. Ik ga eerst aan de slag bij een school. Dat schijnt makkelijk te zijn hier, heb ik gehoord. Daarna ga ik verder kijken. KPMG zit hier. Misschien hebben ze genoeg aan een bachelor student. En misschien ga ik ooit nog wel afstuderen. Maar voorlopig blijf ik hier.
Hij besloot het gesprek met: ‘En komende zomer ben je onze gast!’
Over de rebellen had hij niets meer gehoord. Alle vier de ontvoerden waren terecht en de Thaise regering had het bij deze uitkomst gelaten. De Nederlandse regering had hen laten weten dat er een negatief reisadvies was voor die vier zuidelijke provincies. Wisten ze dat niet?
Lois ouders hadden nog wel stampij gemaakt bij de Thaise overheden, maar dat had niets opgeleverd. Ze hadden Lois verboden ooit nog naar Zuidoost-Azië te gaan. Lois had Matthias een knipoog gegeven. Dat zou hij nog wel zien, leek hij te zeggen.
Van Andreas had hij niets meer gehoord. Die was met Evy naar Nederland vertrokken. Matthias hoopte dat hij zijn nieuwe zelf zou blijven en met Evy gelukkig zou worden.
‘Wakker worden!’ Em stootte hem aan. ‘We zijn er. Ik wacht hier in deze bar. Succes!’
Ze kneep hem in zijn arm bij wijze van bemoediging en Matthias liep naar de ingang van het witte gebouw. De eerste keer van vele. Zo hoopte hij. Hij rechtte zijn rug en voelde zich er klaar voor.
Klaar voor een ander leven.
Nawoord
De schrijver legt opgelucht zijn pen neer. Figuurlijk gesproken natuurlijk, het is de eenentwintigste eeuw en hij maakt zijn manuscript op een computer. De opluchting is deels terecht. Want het verhaal mag dan klaar zijn, het boek is dat nog lang niet. Er komt nog veel meer werk. Nakijken. Na láten kijken, nog erger. Mensen die er niets in zien. Die je vragen wat je dan bedoelt met die ene alinea. Hij kan het ook aan niemand laten lezen natuurlijk. Dat zou het fijnst zijn. Geen commentaar hoeven aanhoren. Het boek alleen voor zichzelf in de kast te zien staan.
Maar de echte fouten moeten er wel uit. Toch maar iemand laten meelezen dan.
Hij heeft tijd genoeg. Er is geen deadline, behalve zijn idee dat het in het najaar wel klaar moet zijn met het boek.
En dan naar de drukker. Bij die gedachte komt een brede glimlach op zijn gezicht. Alle wegen naar Bangkok in de kast. De groene voorkant met de rode letters. Dat is voldoende. Het boek in de kast voor zichzelf om steeds weer even te pakken en stukjes in te lezen en terug te denken. Terugdenken aan de tijd waarin het verhaal speelt. Want natuurlijk is het zijn eigen verhaal. Zoals elk boek iemands eigen verhaal is, ook al wordt het fictie genoemd.
Alle wegen naar Bangkok
IV
Sjors was aan het spetteren in het water terwijl Matthias op zijn rug op de rotsen lag en omhoogkeek het wijde blauw in. Wolken dreven af en toe voorbij en als hij zijn blik iets naar beneden richtte zag hij de groene bomen en de grijze, vreemd gevormde rotsen op de hellingen aan de overkant van het water.
Vang Vieng heette deze plaats die ze volgens andere backpackers zeker moesten bezoeken. Na een korte vliegreis en een lange busreis, waarbij Matthias uitgeslapen genoeg was om het landschap goed in zich op te nemen, waren ze aangekomen bij de brede rivier Nam Song.
Het eerste wat in Laos opviel was dat alles groen was. Lichtgroen, donkergroen, mosgroen, flessengroen, smaragdgroen, grasgroen, bleekgroen en alle overige tinten groen die je kunt bedenken.
Matthias verwonderde zich over het licht, de ruimte en de kleuren en genoot van de geluiden die vanaf het water kwamen en veroorzaakt werden door de talloze bootjes met toeristen die voorbijvoeren. Omdat hij een hoger gelegen rots had uitgekozen om zich neer te vleien leek het of de geluiden van ver kwamen.
Hij hoorde Sjors zijn naam roepen, richtte zich op, gebaarde dat hij later kwam, het koele water in. Hij genoot nu nog te veel van de zon op zijn huid en wilde helemaal doorstoofd zijn voor hij zich weer in het rimpelloze water begaf.
Hier altijd blijven liggen, luisteren naar het gebabbel op de achtergrond. Nooit meer naar Nederland terug met zijn mistige herfstdagen, zijn benauwde zomers, zijn kwakkelwinters met bruine natte sneeuw. Wat houdt Sjors het lang uit in het water, straks wordt zijn huid nog helemaal gerimpeld. Jammer dat hij zijn IPod niet bij zich heeft. Had hij kunnen luisteren naar Potter. Goed voor z’n Engels; dat gesproken boek. Hoe vaak heeft hij het nu al gelezen? Toch al minstens al drie keer. Plus de keren dat mama het voorlas. Ach, ja, die eindeloze middagen in de ligstoel onder de esdoorn, luisterend naar mama totdat ze zei dat ze schor werd. Het wegdromen. Net als nu. Hij was altijd een dromer geweest.
‘Klootzak!’ Wreed werden Matthias’ gedachten verstoord. Sjors gooide een plens water over hem heen. Kwaad, maar toch lachend sprong hij op om Sjors het water in te duwen, daarbij zelf ook in de rivier belandend. Proestend kwamen ze beiden boven water. Ze hielden nog een schijngevecht, daarbij aangemoedigd door enkele mensen in bootjes. Met een onbesliste uitslag klommen ze weer op de kant, waarna ze zich beiden overgaven aan niets doen.
‘Gaan we morgen die grotexcursie doen?’
Sjors’ stem klonk loom. Ze lagen nog steeds op de rots. Het was aan het einde van de middag en de stroom toeristen was opgedroogd. Ze waren beiden in slaap gevallen, ondanks de harde ondergrond.
Hun ritme, als dat al bestond in Nederland, was hier geheel in de war geraakt.
‘Staan onze brommers er nog?’
Matthias keek op. Ze hadden vanmorgen in het stadje brommers gehuurd en waren over de hobbelige weg hierheen gekomen. Maar solide sloten zaten er niet op, dus het was misschien wel wat onzorgvuldig om in slaap te vallen en niet op te letten. Maar ze stonden er gelukkig nog.
‘Kom,’ zei Matthias. ‘Ik heb honger. Laten we teruggaan naar het dorp. Kijken of ze hier ook Pad Thai hebben.’
‘Thai!’ zei Sjors. ‘Wat denk je zelf?’
‘Nou, ja, Pad Laos dan.’
Het werd ‘sticky rice’. Voor Matthias met kip, voor Sjors alleen met groenten. Ze zaten in een achterafstraatje aan formicatafeltjes. Uit een jukebox klonk inheemse muziek. Verderop zaten toeristen. Twee meisjes. Sjors en Matthias hadden naar hen geknikt en waren verderop gaan zitten.
Toen de tafel vol stond met eten en Matthias net een eerste hap naar zijn mond bracht kwam een van de meisjes naar hen toe, schudde haar blonde haar naar achter en vroeg in het Engels of ze zin hadden in een feestje vanavond. Duidelijk niet haar moedertaal, dacht Matthias.
‘Waar komen jullie vandaan?’ vroeg Sjors.
‘Frankrijk’, zei het meisje. Het meisje met het donkere haar, boven op haar hoofd in een paardenstaart gebonden, was ook bij hun tafeltje komen staan en vroeg wat in het Frans aan de blonde.
Franse(!) meisjes. Dat kan toch niet waar zijn. Die donkere ziet er wel leuk uit. Ook niet zo opdringerig als die blonde. Maar Frans…Altijd nuffig in het zwembad in Crest, daarvoor ook altijd al op de campings aan de Cèze. Die taal alleen al, en geen enkele Fransman, hoe hoogopgeleid ook, spreekt Engels! Hij had nooit begrepen waar de Francomania van zijn ouders vandaan kwam. Maar, ja, zij hadden elkaar al en hoefden niet op vrijersvoeten in een land waar de meisjes altijd koel en op afstand bleven.
Oké, het Franse eten is lekker. Hij houdt van de bewerkelijke keuken. Roomsauzen, eend met olijven, fazant met choucroute, gans met morieljes, creme brulée, flan. Ja… de toetjes. Hij heeft de huisgenoten in zijn studentenflat regelmatig versteld doen staan met zijn mediterrane kookkunsten. Op die vaardigheid is hij ook uitgekozen, uiteindelijk, bij zijn zoveelste hospiteeravond voor een studentenkamer in Utrecht. Hij had opgeschept over zijn kookkunsten. Maar het ook waargemaakt. Behalve van de Franse-, was hij ook fan van de Italiaanse keuken. Veel soberder. Daar gaat het over de ingrediënten, je moet de beste uitkiezen. Neem nou het simpele pastagerecht pasta aglio olio, wie heeft hij er niet een plezier mee gedaan.
‘Hee, Matt, waar zit je met je gedachten. Zin in een feestje?’
‘Prima,’ antwoordde Matthias snel. Met Sjors was alles anders. Sjors had altijd snel contact, met iedereen. En een feestje? Waarom niet?
‘Waar is het, en hoe laat?’
De meisjes smoesden even met elkaar en legden in gebrekkig Engels uit waar het was. Niet ver uit het centrum lag een grote witte villa. Daar woonde een rijke westerling die het leuk vond jonge mensen te ontmoeten en hij hield bijna elke week een feest. Tegen tienen zou het beginnen, als ze wat bier mee konden nemen zou dat gewaardeerd worden.
‘We zullen er zijn,’ antwoordde Sjors. De meisjes gingen terug naar hun tafeltje om verder te eten. Toen ze klaar waren en wegliepen zwaaiden ze vrolijk en riepen ‘See you tonight!’
Gedoucht en geschoren liepen Sjors en Matthias enkele uren later de heuvel op naar de witte villa die van verre te zien was. Het gebouw baadde in het licht en de muziek was ook al te horen.
‘Ik ben benieuwd,’ zei Matthias, ‘het vorige feestje liep niet helemaal volgens plan.’
‘Dat zeg jij,’ antwoordde Sjors. ‘Ik vond het wel grappig. Het was lang geleden dat ik een lekker potje had gevochten.’
‘Geintje!’ riep hij er snel achteraan toen Matthias boos opzij keek.
‘Ik heb de feestjes liever wat vredelievender,’ bromde Matthias.
‘Nou, dan ga jij maar bij de blowers zitten, ik ga eens lekker uit mijn dak met dansen. Ik hoor vanaf hier dat onze gastheer een goede muzieksmaak heeft.’
De jongens liepen het terrein op dat geheel open was. Aan het geschoren gras kon je zien dat het privéterrein betrof. Het grasveld liep tot aan het huis en de voordeur stond wijd open. Rondom het huis stonden grote brandende toortsen en er was ook elektrische verlichting opgehangen. In de enorme hal die een kasteelachtig trap naar boven liet zien was het al heel druk. In een openvallend hemd kwam een oudere man op hen af. Joviaal stelde hij zich voor: ‘Julius, and where are you from?’
Op Sjors’ antwoord dat ze uit Nederland kwamen reageerde de man zeer enthousiast. Hij was daar meermalen geweest en vond het een verschrikkelijk ‘cool’ land. Matthias vond dat een rare uitdrukking voor een volwassen man. Ze lieten zich door hem meenemen naar een van de bars. Alle vertrekken bleken al vol met dansende en drinkende mensen. Toen de man zich naar nieuwe gasten spoedde proostten Sjors en Matthias met elkaar. Ze hadden hun biertjes laten ontkurken door de barkeeper, maar te zien aan de gevulde bar was hun bijdrage niet echt nodig geweest.
‘Kom,’ zei Sjors, ‘ik zie daar onze Franse meisjes. Die willen vast wel dansen.’
Dat was het geval. Na enig giechelen lieten ze zich meetronen naar de dansvloer.
Matthias zakte bezweet in een luie bank. Iemand hield hem een joint voor. Hij nam een trekje, maar hield het daarbij. Zij danspartner was hij kwijtgeraakt, Sjors zag hij nog wel tussen de dansende mensen, maar het blonde meisje was niet meer bij hem. De sfeer was behoorlijk uitgelaten, je zou bijna kunnen zeggen opgefokt. De meeste mensen waren onder invloed, zo niet van alcohol, dan wel van drugs. Hij had al verschillende pilletjes aangeboden gekregen, maar had ze afgeslagen. Ook in Nederland bezondigde hij zich daar zelden aan. Alleen binnen het vertrouwde gezelschap van zijn huisgenoten had hij weleens geslikt bij een feest. Maar de bevrediging woog niet helemaal op tegen de angst voor verlies van decorum. Hij hield het bij alcohol. Veel beheersbaarder.
Toen hij een beetje was uitgerust stond hij op en liep naar buiten. Het was een gave plek om te wonen, bedacht hij. Uitzicht tot aan Thailand, bij wijze van spreken. Die gedachte leidde naar Em. Wat zou ze aan het doen zijn? Hij mijmerde verder over morgen: grotexcursie? Dan Vietnam? Daarna zou hij haar zien.
Zijn gedachten werden onderbroken doordat hij een stoet auto’s aan zag komen rijden. Het waren er een stuk of zes, allen gelijk. Ze reden langzaam naar boven. Ze hadden geen lichten aan. Vreemd.
Toen ze dichterbij waren gekomen zag Matthias het woord Police op de zijkanten staan.
Shit, natuurlijk veel te luidruchtig. Veel te veel aandacht getrokken. Alleen maar westerse mensen. We moeten hem smeren. Al die drugs in het huis. Ze geloven nooit dat wij die niet hebben genomen. Sjors is nog binnen. Mijn telefoon, de code om elkaar te waarschuwen! Wat is die code ook alweer? Wat een toestand. Waarom reageert hij niet? Naar binnen dan.
Matthias spoedde zich via de achterkant het huis in. De politieagenten waren inmiddels aan de voorkant uitgestapt. Hij hoorde stemmen via een megafoon en ineens schreeuwende mensen. Matthias liep naar de ruimte waar hij Sjors voor het laatst had gezien en werd bijna omvergelopen.
‘Weg, weg hier! Politie! Politie! Weg!’ Iedereen schreeuwde door elkaar. Gelukkig zag Matthias Sjors en Sjors zag hem ook. Hij sprong over een kluwen mensen die doordat ze te lam waren om recht op hun benen te lopen waren gestruikeld, pakte Matthias bij zijn arm en schreeuwde: ‘Rennen!’
Sjors en Matthias vlogen het gebouw uit, het grasveld over, werden nageroepen, maar keken niet om. Pas bij hun hostel hielden ze halt en lieten zich uitgeput tegen de muur zakken.
Bij de receptie vertelden ze dat ze gezien hadden dat er politie was binnengevallen in het grote huis op de heuvel.
‘Goed dat jullie er niet bij waren,’ nam de man aan. ‘Gebeurt heel vaak. Die jongelui zitten wel een paar dagen in de bak. En ze zijn een hoop geld kwijt om er weer uit te komen.
Jullie waren er toch echt niet bij?’ Hij keek hen ineens wantrouwend aan.
‘Nee,’ stamelde Sjors, ‘Nee, natuurlijk niet.’
De gelaatstrekken van de man verzachtten zich weer en hij vervolgde: ‘Jullie willen morgen een grotexcursie doen, toch? De gids staat om negen uur klaar. Doe makkelijke kleding en schoenen aan. En rust een beetje uit, het is geen makkelijke tocht.’
Matthias en Sjors keken elkaar aan. Ze waren nog niet bekomen van de enerverende avond en nu werd hen alweer iets spannends voorgeschoteld.
‘Laten we eerst maar gaan slapen. We kunnen morgen altijd nog afzeggen.’
‘Goed idee,’ beaamde Matthias. ‘Pfff, in ieder geval voorlopig geen feestjes en bars meer!’
Ze liepen naar hun kamer. Matthias betwijfelde of hij snel in slaap zou kunnen vallen maar dat gebeurde toch. In zijn dromen kwam de politie alsnog hun hostel binnenvallen en hen arresteren, maar in werkelijkheid gebeurde er niets.
V
De busreis naar Vietnam zou twaalf uur duren en was tot nu toe verre van ontspannend. De meeste passagiers hadden zoveel bagage bij zich dat het gangpad vol stond met koffers, dozen en manden waaruit verschillende dierengeluiden kwamen. Gekakel werd afgewisseld met luid geblaat en gesis. Het gesis kwam van een rode kat die de hele tijd met de oren achterover argwanend door de opening van een mandje keek en blies.
Ze hadden afgezien van de grotexcursie in Vang Vieng. Matthias had nog wel redelijk geslapen, maar nu was het Sjors bij wie de grond te heet onder de voeten voelde. Na een slechte nacht had hij Matthias bij het ochtendgloren wakker gemaakt en gezegd dat hij wilde gaan.
‘Ik heb helemaal geen goed gevoel bij gisteravond. Als we hier blijven rondhangen zal iemand ons misschien herkennen. Ik heb ineens geen zin meer in gedoe. In Vietnam zullen ook wel grotten zijn. Kom, we gaan.’
Hij had Matthias’ antwoord niet afgewacht maar zijn spullen gepakt en was begonnen ze in de rugzak te stoppen.
‘Oké, oké,’ reageerde Matthias verbaasd, ‘zelfs geen ontbijtje?’
‘We halen wel iets op weg naar de bushalte,’ was ook hier Sjors’ onverwachte antwoord.
Ze rekenden af bij de receptie, gaven een kleine fooi omdat ze de grotexcursie niet lieten doorgaan en spoedden zich naar de bushalte aan de rand van het dorp.
Na een uur of twee was het begonnen te regenen. Ze waren al die tijd, de geluiden proberend te negeren, in een spelletje schaak verdiept. De regen was geen miezerregen of gezellige lenteregen maar een hevige slagregen. Alles om hen heen werd donker. Omdat ze het schaakbord niet meer konden zien besloten ze dat Sjors het laatste spelletje had gewonnen. Daarmee was de tussenstand van de schaakpotten deze vakantie gelijk.
De regen hield aan.
Ze hadden een korte sanitaire stop bij een tankstation en hoewel ze de korte afstand naar het houten gebouwtje hadden gerend, droop de regen van hen af toen ze hun stoelen weer bezetten en de bus langzaam weer op gang kwam. Sjors en Matthias keken uit naar het einde van de reis. De verwachting was dat ze tegen de avond de grens met Vietnam zouden passeren. Niet ver van de grens lag Dien Bien Phu, bekend om de laatste slag om de Vietnamese onafhankelijkheidsoorlog. Sjors en Matthias hadden besloten dat ze daar een stop in zouden lassen voor ze verder trokken naar Hanoi.
‘Wat een noodweer! We hebben tot nu nog niet veel gemerkt van het regenseizoen, maar vandaag lijkt het allemaal tegelijk te vallen.’
Matthias had deze laatste zin nauwelijks uitgesproken of de bus begon te glijden.
Het was niet meer zo donker als aan het begin van de middag en daardoor hadden ze kunnen zien dat ze inmiddels in bergachtiger gebied waren gekomen. De weg was onverhard geworden en de bus schommelde af en toe vervaarlijk heen en weer.
‘Kijk daar,’ zei Sjors: ‘die wand is aan het bewegen!’
De bus was tot stilstand gekomen en Matthias zag het ook. De bergwand was aan het schuiven en er stroomde modder voor hen de weg op.
‘Fuck! Film dat eens, dit geloven ze thuis niet.’
Sjors had zijn mobiel al gepakt.
De chauffeur was uitgestapt en praatte opgewonden met enkele brommerrijders die ook waren gestopt en naar de glijdende massa op de weg keken.
De mensen in de bus hielden zich opvallend afzijdig van dat wat buiten gebeurde. De boer aan de overkant van het gangpad bleef gewoon doorsnurken. Een student naast hem bleef in zijn boek verdiept. Alleen toen de chauffeur weer instapte keken enkele mensen op.
‘Wat gaat hij doen?’ Matthias keek eerder verbaasd dan angstig toen de chauffeur de motor weer startte en de bus zich in beweging zette.
Het leek alsof ze over een ijsvloer gleden. Door de vreemde beweging, af en toe gleed de bus dwars over de weg om vervolgens toch weer, gecorrigeerd door de chauffeur, rechtuit te gaan, werden er nu wel een aantal mensen onrustig. Stemmen werden harder, een vrouw schreeuwde. De chauffeur schreeuwde terug en vervolgde zigzaggend zijn weg.
Stil keken Sjors en Matthias naar buiten. Het stortregende, de modder schoof onder hen door, ze zagen de bergmuur naast hen bewegen. De bus gleed en reed, gleed en reed. Het leek eindeloos te duren tot de bergwand minder steil werd, de modderstroom trager en de weg harder.
Matthias zag dat Sjors zweetdruppels op zijn voorhoofd had. Hij wreef werktuiglijk over zijn eigen voorhoofd. Ook dat was klam. De chauffeur schreeuwde iets tegen de mensen in de bus en een aantal van hen begon te klappen. Toen de weg nog breder was geworden ging de bus aan de kant en stapte de chauffeur uit. Matthias zag dat hij wankelde op het trapje.
‘Nou, hij had er zelf ook niet alle vertrouwen in,’ mompelde Sjors.
‘Hoe ver is het nog naar de grens? Ik zou graag mijn benen willen strekken...’
Hij was niet de enige.
Er waren mensen die de chauffeur achternagingen, de bus uit.
‘Kom, ik wil ook verse lucht,’ mompelde Sjors en hij sloot zich aan bij de inmiddels ontstane rij. Matthias voegde zich bij hem en toen ze buiten stonden in de frisse buitenlucht merkte Matthias dat Sjors witter zag dan ooit, witter zelfs dan bij de ergste katers na de wildste feestjes.
‘Gaat het?’ vroeg hij bezorgd.
‘Nauwelijks,’ zei Sjors met een benauwd lachje.
‘Ik zag ineens mijn hele leven aan mij voorbijgaan. Die chauffeur nam echt een onverantwoord risico!
Vond je niet?’ voegde hij eraan toe toen Matthias niet meteen antwoordde.
Matthias dacht na. Raar was dat. Hij had het ook eng gevonden. Onverantwoord misschien, ja. Zeker met een bus vol mensen. Maar hij had de vechtpartij in de discotheek ook eng gevonden, net zoals de politie in de villa. Sjors was toch degene die nergens voor terugdeinsde. Hij was toch degene die alles aanging?
‘Ik weet niet wat het is,’ zei Sjors. ‘De natuur misschien. Daar begin je niets tegen. Kom, we gaan weer naar binnen.’ Ze zagen inderdaad de meeste mensen aanstalten maken weer de bus in te gaan.
‘De natuur,’ herhaalde Mathias. ‘In dat geval moeten we maar snel weer naar een stad.’
Sjors glimlachte flauw. ‘Eerst de graven van Dien Bien Phu. Als die doden me maar niet gaan achtervolgen in mijn dromen.
Twee uur later arriveerden ze in het dorp en checkten in bij het eerste beste hostel. Na ettelijke biertjes en een fried rice wachtten hen een goed bed en een nacht zonder bijzonderheden.
VI
Ze waren niet lang in Dien Bien Pho gebleven. Het bleek deprimerend, al die tekenen van een lang voorbije oorlog. Na een dag hadden ze het wel gezien. Uitgaansgelegenheden waren er niet, alleen hoertjes, waar een boomlange Australiër hen vriendelijk op wees.
Ze konden met het vliegtuig naar Hanoi of met de trein. Het was Sjors die pleitte voor het vliegtuig. Duurder, maar tien keer zo snel.
En veiliger, zo leek het hen tenminste na hun avontuur met de bus.
‘Best,’ had Matthias geantwoord. Hij had zich voorgenomen komend schooljaar maximaal te gaan lenen, al zijn huisgenoten deden dat. En met de toelage die hij van zijn ouders ontving kon hij best ruimer doen dan vorig jaar, had hij besloten. Hij vond het niet erg om in de goedkoopste hostels te verblijven, maar af en toe wat meer luxe kon geen kwaad.
En zo waren ze comfortabel en wel in Hanoi beland.
Het was weer leuk in een stad te zijn. Ze hielden beiden van de reuring op straat, de geluiden, het feit dat de nacht alleen verschilde van de dag doordat de zon weg was. Ze deden zich weer te goed aan het kruidige eten in de eettentjes en de kraampjes op straat. Matthias was blij verrast toen hij ontdekte dat een straat verwijderd van hun hostel een Franse bakker zat met echt stokbrood. Hij at een hele achter elkaar op, terwijl Sjors verbaasd toekeek nadat hij een deel van het brood had afgeslagen.
Ze bleven ’s ochtends lang in bed liggen omdat ze het elke avond met verschillend gezelschap uit het hostel laat maakten. Ze gingen uit naar de verschillende danceclubs of bleven in de centrale ruimte een bordspel spelen als iemand Catan of Carcassonne had neergelegd. Matthias was een ster in drankspelletjes. Hij verloor er precies genoeg om aangenaam aangeschoten te worden, maar dronkenschap bleef hem altijd bespaard. Sjors had niet altijd zoveel geluk, maar hield er dan bijtijds mee op om vanaf de zijlijn Matthias aan te moedigen.
Op een van die avonden, ze waren aangeschoven bij een stel jongens die Kolonisten aan het spelen waren, klonk een bekende stem achter hen.
‘Sjors!’ Wat een toeval jullie hier te zien!’.
Matthias voelde een rilling over zijn rug gaan. Voor hij had omgekeken wist hij wie er zo enthousiast Sjors had begroet.
‘Andreas! Wat doe jij hier?’
Sjors stem klonk oprecht verbaasd, niet enthousiast maar ook zonder enige ergernis.
Was hij hen gevolgd? Waarom in godsnaam duikt hij hier op? Alle jongens, het waren voornamelijk jongens geweest waar ze mee optrokken, soms een stelletje, de korte ontmoeting met de Franse meisjes was de enige met het andere geslacht geweest, waren toffe gasten. Waarom duikt de enige idioot hier in hun hostel op?
Niet te zeer laten blijken dat hij rillingen van deze jongen krijgt. Gewoon doen, erboven staan. Sjors straks, als ze alleen zijn te verstaan geven dat hij deze keer echt niet met hem op stap gaat en als Sjors dat wel wil dan...
Ja wat dan? Waarom is hij er eigenlijk niet meer op teruggekomen. Teruggekomen op Sjors’ vreemde aantrekkingskracht voor deze jongen? Hij vervloekt zijn laksheid. Vaak, veel te vaak denkt hij dat dingen wel vanzelf goed komen. Dat hij zijn thesis best in tien dagen kan schrijven terwijl er minstens tweemaal zoveel tijd voor staat. Dat hij wel de dag voor vertrek nog een creditcard kan regelen. Nee dus, waardoor hij nu steeds afhankelijk is van Sjors’ zijn kaart.
Werktuiglijk speelde hij verder, nadat hij Andreas een kort knikje had gegeven. Sjors zat al met Andreas aan het bier, zijn plek had hij afgestaan aan een van de andere jongens.
Een paar uur later lag hij te malen in bed. Sjors was met Andreas en nog een paar backpackers gaan stappen. Sjors had oprecht verbaasd gekeken toen Matthias weigerde mee te gaan.
‘Ben je niet lekker? Ben je moe?’
Matthias had hem indringend aangekeken. Merkte Sjors helemaal niet dat hij er niet aan moest denken om met Andreas de hort op te gaan? Maar Sjors had ook aan zijn blik niets bijzonders gemerkt en had hartelijk opgemerkt: ‘Kruip er maar eens lekker vroeg in. Dan gaan wij de stad wel onveilig maken.’ Hij had hartelijk om zichzelf moeten lachen. Hij scheen het ook niet vreemd te vinden dat Matthias daar totaal niet in meeging.
Hij was er inderdaad vroeg ingekropen, maar slapen kon hij niet. De andere bedden waren niet bezet, dus van andere gasten, er was altijd wel iemand bij die snurkte, had hij geen last en vanaf de centrale ruimte en de straat drongen slechts zachte geluiden door tot in de slaapzaal. Maar zijn constante stroom gedachten kon hij niet tot staan brengen. Niet alleen Sjors maalde rond in zijn hoofd. Ook Em kwam voorbij. Hij had op dit moment ontstellende behoefte aan haar. Maar het zou gek zijn haar nu te appen. Zij moest de volgende dag weer werken en lag nu als het goed was in diepe slaap. Toch deed hij het. Een onschuldig, grappig berichtje over de afgelopen dagen.
Daarna dwong hij zichzelf een oefening te doen die zijn moeder hem ooit had aangeraden in tijden van slapeloosheid. Een voor een alle ledematen heftig aanspannen. Van voeten tot gelaat. Het hielp uiteindelijk. Hij viel in slaap.
De volgende ochtend lag Sjors naast hem, in het andere stapelbed, te slapen. Matthias ging naar de eetzaal en bestelde een ontbijt voor zichzelf. Hij was in een iets beter humeur en ging na het ontbijt de straat op om een blokje om te gaan. Hij nam de bus naar een van de bezienswaardigheden van de stad: Nha Tho Lon. Een westers aandoende kathedraal. Een beetje lijkend op de Notre Dame in Parijs. Op zijn gemak kuierde hij terug naar het hostel en trof Sjors aan op de rand van zijn bed met een paniekerige blik in zijn ogen.
‘Heb je mijn portemonnee gepakt?’
‘Ook goeiemorgen! Wat heb ik gepakt?’
‘Mijn portemonnee. En mijn mobiel,’ mompelde Sjors erachteraan.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Matthias.
‘Zou toch kunnen, misschien had je mijn creditcard nodig.’
‘Die zou ik nooit zomaar pakken, maar zoek eens goed, zit die niet in je broekzak?’
Sjors had zijn hoofd in zijn handen gelegd.
‘Ik heb al overal gezocht. Als jij het niet hebt ben ik bestolen.’ Zijn blik veranderde van wanhoop in woede. Hij barstte uit: ‘De klootzak! De gore klootzak, met zijn mooie praatjes!’
‘Wie?’ vroeg Matthias, maar hij hoefde het eigenlijk niet meer te vragen. Hij vervolgde:
‘Is het vannacht gebeurd? Waarom denk je dat hij het gedaan heeft?’
Matthias hoefde zijn naam niet te noemen, natuurlijk was het Andreas.
Matthias verdedigde Andreas eerst nog.
‘Maar je ontdekt het nu toch pas! Je kunt toch ook op straat bestolen zijn?’
Maar Sjors schudde zijn hoofd. ‘Ik was te zat om te beseffen wat er gebeurde. Maar nu ik nuchter ben weet ik precies waar en wanneer. Ik vond het nog wel zo tof dat hij me thuisbracht en de taxi betaalde. Van mijn geld!’
‘Je moet meteen je kaart blokkeren. En naar de politie gaan.’
Sjors kreunde. ‘Waarom? Waarom?’
Hij pakte zijn kleren en begon zich langzaam aan te kleden.
‘Je mobiel ook?’
Een korte knik was het antwoord.
‘Je mag de mijne wel gebruiken.’ Ondanks de penibele situatie moest Matthias om zijn eigen grapje lachen. Sjors deed niet mee.
Nadat ze, toch wel met veel moeite, contact hadden gekregen met de bank en ze de verzekering hadden gekregen dat de kaart geblokkeerd was zaten ze nog weer een uur later op een morsig politiebureau. Natuurlijk sprak niemand er Engels. Sjors deed een mimespel hoe zijn geld en telefoon gerold waren en noemde Andreas zijn naam. Maar zonder diens achternaam, die ze beiden niet wisten, had dat weinig zin. Toch bleven ze net zolang zitten tot ze een verklaring hadden met een stempel erop als bewijs van hun aangifte.
‘Koffie, nu eerst. Ik heb ook nog een kater!’
Hij zag er inderdaad beroerd uit.
‘Ga je me dan vertellen wat er gebeurd is?’
‘Jawel,’ zei Sjors met een doffe stem. ‘Ik ga je vertellen hoe dom je kunt zijn om iedereen maar te vertrouwen die interessante praatjes heeft.’
‘Je had gelijk met die gast.’ Sjors fronste, terwijl hij in zijn kopje koffie roerde. Ze zaten aan een lange tafel in een restaurant van een chique Mall op de bovenste verdieping, waardoor ze uitzicht hadden over de stad. Hij zuchtte, keek Matthias aan en zei: ‘Begrijp me niet verkeerd, maar ik wilde niet zo worden als jij. Zoals je de laatste tijd was.’ Hij keek schuchter naar Matthias.
‘Zoals ik? De laatste tijd?’ Matthias voelde een onaangename klomp in zijn maag.
‘Niet boos worden,’ vervolgde Sjors, ‘maar ik vond je zo braaf worden, je ging niet meer zo vaak meer stappen tot het licht werd, je was zo serieus met je studie.
Ik wilde wel graag met je op vakantie,’ vervolgde hij snel toen hij de strakke blik van Matthias zag. ‘Je bent en blijft mijn beste vriend. Maar ik wilde deze vakantie wat losser gaan en greep alles aan om wat avontuur te beleven.
Tot nu dan,’ vervolgde hij. ‘Ik ga net zo braaf worden als jij. En alleen nog maar cola drinken.’ Hij duwde op zijn maag alsof hij de kater daarmee sneller kon verdrijven.
Matthias was onaangenaam getroffen. Braaf. Hij?
Hij keek naar Sjors.
Is dit zijn beste vriend? Hij heeft nooit aan hem getwijfeld. Nooit. Nooit dingen stom gevonden aan hem, nooit zijn smaak of voorkeur ter discussie gesteld. Ze zijn het toch ook altijd eens? Ja, tot Andreas. Dat was de eerste keer dat Matthias had getwijfeld aan het beoordelingsvermogen van zijn vriend. Maar dat gedrag is dus deels terug te voeren op ergernissen van Sjors over hem?
Matthias voelde iets in zich verharden. Het voelde of er een scherm opgetrokken werd tussen hem en de buitenwereld. De buitenwereld waar ineens Sjors ook toe behoorde. Hij luisterde maar half naar Sjors die doorkletste over de uitgaansnacht. Over hoe ze….
‘Ik zou graag een paar dagen willen opsplitsen,’ zei Matthias ineens. ‘We hebben het er van tevoren over gehad, dat dat mogelijk moet zijn. En aangezien jij nog met de bus een tour door Vietnam wilt maken en ik daar eigenlijk helemaal geen zin in heb, kunnen we elkaar over laten we zeggen, een dag of vier, vijf, weer ontmoeten in Ho Chi Min stad?’
Hij keek Sjors niet aan terwijl hij dit zei, maar voelde Sjors zijn adem inhouden.
Onverwacht, ongewenst snel zei Sjors dat dat oké was.
‘Ik moet wel eerst aan geld zien te komen. Anders kunnen we niet onafhankelijk van elkaar reizen.’
‘Dat valt wel te regelen. We kunnen geen hostels bespreken zonder creditcard, maar er was tot nu toe altijd plek zat. Ik haal cash uit de muur en dan verdelen we dat.’
‘Het is toch niet om wat ik zojuist zei?’ Sjors keek Matthias vorsend aan. ‘Ik geef je toch juist gelijk!’
‘Nee, nee, niet om wat je zei,’ loog Matthias. ‘Nou, ja, misschien. Maar ik heb ook wel behoefte om even alleen te zijn.’
Hier nam Sjors genoegen mee en ze liepen terug naar hun hostel om de dingen te gaan regelen.
VII
Matthias had zijn intrek genomen in een chiquer hotel. Een kamer voor zichzelf. Hij had even geen behoefte aan gezelschap van andere backpackers. Toch ging hij diezelfde avond de stad in, dwaalde wat van kroeg naar kroeg en pikte een meisje op.
-Dit was een onverwachte wending. Was Matthias niet op weg naar zijn liefde van vorig jaar? Zag hij er niet naar uit om bij haar te zijn? –
Toch gebeurde het. Het meisje versierde hém. Dat wel. Maar hij liet het gebeuren. Ze bleven drie hele dagen in de hotelkamer, waarbij ze alleen de kamer verlieten om eten te kopen. Daarna had Matthias er genoeg van. Verzon een smoes dat hij weg moest en nam het vliegtuig naar Ho Chi Min stad waar hij twee dagen later Sjors weer zou ontmoeten.
Ook in Ho Chi Min stad huurde hij een eigen kamer. De twee dagen in zijn eentje nam hij om na te denken over Sjors, over zijn reactie op de gebeurtenissen, over zijn eigen rol in hun vriendschap en over het meisje. Had dat met Sjors te maken of met de nabijkomende ontmoeting met Em? Als het nou bij een one-night-stand was gebleven… Dan had hij het nog aan alcohol kunnen wijten of aan de teleurstelling die hij voor zijn vriend voelde. Maar drie dagen!
Het was comfortabel geweest en goed voor zijn zelfvertrouwen. Ze vond hem duidelijk heel erg leuk, gaf hem constant complimenten over zijn brede schouders en hoe slim hij was, maar het was duidelijk dat zij tegelijkertijd geen verwachtingen had. Zij leefde in haar vakantie met de dag en leek niet teleurgesteld toen hij verdween.
Hij besloot dat de dagen met het meisje er niet toe deden.
De verhouding met Sjors was belangrijker. Ze hadden summier contact gehad. Sjors stuurde af en toe een fotootje van een bezienswaardigheid ergens in het noorden van Vietnam. Matthias stuurde dan een fotootje terug. Van eten, meestal. Nee, niet van het meisje. Dat zou hij, in ieder geval voorlopig, voor zichzelf houden.
De woede op Sjors was afgenomen. Hij had de gebeurtenissen, vanaf de eerste ontmoeting met Andreas, van voren naar achteren door zijn hoofd laten gaan. Het was niet het omgaan met Andreas, hoewel voor hem onbegrijpelijk, wat hem had gekwetst. Het feit dat Sjors had gezegd dat hij saai was, was ingeslagen als een bom. Saai!?
Niet eerder hadden ze zo’n crisis gehad. Was het nu uit wraak dat hij Sjors in z’n eentje door het land liet zwerven? Ze hadden het er inderdaad van tevoren over gehad, dit jaar voor het eerst trouwens, om dingen mogelijk te laten zijn zonder de ander. Het was juist Sjors die ermee was gekomen. Sjors was altijd al de regelaar. Matthias moest bij die gedachte glimlachen. Zijn meeneemlijstjes waren beroemd. Alles stond erop. Wat niet inhield dat alles ook meekwam of gebeurd was. Dat dan weer niet. Matthias dacht aan de keer dat ze op de camping bij het festivalterrein de tent probeerden op te zetten zonder stokken, of die keer dat Sjors woedend was geworden op Farid wiens paspoort was verlopen waardoor deze een spoedaanvraag moest doen maar er zelf bij de Franse grens achter kwam dat hij de zijne op de slaapkamer thuis had laten liggen.
Nee, hij zag er weer naar uit Sjors te zien. Misschien had Sjors wel gelijk met zijn opmerking dat hij saai was. Toch had Matthias het gevoel dat hij altijd al zo geweest was. Behoudend. Nooit haantje de voorste. Het leek Sjors nooit eerder te hebben gedeerd. Tot nu. Maar was het niet zo dat mensen veranderen? Ook mogen veranderen? Er waren bij hem toch ook wel gedachtes over mensen veranderd? Maar altijd over anderen. Niet over Sjors. Maar dat ontsloeg Sjors natuurlijk niet van de mogelijkheid om ten opzichte van hem wel te veranderen.
Hij besloot zich neer te leggen bij het idee dat hij inderdaad best wel saai was en Sjors avontuurlijk. De tijd zou leren of ze met deze nieuwe inzichten met elkaar konden leven. Ook niet meer te veel over piekeren. Hij voelde zich opgelucht, appte Sjors dat hij ernaar uitzag om hem weer te zien. Besprak een goedkoper hostel voor hen beiden en liep de stad in voor een biertje.
VIII
Sjors zag er niet uit. Zijn kleding leek in dagen niet gewassen, hij had schrammen op zijn blote benen, hij leek afgevallen en zijn ogen waren bloeddoorlopen.
‘Wat heb je gedaan? Wat is er gebeurd?’ riep Matthias uit.
‘Niks, niks, nou, ja, niets bijzonders. Behalve dat ik toch nog even door ben gegaan met de beest uithangen. Tot ik jou weer zou zien. Dan zou ik stoppen. Hij greep Matthias bij de schouders, omhelsde hem en zei schor: ‘Matt, Matt, je bent de beste. Heb je een douche voor me?’
Ze liepen het busstation uit waar Matthias Sjors had opgewacht, door de drukke straten van de stad en kwamen na een kwartiertje lopen bij het kleine hostel aan.
‘Op mijn vorige kamer had ik een douche, maar ik dacht dat je liever een goedkope kamer wilde dus je zult in de gang moeten. Maar het is redelijk schoon,’ voegde Matthias eraan toe.
‘Maakt me niets uit, heb je wel zeep voor me?’
Nadat Sjors zich had gedoucht en zijn laatste schone blouse van de bodem van zijn rugzak had opgevist liepen ze de stad in voor een maaltijd.
‘Blij je te zien man,’ begon Sjors. Hij vervolgde: ‘Jij stelde voor om op te splitsen. Je was kwaad op me. Maar ik moest zelf ook nadenken over wat ik nou eigenlijk van jou wilde, of liever gezegd, van mezelf. Onze vriendschap gaat al zo lang terug.’
Hij stopte even en vervolgde toen: ‘Ik beschouwde het als vanzelfsprekend en was eraan gewend dat jij alles deed zoals ik het oké vond. Toen daar kleine veranderingen in kwamen stelde ik de tot dan zo makkelijke vriendschap op de proef. Ik vond dat jij maar met mij moest meegaan in plaats van dat we naar elkaar keken.’
‘Lang terug ja,’ mijmerde Matthias ‘eerste klas Lorensz.’
‘Ja, weet je nog dat we vrijwel direct naar elkaar toetrokken? Mijn moeder was zo blij dat ik eindelijk eens een vriend had.’
‘Dan wel de mijne,’ antwoordde Matthias. ‘Lagere school was een ramp. Duffe, duffe kinderen. Nee, het leek of ik in de hemel kwam in die klas met jou.’
Ze gingen een eettentje binnen en bestelden Banh xeo en Pho.
Terwijl Sjors van zijn soep slurpte vertelde hij over zijn avonturen. Hij had de meest vreemde dingen gedaan. Hij was in de Cu Chi tunnels van de Vietcong geweest, nu een toeristische bezienswaardigheid, hij had een jungletocht gemaakt van twee dagen die behoorlijk zwaar was geweest en had elke avond met andere backpackers zitten drinken. Wel had hij steeds goed op zijn geld en andere bezittingen gelet. Hij was nu uitgeraasd. Hij zuchtte.
‘Ik wilde, ondanks de slechte ervaring met Andreas, nu ik een paar dagen zonder je was, toch gaan feesten. Wel, dat heb ik gedaan. Genoeg voor de hele reis.’
Toen de kom leeg was, Sjors was altijd een snelle eter, keek hij Matthias aan en zei: ‘Ik kan wel heel egoïstisch zijn.’
‘Jawel,’ zei Matthias, ‘maar ík heb altijd veel op je geleund. Het ene gedrag lokt het andere uit, nietwaar. Zullen we allebei wat water in de wijn doen? Ik neem wat meer initiatief, en jij laat je wat meer leiden?’
‘Prima,’ zei Sjors. ‘Nu mag jij mij leiden naar het hostel. O, nee, nu bepaal ik het weer!’ Ze barstten allebei in lachten uit.
‘Nee,’ zei Matthias, jij vertelt me eerst maar eens wat uitgebreider wat je allemaal hebt meegemaakt. ‘Welke nationaliteiten heb je allemaal ontmoet?’
Een hele tijd later was Sjors was uitgepraat en leunde achterover. Hij likte het bordje af waar zijn toetje op had gelegen.
‘Maar nu jij. Wat heb jij in de afgelopen dagen uitgevoerd?’
Matthias noemde het meisje. Sjors keek hem verbaasd aan.
‘O,’ er viel een stilte. ‘Heb je met haar al die lekkere dingen gegeten die je me appte.’
‘Ja, het meeste wel, ik leerde haar kennen op de eerste avond nadat je weg was en ik had overal schijt aan. In mijn achterhoofd zat Em,’ hij keek nadenkend, ‘maar misschien wilde ik iets testen voor mezelf. Misschien wilde ik bewijzen dat ik nog niet vastgebakken zit aan haar. Maar het bleek uiteindelijk niet belangrijke Het was leuk en daarmee klaar. Ik vertel het alleen maar aan je omdat ik het niet verzwijgen wil. Nemen we nog een Che met mango?’
‘Natuurlijk,’ Sjors grijnsde breed.
‘Nou, dat had ik niet verwacht van je, makker! Maar als je het maar naar je zin hebt gehad.
‘s Ochtends als ik met een kater wakker werd moest ik steeds aan je denken. Of je nog kwaad op me was en of je je wel zou vermaken. Nou, over het laatste had ik me dus niet druk hoeven maken.’
Ze genoten van hun tweede toetje en met de armen om elkaars schouders geslagen liepen ze terug naar het hostel om te gaan slapen.
Sjors verzuchtte terwijl hij de dunne deken over zich heen trok: ‘Voelt goed, gaan slapen zonder alcohol. O, nee, één pilsje. Nou ja, één pils is geen pils. Welterusten!’
De schrijver is in zijn nopjes. Hij houdt van die jongens. Hij houdt helemaal niet van ruzie. En nu is die over. Of zal het toch nog na sudderen verderop in het verhaal? Dat ziet hij dan wel weer. Niet alleen in zijn eigen schrijfsels houdt hij niet van ruzies, ook in de boeken die hij leest kan hij uitermate goed uit de voeten met harmonieuze verhalen. Niet de smartlappen natuurlijk, niet de streekromans, maar echte goede schrijvers kunnen ook geluk en voorspoed meeslepend beschrijven. Op zo’n manier dat je je erin onderdompelt en je je verheugt in de voorspoed van de hoofdpersoon. Met de schrijver zelf gaat het op dit moment ook goed. Het is volop lente, de zomer is in zicht. Het schrijfwerk vordert en er is geen vuiltje aan de lucht. Geen enkel vuiltje. Dat kan natuurlijk niet zo blijven. Maar zoals hij zich niet meer druk maakt over sluimerend ongenoegen bij de twee hoofdpersonen van zijn boek, zo maakt hij zich ook geen zorgen meer over eventueel naderend onheil in zijn eigen leven. Hij kijkt de tuin in die geurt en kleurt en onderbreekt zijn schrijfwerk om een kop koffie te maken.
Dagen met Em
IX
De laatste week met Sjors was bijzonder geweest. Ontspannen, hoewel ze wel veel ondernomen hadden. Ook veel met andere backpackers opgetrokken, allemaal leuke mensen. Vanuit alle windstreken waren mensen op reis.
Is dat altijd al zo geweest?
Ze waren nog twee dagen in Ho Chi Min stad gebleven, reisden door naar Phnom Penh, verbleven daar een dag en gingen toen naar Angkor Wat. Hoewel ze al oneindig veel tempels en tempelcomplexen hadden bekeken, zowel in Thailand als in Vietnam als in Cambodja, was dit het meest indrukwekkende.
Hoewel bijna alle toeristen in Azië Angkor bezochten, was het complex zo groot dat ze op sommige plekken niemand tegenkwamen en ze zich af en toe in het filmdecor van the Lord of the Rings waanden. De jungle had bezitgenomen van veel plekken, en hoewel ze konden zien dat de Cambodjanen druk bezig waren met renoveren, waren grote stukken tempel nog onder invloed van het bos.
Ze hadden de hele dag door het complex gezworven. Soms zwijgend, overweldigd door de schoonheid van het geheel, dan weer eindeloos met elkaar discussiërend over een natuurkundig of scheikundig probleem. Ze spraken ook over het naderende afscheid van Sjors en hoe hij ertegenop zag om terug te gaan, vooral omdat Matthias hier zou blijven.
‘Volgend jaar ga ik weer naar Azië,’ was zijn bezwering. ‘Azië is het beste wat een mens kan overkomen.’
‘Mmm’ beaamde Matthias. Hoewel zij beiden nog nooit een ander werelddeel hadden bezocht leek het hem ook uitgesloten dat Afrika of Australië of Amerika kon tippen aan wat ze hier zagen en meemaakten.
Nu verdween het vliegtuig met Sjors tussen de wolken. Matthias voelde zich verward en ontheemd zonder zijn vriend. Hij keek rond op het vliegveld. Hij kende het inmiddels, en tuurde naar de borden hoe laat de airportlink zou gaan. Ondanks de weemoed over het vertrek van Sjors kwam het verlangen op om Em te ontmoeten. Tevens zag hij er tegenop. Tenslotte hadden ze elkaar een heel jaar niet gezien.
Vorig jaar bij zijn eerste bezoek aan Thailand, toen ook samen met Sjors, hadden ze Em en haar vriendin, drie dagen voor ze terugvlogen naar Nederland, ontmoet in een discotheek. Ze waren met elkaar aan het dollen geraakt en Matthias had de laatste twee nachten met haar doorgebracht.
Samen met Sjors was hij teruggekeerd maar Nederland. Hij had een gelukzalig gevoel over zich gehad, de hele terugreis. Hij had zo’n ontzettend leuk meisje ontmoet. Mooi, lief, aardig! En dit keer was het gevoel wederzijds. Een ongekend geluk. Hij zou het gevoel zo lang mogelijk koesteren en haar een afscheids/bedankbrief sturen. Haar vertellen hoe geweldig deze dagen voor hem waren geweest.
Hij stuurde haar een mail vol complimenten en bedankte haar. Ze was het mooiste en liefste meisje dat hij ooit had ontmoet. Hij schreef dat hij hoopte in Nederland ooit ook zo iemand tegen te komen. Hij wenste haar alle goeds in haar verdere leven. Adieu.
Zijn leven ging verder. Zijn derde jaar in Utrecht kwam eraan. Hij zou zijn bachelor afronden, feesten met de jongens in huis, kortom zijn oude leventje weer oppakken.
Maar met adieu had Em geen genoegen genomen. Daags na zijn post was er een appje binnengekomen. Een selfie in een restaurant met een schaal schelpdieren; een selfie van een voorzichtig glimlachende Em.
Natuurlijk had hij haar terug geappt. Ook een selfie, ook eten. Shoarma in de grote keuken met Jan breed lachend naast hem. En zo bleven ze met elkaar in contact. De eerste maanden alleen via app, later via Facetime, tot hij, tot verbazing van zijn moeder, zijn jeugdfoto’s opvroeg. Hij wilde die aan Em laten zien. Ze waren gedurende het jaar dus close geworden, heel close, maar al dit contact was op afstand geweest. Hoe zou het zijn haar in het echt te zien en om haar te kunnen vasthouden?
Hij versnelde zijn pas en liep naar de trappen af richting trein.
Toen hij het restaurant binnenliep zag hij haar niet meteen. Hij was al halverwege de ruimte toen hij zijn naam hoorde. Hij zag haar en liep op haar af.
Ze glimlachten nerveus naar elkaar. Toen begonnen ze tegelijk een zin: ‘How are you?’
Em zei: ‘You first.’
‘You look good.’ Hij lachte er schaapachtig bij.
‘You too!’ Haar glimlach ontdooide de spanning. Ze gingen aan een tafeltje zitten en bestelden eten.
Zoals vorig jaar liet hij haar kiezen. De tafel kwam vol te staan. Net als Matthias was Em ook meermaals per dag met eten bezig. Wat eten we vanavond? Wat vanmiddag? Wat straks? Matthias vertelde dingen over de reis en Em vertelde over haar nieuwe baan. Ze zou door de switch van werkgever een aantal dagen vrij hebben en met hem weg kunnen gaan. De tafel raakte leger en Matthias’ gemoed bedaarde. Dit was wat hij zich had voorgesteld. Met haar eten in het eethuisje, kakelende Thai om hen heen en haar gezicht, haar lieve gezicht in het centrum van zijn blik. Zonder schroom slenterden ze wat later gearmd naar haar flat. Ze hadden geen haast. De nacht was lang genoeg.
Zwarte haren uitwaaierend over het kussen. Zwart zoals van die ander. Maar anders, zo anders. Vorig jaar was ze nog een vreemde. Nu voelde het alsof ze bij elkaar hoorden. Vertrouwd. Dat was een nieuw gevoel. Een onverwacht gevoel. Prettig.
Vandaag was ze vrij, ze zouden de stad ingaan. Hij bleef naar haar kijken. Wat lag ze daar ontspannen. Hij had niet veel geslapen. Na hun vrijpartij was ze als een blok in slaap gevallen. Hij had de slaap niet kunnen vatten. Hij was natuurlijk vreemd in deze kamer. Hij herinnerde zich de poster niet aan de muur met een beeltenis van de Chinese muur. Misschien had die er vorig jaar nog niet gehangen?
De geuren waren ook vreemd. Maar zij rook hetzelfde. Zoet en kruidig tegelijk. Er kwamen geluiden van buiten naar binnen. Bangkok was een stad die nooit sliep. En dan was er het gezoem van de airconditioning. In alle hostels waar hij met Sjors of alleen was geweest hadden ventilatoren gehangen. Maar dit hele complex werd gekoeld door de airco. Tegen de ochtend sukkelde hij een beetje in, om bij het eerste ochtendgloren weer te ontwaken met het prettige gevoel dat er geweldige dagen voor hem lagen. Samen met haar.
De zee was totaal glad. Geen rimpel zover als zijn oog reikte. Zowel zee als strand waren totaal verlaten. Matthias was in het eerste ochtendlicht naar buiten gestapt. Hij had een briefje op zijn kussen gelegd waarin stond dat hij even wandelen was.
Dit geluk, het doet bijna pijn. Even afstand.
Matthias bukte zich naar het zand. Kleine krabbetjes liepen door elkaar heen. Hij tilde er een op, bekeek het aandachtig. Hij dacht terug aan zijn kindertijd. Natuur was altijd belangrijk voor hem geweest. Een anekdote die zijn moeder niet moe werd te herhalen was een bezoekje aan de Zoo. Matthias had geen aandacht gehad voor de leeuw die met veel misbaar achter het glas heen en weer liep, maar juist voor de zwarte mier die aan Matthias’ kant van het glas moeite had om omhoog te lopen.
Aandacht voor het kleine. Vandaar zijn studie?
Hij liep een tijdje langs de vloedlijn en keerde toen de zon wat hoger aan de hemel stond terug naar het resort waar Em al opgestaan was en hem even ongerust aankeek. Was alles goed?
Matthias stelde haar gerust, hij nam haar in zijn armen en overlaadde haar met zoveel kussen dat ze beiden de slappe lach kregen.
‘Kom, eten,’ zei Matthias, ‘ik heb honger.’
Na het ontbijt liepen ze op hun gemak naar het motorverhuurbedrijf. Tot Matthias’ verrassing wilde Em een eigen motor en niet achterop. Matthias dacht, zuinig als hij van nature was, aan de dubbele huurkosten. Maar hij sprak die gedachte niet uit. Zo reden ze achter elkaar naar de andere kant van het eiland waar je vanuit een dorpje naar een grote waterval kon lopen.
Ook Em was hier voor het eerst. Ze had eigenlijk naar het noorden van Thailand willen gaan, maar de tocht zou meer dan een dag duren en in aanmerking genomen dat ze vier dagen vrij had, vond Matthias dat niet in verhouding. Bovendien was hij in het noorden al met Sjors geweest.
Het reizen met haar was anders dan met Sjors, bedacht hij terwijl ze door de jungle liepen over het smalle pad dat naar de waterval leidde.
De Thai, en dus Em ook, waren nooit opgewonden, nooit uit hun humeur, nooit gestrest. De bus die hen hier naar het eiland had gebracht was twee uur te laat geweest. Em had het lijdzaam ondergaan, net als de andere Thai die wachtten op de lijn. De paar toeristen echter, die ook het eiland als bestemming hadden vroegen elk kwartier aan Matthias, alsof hij het kon weten, waar de bus bleef.
Hij praatte Em na: ‘Relax, hij komt eraan,’ en deed net alsof hij het als een echte Thai de normaalste zaak van de wereld vond dat de bussen hier niet op tijd reden.
De keren dat hij met Sjors had gescholden op het openbaar vervoer, hier in dit land, maar vooral in Vietnam, waren talrijk geweest. Vaak maakten ze er maar een spelletje van met weddenschappen over hoe lang de vertraging nu weer zou duren en vervolgens hoe hard de chauffeur zou rijden om de verloren tijd weer goed te maken.
De waterval was moeilijker te bereiken dan hen was voorgespiegeld. Er was verteld dat ze na een half uur het pad te volgen bij een tweesprong zouden komen. Vanaf daar was het, als ze het rechterpad zouden nemen nog tien minuten naar beneden wandelen.
Maar zo makkelijk was het niet. Niet na een half uur, maar ook niet na drie kwartier konden ze een tweesprong ontdekken. Het pad was ondanks de droogte van de laatste tijd behoorlijk modderig.
Matthias’ slipper bleef een keer steken en Em verzwikte haar enkel toen ze van een steen afgleed.
‘Zullen we teruggaan,’ had Matthias geopperd. Maar daar had Em niets van willen weten.
‘Het gaat wel,’ zei ze, hoewel dat aan haar trekkende been niet te merken was.
‘Nog een kwartier,’ besliste Matthias, ‘als we dan nog niet de tweesprong hebben bereikt gaan we terug.’
Net toen Matthias, met enige opluchting, want hij begon het zat te worden en zich tevens zorgen te maken dat ze zo stom waren geweest geen water mee te nemen, was daar de tweesprong.
‘Door?’ vroeg hij ten overvloede, want Em liep al naar beneden.
Hij kreeg geen antwoord en liep achter haar aan.
Ook de tien minuten naar beneden bleken geen tien minuten maar een half uur. Maar toen zagen ze wel een van de mooiste watervallen die Matthias in zijn leven had gezien. Het allerbeste was dat er geen enkele toerist te bekennen was. En dus deed Matthias de weinige kleren die hij aan had uit en sprong in het water.
‘Kom er ook in!’ riep hij naar Em.
Maar zij was geen waterrat en liet zich, met kleren aan, voorzichtig van de kant glijden en verder dan tot haar middel wilde ze het water niet in.
‘Kun je het water drinken?’ vroeg hij haar.
‘Waarschijnlijk wel, we moeten het er maar op wagen.’
Matthias vermaakte zich een tijdje met het plagen van Em door steeds water over haar te gooien. Maar toen ze echt boos leek te worden stopte hij ermee. Ze gingen op de kant liggen om op te drogen. De paradijselijke sfeer maakte dat ze wegdoezelden en een uur of wat later maakte Em hem wakker.
‘We moeten nu wel gaan. Naar boven is moeilijker dan naar beneden.’
‘Je hebt gelijk.’ Matthias hees zich overeind.
‘Ik zou wel wat lusten. Waarom hebben we niets meegenomen?’
‘Omdat het maar een klein wandelingetje zou zijn!’
‘O, ja, nou nog een slok water en dan maar op pad.’
Matthias dook nog één keer het water in. Met weinig enthousiasme begonnen ze aan de weg omhoog.
De zon was onder gegaan. Kleine lichtjes markeerden de andere tafeltjes. Het geroezemoes van de gesprekken stoorde hen niet. Ze waren heel blij weer in de bewoonde wereld te zijn. De terugtocht was meer dan tegengevallen. Ondanks dat ze veel van het water bij de waterval hadden gedronken, kregen ze na een halfuurtje klimmen alweer dorst. De enkel van Em deed zeer. Matthias baalde van zichzelf dat hij niet voorbereid was geweest. Maar net toen de zon achter de bomen verdween waren ze bij hun scooters aangekomen en dankbaar dat ze nu alleen nog maar een kwartiertje hoefden te rijden sjeesden ze achter elkaar naar hun hotel.
‘Morgen blijven we lekker op het strand,’ waren Matthias’ woorden toen ze met smaak aten van hun spring rolls.
‘Mee eens,’ glimlachte Em.
‘Geen watervallen meer maar coctails on the beach.’
Matthias werd wakker in het smalle bed. Hij keek naast zich, maar Em was al naar haar werk.
Hij bleef nog even nagenieten, maar stond enige tijd later toch op, kleedde zich aan en wandelde de straat op. Inmiddels kende hij de adresjes voor de lekkerste rijstsoep of een tosti.
De serveersters begonnen hem ook te herkennen en schonken hem hun stralendste glimlach. Vandaag koos hij een tentje in een lommerrijke straat met tafeltjes buiten. Hij checkte zijn telefoon. Stuurde een fotootje van zijn eten naar Sjors. Gisteren had hij dat ook gedaan en kreeg een paar uur later een berichtje terug met een fotootje van de collegezaal waar Sjors op dat moment was met de tekst. ‘Veel liever hier!’
Matthias lachte bij de herinnering en stak een volle lepel rijst in zijn mond.
Na het eten liep hij voor de zoveelste keer langs de fitnessschool. Het was duur, maar zou hij het er toch niet voor over hebben?
Na enige aarzeling liep hij naar binnen. Kocht de dure weekkaart en begon aan een serie krachttrainingen. Dat voelde lekker. Toen hij een uur later bezweet naar buiten kwam twijfelde hij over een ijsje op de hoek maar deed het niet. Straks kwam Em alweer thuis voor de lunch.
Hij genoot van de maaltijden met haar en met haar vrienden. De meeste avonden, tot nu toe, aten ze in een groepje. Ofwel mensen van haar werk, ofwel van de badmintonvereniging. Elke dinsdagavond werd er gebadmintond en hij was voor vanavond ook uitgenodigd. Hij vond het gezellig en interessant om zich helemaal onder te dompelen in haar wereld. Vooral omdat haar meeste vrienden goed Engels spraken. Beter dan zijzelf eigenlijk, hoewel hij blij was dat ze op zijn verzoek, de afgelopen tijd een cursus had gevolgd die al een beetje zijn vruchten afwierp.
Een van haar vrienden had hij vorig jaar kort ontmoet: Kai. Hij was nu een van de eerste dagen dat Matthias bij Em verbleef al poolshoogte komen nemen. Met Kai kon Matthias het bijzonder goed vinden. Ze hadden dezelfde hobby’s en dezelfde humor. Em was met deze match in haar sas. Zij voelde zich nu niet meer alleen verantwoordelijk voor zijn welbevinden als ze in een groepje op pad gingen.
Hij kuierde op zijn gemak terug naar het appartement alsof hij al jaren in de stad woonde.
Zo regen de dagen zich aaneen in een prettig ritme waar Matthias nog eeuwen in had kunnen blijven. Maar het plan was dat hij ook nog alleen op pad zou gaan. Hij twijfelde aan de noodzaak daarvan. Aan de andere kant was het kinderachtig niet te gaan. Was hij bang dit comfortabele leventje vaarwel te zeggen en een nieuw avontuur aan te gaan?
Ook Em drong aan op zijn vertrek. Niet dat ze het niet heel gezellig had met hem, zei ze, maar had hij het zich niet voorgenomen? Je moet altijd doen wat je je voorneemt!
Dus om geen gezichtsverlies te lijden - hij wilde geen slappeling lijken - vertrok hij op een bewolkte en benauwde dag richting Maleisië.
Hij troostte zich ermee dat hij binnen twee weken toch een keer het land uit had gemoeten voor zijn visum. Dat kon hij nu meteen regelen.
Ze hadden de avond ervoor duur gegeten. Tien euro! Een hele uitgave voor een maaltijd in Thailand. De hele nacht hielden ze elkaar omarmd alsof Matthias alweer terugging naar Nederland en niet alleen maar een goeie week naar het buurland.
De bus was nog maar kort op weg of hij miste haar al. Hij probeerde zich te vermannen, en richtte zijn aandacht op de mensen die in de bus zaten. Allerlei types. Meest Thai, maar ook enkele westerlingen die druk met elkaar aan het praten en lachen waren. Ze hadden hem vriendelijk gedag gezegd bij het instappen en Matthias had teruggegroet, maar hij had toch geen behoefte met hen in gesprek te gaan.
Hij dwong zich te verdiepen in zijn eindbestemming en te gaan lezen in de Lonely Planet over Kuala Lumpur en wat er allemaal te doen was.
Toen ze de grens met Maleisië hadden bereikt had hij zijn week uitgestippeld. Twee nachten in de hoofdstad. Ervaren of die stad weer heel anders zou zijn dan Bangkok of Beijing. Dan doorreizen naar twee eilandjes in de straat van Malakka in het Noordwesten. Hij had nog niet veel gesnorkeld en wilde dat daar proberen. Palau Pajar stond er bekend om. En als laatste, als hij langzaamaan weer naar het noorden, richting Bangkok zou reizen, misschien een jungletocht. Behalve het noordwesten van Thailand scheen ook het zuidoosten dichte bossen te bevatten.
Sjors had een jungletocht in zijn eentje gemaakt en de verhalen erover waren zo aantrekkelijk dat Matthias vond dat hij zonder die ervaring niet naar Nederland terug wilde keren.
XII
Matthias vond Kuala Lumpur leuk zoals hij alle grote steden leuk vond. Nauwelijks onderscheid tussen dag en nacht, heel veel eettentjes, wel vond hij het Thaise eten lekkerder. Maar dat kon natuurlijk ook door het gezelschap komen waarmee je de maaltijd deelde. Hij had contact gezocht met een groepje Denen, die, net als hij, ook naar de eilandjes wilde en had afgesproken met hen te reizen, maar eigenlijk vond hij het vermoeiend om steeds nieuwe contacten aan te gaan.
Hij appte Em meermaals op een dag met soms alleen maar een fotootje van een tempel of een bord eten of een smiley, maar schreef ook dat hij haar miste. Zij miste hem ook, zei ze, en hoopte dat hij de laatste week van zijn verblijf in Azië weer met haar zou doorbrengen. Hij kon haar geruststellen. Dat zou hij. Alleen reizen was niet wat hij zich van tevoren in Nederland had voorgesteld. Lekker doen wat je zelf wilde. Ergens heengaan zonder te overleggen. Gamen op je telefoon zolang de batterij het volhield.
De tweede dag liep hij verloren door de stad en had een aantal keren contact met zijn moeder over de cadeautjes die hij zou meenemen naar huis. Wilde ze nou die rode Nikes of toch de wit-zwarte Adidassen? Ook zag en kocht hij een grappig klein olifantje dat kon glimlachen, als souvenir voor Em.
Hij was blij toen het volgende deel van de reis begon en hij samen met de luidruchtige groep Denen in de trein stapte naar het noorden. De boot lag al klaar toen ze uit de trein stapten en Matthias verheugde zich de zee te zien. Er waaide een flinke bries toen ze op de boot stapten naar het eerste eiland. Matthias bleef op dek, maar de Denen gingen naar de bar om te drinken. Dat was niet slim van ze want ze kwamen een voor een zeeziek boven. Gelukkig duurde de overtocht maar een kleine twee uur en konden de Denen, zwabberend op hun benen het vaste land bij Langkawi opstappen. Een meisje: Katrin, zocht contact met hem. Ze vertelde welk hostel ze hadden besproken en vroeg of hij morgen ook mee ging op een snorkeltrip.
‘Graag,’ antwoordde hij. Dit eiland was niet de beste plek ervoor, maar het meisje vertelde dat de boot naar een ander eilandje verderop zou varen. Daar was een beschermd natuurgebied en zou er veel kans zijn om iets moois te zien. Wel was de stroom in het gebied meestal sterk, dus je moest een ervaren snorkelaar zijn. Dat was hij, antwoordde hij haar.
Toch weer andere vissen dan op Bunaken. Matthias en de Denen waren vanochtend al vroeg op de boot gestapt die hen naar Palau Payar bracht. De gids vertelde wat ze konden verwachten aan soorten en daarna waren ze te water gegaan. Katrin bleef steeds in zijn buurt, merkte hij, gisteren had hij wat langer met haar gepraat. Ze studeerde sociale geografie aan de universiteit van Kopenhagen en vertelde hem wat ze leuk vond aan haar studie. Hij vertelde over de zijne, maar veranderde het onderwerp toen hij zag dat ze afhaakte. Ze kregen het over Amsterdam. Ze was er eens geweest en beiden waren het erover eens dat Amsterdam ‘far overrated’ was. Je kon er natuurlijk fantastisch aan dope komen, maar het was er zo druk!
Matthias zag dat ze naar hem gebaarde en wees. Een waanzinnig grote murene zwom traag onder haar door. Matthias stak zijn duim op dat hij hem gezien had. Het water was helder, ondanks de krachtige stroom hadden ze geen moeite in de buurt van de boot te blijven en toen ze na een uur gemaand werden weer aan boord te komen voelde Matthias zich voor het eerst in dagen, sinds hij Bangkok had verlaten, weer helemaal oké.
De dag bleef fantastisch want het hostel had een speciale maaltijd georganiseerd op het strand en Matthias voelde zich opgenomen in de groep waarvan hij slechts met moeite de namen kon onthouden: Morten, Torsten, Bendt, Jens en het meisje Katrin. Die avond maakten ze plannen voor een volgende etappe: de jungle in Zuidoost -Thailand. Matthias besloot met hen mee te gaan. Hij was zoiets al van plan geweest en het was comfortabel om niet alles in je eentje te moeten uitzoeken en regelen.
De volgende dag stond hij op de afgesproken tijd op om met de Denen naar het treinstation te gaan richting Thailand. Maar hij wachtte voor niets. Toen hij een kijkje ging nemen in hun kamer bleek die leeg. Verbaasd vroeg hij de receptie naar hun vertrek.
‘Ze zijn vanmorgen in alle vroegte vertrokken. Het meisje heeft nog wel een briefje voor je achtergelaten,’ zei de man. Hij overhandigde Matthias een vierdubbel gevouwen blaadje waarop met slordige letters was geschreven:
Sorry, Matthias, Jens kreeg vannacht een psychose. Hij ging helemaal door het lint. Hij heeft dat vaker en we waren erop bedacht. Daarom zijn we direct met hem naar het ziekenhuis gegaan.
We gaan niet meer met je mee. Hoop dat je wel een leuke jungletocht hebt. De trein vertrekt om 9:35 uur vanaf het station. Veel liefs, Katrin
Matthias keek beduusd. Zou hij naar het ziekenhuisgaan? Nee, natuurlijk niet, hij kende hen nauwelijks. Katrin een briefje proberen te sturen? Mwah, te veel moeite. Hij besloot geen contact te zoeken maar het plan dat ze samen hadden gesmeed alleen uit te voeren. Hij bedankte de receptionist en liep wat verdwaasd naar het station.
In de trein overdacht hij de gebeurtenissen. Een psychose. Maar goed dat ze met een groepje waren. Hoe kon zoiets ontstaan? Hij zocht op internet de verschijnselen op en wat de stoornis precies inhield en probeerde daarna contact te krijgen met Em. Ze had haar lunchpauze dus hij kreeg meteen contact met haar. Hij vertelde over de afgelopen dagen, dat hij lekker had gesnorkeld en leuke mensen had ontmoet, maar dat hij nu alleen in de trein zat richting Thailand en nog een stop zou maken voor een hike.
Het was fijn haar stem te horen. Zij had de dagen dat hij er niet was gebruikt om bij te slapen en extra te sporten. Ze maakte zich zorgen om haar gewicht. Ze hadden zo veel gegeten!
‘Maak je niet druk,’ zei Matthias, ’je bent prachtig.’ Hij voelde bijna dat ze bloosde en ging verder: ‘Maar sporten is natuurlijk altijd goed.’
Hij vertelde haar wanneer hij verwachtte terug te zijn en dat hij waarschijnlijk de komende dagen geen bereik zou hebben. Met veel ‘bye-bye’ en ‘love you’ namen ze afscheid.
Deel drie
Alle wegen naar Bangkok
XIII
Matthias hijgde, terwijl hij moeizaam de dichtbegroeide heuvel beklom. Vlak achter hem hoorde hij Lois ook hijgen en af en toe kreunen. Eerder had Lois geprobeerd met hem te praten, maar de mannen sloegen hard op zijn hoofd en schreeuwden hem toe. Daarna zweeg hij terwijl ze beiden probeerden het tempo vol te houden waartoe ze werden gedwongen. Het bos was hier dicht en nat. De bladeren en takken sloegen tegen hun benen. Matthias had ontelbare schrammen. Had hij nou maar zijn lange broek aangedaan en niet zo eigenwijs de gids genegeerd. Aan de andere kant: hij was al vaker in de jungle geweest. Hij had altijd veel meer last gehad van de hitte dan van stekende beesten of bloedzuigers. Er zat een lange broek in zijn rugzak. Zou hij proberen? Maar bij de eerste poging om zijn rugzak af te doen werd hij met een stok tegen zijn benen geslagen en gaf hij zijn poging op.
Vanochtend waren Lois en hij begonnen aan een jungletocht in Bang Lang National Park die twee dagen zou duren. Ze waren met een groep van acht toeristen van start gegaan. Het bos zag er die ochtend vredig en wonderschoon uit. De gids had hen beloofd dat ze zeker in de namiddag een groep apen tegen zouden komen. Er leefde een kolonie verderop. In een rustig tempo hadden ze achter elkaar aan gelopen. De meeste toeristen hielden lang stil bij watervallen en bijzondere planten om foto’s te nemen. Nadat ze een paar uur hadden gelopen, begon het te regenen. De meeste toeristen trokken een poncho aan, maar Matthias had daar geen zin in. Het gevolg was wel dat hij binnen een kwartier drijfnat was geworden. Hij had gedacht aan zijn droge T-shirt in de rugzak (gelukkig wel waterdicht) dat hij aan zou trekken als het droog geworden was. Toen ze opnieuw stilhielden op een open plek in het bos waar bijzondere orchideeën groeiden, hadden ze lawaai gehoord. Ineens stonden er bewapende mannen voor hun neus die met hun geweerkolven in het wilde weg tegen de toeristen aansloegen. Hij had die slagen weten te ontwijken, net als Lois, maar de anderen waren in paniek geraakt en enkelen begonnen wild te gillen. Was het geweest omdat Lois en hij rustig bleven dat de mannen hen hadden uitgekozen om met zich mee te nemen? Zo was het wel gegaan. De mannen hadden op een gegeven moment hen tweeën tussen zich in gedreven en gebaard dat ze moesten gaan lopen. Toen dat niet snel genoeg was gegaan naar hun zin, hadden ze hen geduwd en geslagen.
De andere toeristen waren achtergebleven op de open plek. De meesten waren stil geworden, toch was de Britse vrouw, Matthias geloofde dat ze Lenn heette, nog een tijdlang doorgegaan met gillen. Pas nadat ze een hoge heuvel beklommen hadden en die weer afdaalden hoorden ze haar niet meer.
Matthias’ gedachten gingen razendsnel. Wat was dit? Wat gebeurde hier? Waar gingen ze naar toe? Waarom waren ze gevangengenomen?
Hij had geschreeuwd naar de mannen: ‘What do you want? Do you want money?’
Maar de mannen leken geen Engels te verstaan, ‘Phan pi, Phan pi’ schreeuwden ze steeds. Matthias had op zijn reizen een paar woorden Thais opgepikt, maar dit begreep hij alleen door de toon van hun stem.
De regen hield langzaam op. De beloofde apen hadden ze op een gegeven moment in de verte gehoord en Matthias minderde even vaart, maar hij werd direct weer ruw voorwaarts geduwd.
Na de hele middag te hebben gelopen, gerend en soms gestrompeld hielden de mannen halt bij een enorme boom. Ze gebaarden naar Lois en Matthias dat ze moesten geen zitten en bonden de jongens aan elkaar vast met een lang touw. Hun gezichten, die hij nu van dichtbij kon zien, waren onbewogen. Ze waren van middelbare leeftijd, hadden camouflagekleding aan en bandages om hun hoofd. Matthias was blij dat hij kon gaan zitten, maar al snel verdween die opluchting want de natte bladeren op de grond maakten hem in korte tijd opnieuw drijfnat.
‘Hoe gaat het?’ fluisterde hij naar Lois. Hij kon Lois’ gezicht niet zien, want ze waren met hun ruggen tegen elkaar aan gebonden, maar hij voelde zijn hijgen.
‘Goed,’ antwoordde Lois met zachte stem. ‘Wat willen ze van ons?’
Matthias was hem het antwoord schuldig gebleven.
De hele volgende dag werden ze voortgejaagd. Matthias had een goede conditie, maar merkte aan Lois dat hij het tempo ternauwernood kon bijbenen. Telkens als hij achteropraakte sloegen de Thai hem. Tegen de avond kwamen ze aan bij een dorp. Her en der stonden wat hutjes, gegroepeerd om een groter huis op palen. Dorpelingen kwamen hun hutten uit om de groep gade te slaan. Uit het grote huis kwam een man in militaire kleding naar buiten. Hij riep iets naar de mannen en wees naar links.
Ze stopten op een plek waar een aantal kleine barakken stond. Lois en hij werden een van de barakken ingeduwd en ze tuimelden op de grond. Licht scheen door de stammenwand naar binnen, de vloer was van zand, er stond verder niets in. Ze werden niet vastgebonden. Ze hoorden alleen gerammel van een slot op de deur en daarna de vervagende stemmen van de zich verwijderende mannen. Oerwoudgeluiden namen het over. Ze hoorden de kaketoe van dichtbij en in de verte het geschreeuw van een groep apen.
‘Hoe gaat het?’ vroeg Matthias wederom aan Lois. Deze zag er niet best uit. Hij was naar de wand gekropen en leunde er tegenaan.
‘Laat me je eens bekijken.’ Matthias knielde bij hem neer en bekeek de hoofdwond die eerder sterk had gebloed maar al een tijdje geleden met bloeden was gestopt.
Matthias gokte erop dat ze eten en drinken zouden krijgen en gebruikte wat van zijn water uit de thermosfles om de wond schoon te maken en beter te kunnen bekijken.
‘Nou, het lijkt erger dan het is, geloof ik, maar het zal wel een aandenken worden.’ Het laatste kwam er mompelend uit.
Een aandenken, ja, een leuk aandenken wordt het alleen als we hier levend uitkomen. Wat zijn ze met ons van plan? Zijn we gijzelaar? Maar die rebellen, waar ik over las in een van de blaadjes die in het laatste hostel lagen, die zijn toch niet meer actief? Ik moet hier weg. Overheden luisteren niet naar terroristen. Ik moet hier weg. Wij moeten hier weg.
Maar moet je hem zien! Nauwelijks in staat tot een gewone oerwoudexcursie, en dan nu zo’n ontbering. Nou ja, eerst maar eens even afwachten wat er gaat gebeuren de komende uren.
‘Heb je water voor me om te drinken? Beverig kwam de stem van Lois. Matthias gaf hem de waterfles.
‘Wel nog wat overhouden voor mij. Ik weet niet wanneer we weer wat krijgen.’
Lois knikte. Ze waren beiden stil. Gedachten raasden door Matthias’ hoofd. Na een hele tijd hoorden ze mannen aan komen lopen. Ze hoorden gerammel van het slot. De deur werd opengedaan, een fles water en een pan werden naar binnen geschoven. Eten kregen ze dus in ieder geval. Maar waar moesten ze hun behoeften doen? In de jungle hadden ze kunnen aangeven dat ze moesten en was er steeds een man met hen een stukje meegelopen die de hele tijd een pijl op hen gericht had gehouden.
Matthias riep: ‘Hey, I must piss!’ Maar er kwam geen reactie en na opnieuw het gerammel van het slot, hoorden ze de mannen wegslenteren, ondertussen met elkaar pratend op ruzieachtige toon.
Matthias zag twee lepels in de pan. Hij bedacht dat ze dan maar een gat in de vloer van de hut moesten graven. Eerst maar eten. Hij at de helft van de inhoud. Het smaakte niet slecht. Hij gaf de pan aan Lois. Die schudde zijn hoofd dat hij niet wilde. Matthias twijfelde even. Hij lustte nog wel wat, maar zei toen tegen Lois. ‘Je moet eten, anders verzwak je en komen we hier nooit weg.’
‘Weg?’ zei Lois, en keek hem aan.
‘Ja, weg natuurlijk. We moeten een plan maken. Maar eerst moeten we weten of we hier blijven en of we hier als gijzelaar worden gehouden of dat we worden vetgemest voor het jaarlijkse feestmaal.’ Matthias vond het een goede, macabere grap, maar Lois trok wit weg, dus Matthias voegde er snel aan toe: ‘Grapje!’
Tjezus. Geen conditie en ook geen moraal. Ik kan hem natuurlijk ook hier laten en hulp sturen als ik de bewoonde wereld heb bereikt.
‘Ben je altijd zo stoer?’
‘Nee,’ antwoordde Matthias verrast. ‘Meestal niet. Ik had zelfs een tijdje geleden ruzie met mijn beste vriend over het feit dat ik zo saai was geworden. Maar ja, dat was omdat ik het avontuur niet opzoek. Maar een jungletocht met gids. Tja, ik had dat minder gevaarlijk ingeschat.’
‘Ik ook,’ verzuchtte Lois. ‘Ik ook.’
Ze vervielen weer in stilzwijgen terwijl de avond inviel. Matthias betwijfelde of hij op de harde grond zou kunnen slapen. Het leek erop dat ze in ieder geval hier bleven voor de nacht. Maar nadat hij voor Lois en zichzelf uit de rugzak wat kleren had gepakt om hun hoofd op te leggen was hij toch snel onder zeil. Maar niet voor zijn gedachten eerst naar Em gingen. Wat zou ze doen als hij niet op de afgesproken tijd uit de bus in Bangkok kwam stappen?
XIV
Matthias droomde. Hij droomde over Em. Ze waren met zijn tweeën in Kuala Lumpur. Ze had de rode poncho aan die ze voor de entree van de moskee aan had moeten trekken. Hij had de lange sarong om zijn middel om zijn blote benen onder de korte broek te bedekken. Maar toen wilde Em ineens niet meer naar binnen. ‘Ik moet naar huis,’ schreeuwde ze. ‘Ze wachten op me.’
‘Wie wachten op je?’ probeerde Matthias. Ze antwoordde niet maar liep hard weg. Matthias wilde haar achterna maar kon zijn benen niet bewegen en zag machteloos toe dat ze verdween in de verte. Eerst nog een rood vlekje, later niet meer zichtbaar.
Hij werd wakker en voelde dat hij zweette. Hij probeerde zijn waterfles maar die was leeg. Lois kreunde in zijn slaap. Het was al dag, zag hij aan het licht. Hij stond stijf op en probeerde door de spleten van de stammenwand naar buiten te kijken. Op een plek, ontdekte hij, was er een spleet breder dan de andere. Toen hij zijn oog ervoor hield; hij moest daarvoor op zijn tenen staan, kon hij inderdaad naar buiten kijken. Hoewel zijn blikveld beperkt was zag hij de kleine binnenplaats die hij gisteren ook al had gezien en de barakken eromheen. Een barak tegenover de hunne had een groot hangslot op de deur.
Even later kwamen mannen aanlopen met spullen in hun hand. Ze openden het slot van de barak tegenover de hunne en schoven een pan en een fles naar binnen en sloten de deur weer af. Toen liepen ze op hun barak af. Matthias liet zich snel zakken tot hij op de grond zat. Geknars aan het slot en net als de dag ervoor schoven de mannen eten en drinken naar binnen.
Matthias probeerde opnieuw contact te maken: ‘Sir! Please!’ maar ze gaven hem wederom geen aandacht en verdwenen.
Hij maakte Lois wakker met de mededeling dat er eten en drinken was. Lois zag er niet veel beter uit dan de dag ervoor. Ook keek hij lodderig uit zijn ogen. Matthias besloot er maar niet te veel aandacht aan te besteden en merkte op: ‘Ik denk dat er in de barak tegenover ons ook een gevangene zit.’
‘O,’ nu was Lois’ belangstelling gewekt. ’Waarom denk je dat?’
Matthias vertelde wat hij had gezien. Nu wilde Lois ook door de spleet kijken. Hij was langer dan Matthias en hoefde niet op zijn tenen te staan. Deze blik op de buitenwereld deed hem opleven, merkte Matthias, want hij begon over de ontsnapping die Matthias gisteren had geopperd.
‘Hoe had je dat gedacht? In de nacht? Een gang graven onder de hut?’
‘Eerst moeten we weten of we hier blijven,’ antwoordde Matthias. ‘Het heeft geen zin om moeite te doen als we morgen weer op pad gaan. We wachten in ieder geval vandaag af. Kijken wat er gebeurt. We kunnen ons vandaag bezig houden met het bedenken van verschillende scenario’s.’
Lois knikte. ‘Als ik maar niet zo’n last van m’n lijf had.’
Dan vertelt Lois aan Matthias waarom hij zo’n slechte conditie heeft. Als kind heeft hij polio gehad. Zijn ouders zijn streng religieus en hij is nooit gevaccineerd. Hij herstelde van de ziekte, maar het is bekend dat je na je dertigste weer last van spierslaptes kunt krijgen.
‘Bij mij lijkt dat al op mijn vierentwintigste weer te beginnen.’
‘Wist je dat voor je naar Azië vertrok?’ vroeg Matthias.
‘Nou, de eerste tekenen waren er al wel, maar ik wilde zo graag weg. Ik negeerde ze. Vlak voor de excursie dacht ik er wel voor het eerst serieus over na of ik daar wel aan mee moest doen. Maar toen ik zag welke andere deelnemers er waren dacht ik dat ik hen wel bij zou kunnen houden.’
Matthias glimlachte toen hij aan de Amerikaanse kortademige vrouw dacht en de dikke jongen uit Peru.
‘Maar hoe gaat het nu verder? Op de korte termijn bedoel ik, de komende weken?’
‘Geen idee,’ was Lois’ antwoord. ‘t’ Kan vriezen en het kan dooien.’
Matthias besloot eerlijk tegenover hem te zijn en besprak waar hij over twijfelde.
Alléén vluchten en hulp halen voor Lois of samen vluchten met de kans dat Lois een remmende factor was.
‘Je moet je door mij niet laten tegenhouden natuurlijk,’ Lois keek er bedrukt bij, ‘maar ik wil wel heel graag met je mee.’
‘Oké,’ zei Matthias, ‘we doen vandaag nog niks maar bedenken wat we kunnen doen.’
De rest van de dag besteedden ze aan het bespreken van hun situatie. Ze waren twee dagen lopen verwijderd van de bewoonde wereld. Ze waren in westelijke richting gelopen (volgens Matthias, Lois wist dat niet te beamen). De groep rebellen leek niet groot, maar in hoeverre werkten de bewoners van het dorp met hen mee? Onderweg hadden ze geen tekenen van bewoning gezien totdat ze hier bij deze kleine nederzetting waren aangekomen. Zouden ze een poging kunnen wagen om bij de ontsnapping hun mobieltjes te pakken? Die waren meteen van hen afgepakt. Hun tas was doorzocht en ook hun geld was in beslag genomen. Maar de mobieltjes zouden toch leeg zijn, om over bereik hier in de jungle maar te zwijgen.
De hele dag gebeurde er verder niets behalve dat er ‘s avonds weer eten en water om de deur werd gezet. Ze probeerden de geluiden te interpreteren die vanaf de binnenplaats klonken en keken af en toe naar buiten. Maar er was niet veel beweging.
De volgende dag echter werden ze wakker van lawaai. Matthias haastte zich naar de kijkspleet. Hij zag dat de deur van de hut aan de overkant openging en er nu geen pan om de deur werd gezet maar twee mannen naar binnen gingen. Toen ze weer naar buiten kwamen duwden ze twee gehandboeide mensen voor zich uit.
Een meisje en een jongen. Blanken, zag Matthias. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij de figuur van de jongen in zich opnam, maar verklaarde zijn gedachte voor onmogelijk totdat Lois en hij óók door de mannen de hut uit werden gesleept en ze tegenover elkaar stonden.
Lois en hij, een meisje en Andreas.
De schrijver maakt zich zorgen. Het boek vordert niet snel genoeg. De pagina’s worden te vaak herschreven. Telkens worden er weer stukken tekst weggegooid. Waarom zou hij het boek eigenlijk afmaken? Naar erkenning door uitgave hunkert hij niet. Als hij bedenkt hoeveel slechte boeken er worden uitgegeven kun je er niet zeker van zijn dat een uitgave kwaliteit betekent. Maar de omslag, ja over de omslag is hij heel tevreden. Bloedrode letters op groen. Het groen van Azië. Maar om een verhaal af te schrijven om de omslag gedrukt te hebben - Hoe vreemd is dat? Ach, hij ziet wel. Zolang hij elke week een stukje schrijft, in een ritme blijft. Het maakt niet uit hoelang het zal duren. Toch?
XV
Matthias knipperde met zijn ogen. Maar het was zo. Tegenover hem stond Andreas, in slechtere staat dan de laatste keer en ook zijn grijns was verdwenen, maar hij was het.
Ze staarden elkaar enige tijd aan. Tenslotte zei Matthias: ‘Wat doe jij hier?’
‘Tja, verkeerde afslag,’ was het nietszeggende antwoord.
Ze werden gestoord door het schreeuwen van de mannen, ze begrepen zonder het te verstaan dat ze moesten gaan lopen. Richting bomen. Vooraan de stoet liepen twee mannen, daarachter Andreas en het meisje, dan weer twee mannen, dan Matthias en Lois en de laatste twee mannen sloten de rij.
Lois fluisterde: ‘Je kent die jongen?’
‘Helaas wel. Hoe hij hier terecht komt? Hij kruist steeds mijn pad. Eerst in China, daarna Vietnam, nu hier in Thailand. Je zou aan tovenarij gaan denken.’ Matthias’ stem was grimmig.
Ten eerste was hij verbaasd en boos dat hij deze figuur alweer tegenkwam. En dan op zo’n onmogelijke plek. Maar ook vond hij het niet prettig om weer naar een andere plek te moeten. Hun gevorderde plan om uit de hut te breken hoefde niet verder uitgewerkt. Toch was zijn brein met de nieuwe situatie alweer koortsachtig aan het nadenken. Acht mannen en vier gevangenen. Moest mogelijk zijn. Als hij tenminste iets wist te verzinnen op de handboeien.
Voor hen struikelde het meisje. Een bewaker sloeg haar overeind. Andreas schreeuwde en probeerde de bewakers aan te vallen waardoor hij zelf klappen kreeg. Maar Matthias was verrast. Andreas had dus nog wel enig gevoel in zijn flikker. Zou het meisje zijn vriendin zijn?
De hele dag liepen ze voort met af en toe met een kleine pauze waarin de mannen met elkaar overlegden en de gevangenen gelegenheid hadden wat met elkaar praten. Matthias kwam erachter dat het meisje Evy heette en oorspronkelijk uit Australië kwam. Zij en Andreas hadden elkaar pas tien dagen geleden leren kennen toen ze in hetzelfde hostel zaten in Narathiwat en ze besloten met dezelfde excursie mee te gaan.
Ze bleken op dezelfde manier te zijn gevangen genomen als Matthias en Lois. Na een halve dag wandelen in het bos waren ook bij hen mannen vanuit het niets verschenen, hadden hen tweeën omsingeld, de rest van de groep met rust gelaten en hen met veel geweld voortgestuwd tot de nederzetting die ze vanochtend hadden verlaten.
Maar Andreas en Evy hadden geen idee waarom ze gevangengehouden werden.
De hele dag liepen ze voort, tot ze tegen de avond in een soortgelijk kampement kwamen als waar ze vandaan kwamen. Ze werden weer twee aan twee in een hut gestopt, maar dit keer lagen de hutten naast elkaar zodat het mogelijk was met elkaar te converseren.
Ze kregen eten en hielden zich stil. Toen de stemmen van de mannen zich verwijderden begon Andreas ineens te praten.
‘Ik heb nog een telefoon,’ zei hij. ‘Ik heb er altijd twee op zak. -Voor nood- klonk het zachter erachteraan. Ze hebben er maar een in beslag genomen.’
‘Heb je bereik?’
‘Het lijkt erop,’ was het antwoord, ‘ik heb een blokje zwart. Maar mijn stroom is wel bijna op. Ik heb hem vandaag daarom uitgezet, want met nog een uurtje is het wel gedaan.’
Matthias dacht na. Met z’n vieren ontsnappen. Het moest mogelijk zijn. Waarschijnlijk zouden de mannen, verder weg van de bewoonde wereld, minder oplettend zijn.
Als ze wisten waar ze zich bevonden, was het makkelijker om te ontsnappen.
‘Kun je zien waar we zijn?’ vroeg hij Andreas.
‘Ja,’ kwam het even later. ‘We zijn in de buurt van een klein dorp. Dertig kilometer verderop ligt een stad. Maar daartussen ligt wel een brede rivier.’
Matthias besloot zijn kaarten op tafel te leggen en te vertellen wat hij van plan was.
‘Doe je mee? En Evy? Of hoor je soms bij die mannen?’ voegde hij er cynisch aan toe.
‘Nee,’ was het korte antwoord, ‘ik ben slecht, maar met hen heb ik niets te maken.’
Hij vervolgde met zachte stem: ‘en als je ons hieruit haalt ben ik je eeuwig dankbaar.’
‘Probeer iemand te bereiken met de mededeling dat we gevangen zijn, en waar.’
‘Dat heb ik al geprobeerd,’ zei Andreas, ‘maar de app wil niet weg.’
Lois had tot dusver niets gezegd, maar vroeg nu aan Matthias: ‘Met z’n vieren? Hoe wil je dat doen?’
Zijn wond was weer gaan bloeden en na deze lange dag in het oerwoud zag hij er weer slechter uit.
‘Ik kan ook in mijn eentje proberen hulp te krijgen. Maar ik ben geen Thai, en dus zal de overheid, de politie, niet erg genegen zijn ons te helpen. Hij dacht terug aan het politiebureau waar ze de gestolen portemonnee en telefoon van Sjors gingen melden. Ineens vlamde zijn woede jegens Andreas op. Hij riep naar de hut naast hen: ‘Is die telefoon die je nog hebt soms van Sjors? En heb je zijn geld nog?’
Er kwam eerst geen antwoord, en toen dat er wel kwam ging het niet over geld of de telefoon van Sjors, maar met de mededeling dat Evy ook weg wilde lopen.
Lois, ondertussen, knikte naar Matthias. Hij wilde ook nog steeds ook een kans wagen.
Matthias sliep die nacht niet. Hij bekeek de verschillende scenario’s van alle kanten. Of ze bleven nog een of meerdere dagen in deze hut. Of ze gingen weer op pad. Als ze hier bleven konden ze het beste in de nacht ontsnappen. Hij dacht aan de aansteker die de ontvoerders niet hadden gevonden in zijn rugzak. Hij kon brand maken. De hut platbranden. Eerst het slot natuurlijk zodat ze niet zelf in de vlammen omkwamen.
Of ze moesten tijdens de tocht een truc bedenken. Met zijn vieren acht mannen overmeesteren. Dat was zonder hulpmiddelen en met bewapende tegenstanders niet makkelijk, zo niet onmogelijk. Nee, het beste was in de nacht te proberen te ontsnappen. Hoe laat zou het nu zijn? Al wel voorbij middernacht. Als ze het nu zouden doen zou hun voorsprong niet erg groot zijn. Op zijn vroegst kon het dus morgennacht. Als ze morgen weer verplaatst werden was het afwachten hoe de nieuwe plek eruit zou zien. Als ze zouden blijven kon het geen kwaad deze plek alvast minutieus te onderzoeken. Aan de andere kant: in het donker kon hij toch niet veel beginnen. Hij dwong zich te gaan liggen op de harde grond en te proberen in slaap te komen.
Het eten en drinken werd weer om de deur gezet. Matthias was al een tijdje wakker. Hij had zich om de wond van Lois bekommerd en deelde zijn plannen met de buren.
Andreas antwoordde dat hij ook de hut zou onderzoeken en gedurende de dag goed zou opletten welke geluiden hij kon onderscheiden van de bewakers. Ze hadden geen andere mensen gezien dan de acht die hen door het oerwoud begeleidden maar misschien woonden er toch nog andere mensen in de buurt?
Ze wachtten in spanning of ze opgehaald werden om verder te trekken maar hoorden geen enkel geluid meer nadat de bewakers die eten hadden gebracht verdwenen waren.
Komende nacht dus. Hoe groot was de kans op succes? Met een zwakke medereiziger, een schurk en een meisje waar hij helemaal niets van wist. Het slot forceren, meteen nadat de bewakers het avondeten hadden neergezet. Dan weg. Zonder lawaai te maken. Noordwaarts moesten ze, maar welke kant was dat?
Hij verdrong de gedachten aan Bangkok en Em. Negeerde de paniek die wilde toeslaan bij de gedachte aan de mogelijkheid dat hij haar nooit meer zou zien. Het zou lukken. Het moest lukken. Het kon toch niet waar zijn dat hij zijn leven hier zou laten in het land waar hij het liefste was, maar waar hij toch nog weinig van wist. Hij had wel gelezen van de onlusten in dit gebied een tiental jaar geleden. Maar wat was er nu aan de hand? Waren de ontvoerders nog steeds van dezelfde groep als toen? De groep die van de vier zuidelijke provincies een eigen staat wilden maken? Maar wat was hun doel met hen? Ze hadden bijvoorbeeld helemaal geen foto’s of zoiets van hen genomen om hun eisen, welke deze ook mochten zijn kracht bij te zetten.
Ineens bedacht hij dat de toeristengroep de ontvoering natuurlijk aan de wereld kenbaar moest hebben gemaakt. Zouden ze misschien zelfs al naar hen op zoek zijn? Was het wel slim om zo’n groot risico te nemen? Konden ze niet beter wachten op hulp die uiteindelijk zou komen?
De dag duurde lang. s’ Middags viel hij even in slaap tot hij wakker werd van de stem van Lois die tegen Matthias fluisterde: ‘Er zijn nu meer mannen op het terrein.’
‘Shit, laat mij eens kijken.’ Net als hun vorige hut was ook deze van palen gemaakt waarbij je op sommige plekken naar buiten kon kijken.
Hij zag inderdaad een wat grotere groep mannen een eindje verderop staan die met hun bewakers aan het praten waren.
Wat komen die hier doen? Overleggen ze of we doortrekken of niet? Of krijgen ze orders? Zijn ze net aangekomen?
Hij vroeg het aan Lois.
‘Ik hoorde ze aankomen door het bos’.
Na een tijdje namen de mannen afscheid van elkaar. Een groep verdween het oerwoud weer in, de andere groep verdween in de hut verderop.
Die middag gebeurde er verder niets vreemds en Matthias kon alleen maar denken aan zijn plan en hoeveel kans van slagen dat had. Hij begon te twijfelen aan het gebruik van vuur. Zou het niet gaan stinken? Zou er geen rookpluim opstijgen die de mannen konden zien? Hoe meer hij erover dacht, hoe belachelijker en hachelijker het plan hem voorkwam. Hij deelde zijn twijfels met Lois.
‘Ik weet misschien wel iets anders.’ Het kwam er schuchter uit.
‘Wat dan?’ vroeg Matthias zonder vertrouwen dat het iets zou kunnen zijn.
‘Het slot op deze deur is een schuifslot, geen hangslot,’ vervolgde Lois. ‘Ik heb het weleens bij de hand gehad dat ik zo’n slot van binnenuit open heb gekregen.’
Geen hangslot, zoals bij de eerste hut, verrek, dat is zo. Dat is me helemaal ontgaan.
‘Hoe heb je dat gedaan dan?’ vroeg Matthias, zonder zich af te vragen waarom Lois zich had moeten bevrijden.
‘Met een stokje door een gleuf op de hoogte van de schuif en dan millimeter voor millimeter de pin proberen weg te schuiven. Ik zou al kunnen proberen om de opening een beetje bij te vijlen.’
De stem van Lois kwam nu krachtiger, alsof hij er al pratend in begon te geloven.
‘Hebben Andreas en Evy ook zo’n slot?’
‘Jazeker, je kunt het horen als er bij hen eten naar binnen wordt gezet.’
‘Verrek. Goed plan, Lois!’
Lois keek Matthias blij aan. Ik kan een stokje proberen, maar misschien is het metaal van mijn sleutelhanger recht te buigen. Dan heb ik nog iets sterkers te pakken.
Matthias vond zichzelf een idioot. De hut in de fik steken. De gedachte alleen al. En als het klopte dat de hut van Andreas en Evy ook een schuifslot hadden konden zij, wanneer ze vrij waren, die vanaf buiten makkelijk losschuiven.
‘Waar wachten we op?’ zei Matthias enthousiast.
‘Ze moeten toch eerst nog ons avondeten neerzetten?’
‘Ja, maar de spleet kunnen we al proberen wijder te maken, dat merken ze niet.’
Matthias vertelde fluisterend de nieuwe plannen aan Andreas en Evy terwijl Lois begon met de voorbereidingen.
Aan het eind van de middag werd hun eten gebracht. Matthias kreeg het taaie vlees en de koude rijst nauwelijks naar binnen maar dwong zich toch te eten en maande Lois hetzelfde te doen. Toen hun bord leeg was keek hij Lois met fonkelende ogen aan en vroeg: ‘Ben je er klaar voor!’
XVI
Zijn hart bonsde in zijn keel. Hij zag sterretjes voor zijn ogen en hoewel hij wist dat het bij zijn metgezellen niet veel beter kon zijn, snauwde hij hen toe: ‘Doorlopen!’
Lois had het slot verrassend snel open gekregen. Ze hadden het terrein bespied. Er was niemand te zien. Ze schoven het slot van de andere hut open en maanden Andreas en Evy zonder geluid mee te komen. Ze schoven de sloten weer terug zodat, met wat geluk, hun verdwijning pas de volgende ochtend zou worden ontdekt. Matthias gebaarde dat ze in westelijke richting moesten verdwijnen. Andreas fluisterde: ‘We zouden toch naar het noorden gaan, naar die stad?’
Matthias zei dat hij wilde laten lijken dat ze westwaarts waren verdwenen zodat de mannen hen eerst in die richting zouden zoeken.
Ze zorgden ervoor dat ze sporen achterlieten door takken af te breken en roekeloos door het bos te lopen. Na een kwartier maakte Matthias duidelijk dat ze nu onzichtbaar voor spoorzoekers in een wijde bocht om het kampement zouden lopen om noordwaarts verder te gaan.
Andreas had de batterij van zijn telefoon gespaard en na een tijdje vroeg Matthias: ‘Gaan we zo goed?
‘Nog iets meer naar links, denk ik.’ De stem van Andreas klonk schor.
Even dacht Matthias aan verraad, maar die gedachte schoof hij opzij. Als dat het geval was kon hij er toch niets meer tegen doen. Hij had de twee nu eenmaal op sleeptouw genomen. Hij moest geloven dat Andreas net zo graag de bewoonde wereld wilde bereiken als hij.
Dertig kilometer. Moet in een dag te doen zijn. Nu is het lastig lopen, hoewel het gelukkig bijna volle maan is. Maar morgen moeten we goed door kunnen lopen. We kunnen ook wel een dag zonder eten. En in de buurt van de stad is een rivier. In ieder geval water. Hoe lang kunnen we het volhouden? Hoelang houdt Lois het vol? Wat schreeuwen die apen. Moeten die niet ‘s nachts slapen? Zijn ze eigenlijk gevaarlijk voor mensen? Shit, waarom bereid ik me altijd zo slecht voor!
Evy bleef achter.
‘Kan het even iets langzamer,’ smeekte Andreas.
‘We kunnen wel even rusten,’ besloot Matthias.
Ze voegden de daad bij het woord en zeiden niets. Alleen hun gejaagde ademhaling was hoorbaar tussen de dierengeluiden.
Na een tijdje werd die rustiger.
‘Gaan we het redden?’ vroeg Evy met zachte stem.
Matthias keek haar voor het eerst wat langer aan.
Lief meisje leek het. Hoe kwam ze hier met Andreas terecht? Hij besloot dat het nu niet het moment was om daar een gesprek over te beginnen en zei: ‘We hebben een goede kans. Ik weet alleen niet hoeveel rebellen, of wat het ook voor mensen zijn die ons gevangen hebben genomen, in het oerwoud verblijven. Het kan zijn dat we op een ander kamp van hen stuiten. Daarom moeten we zo min mogelijk praten en zo voorzichtig mogelijk zijn. We weten de richting. Het zal nog moeilijk genoeg zijn om richting te houden als de telefoon leeg is. Als we het redden tot de stad moeten we zien dat we op een trein stappen of ergens hulp krijgen. Maar waarschijnlijk zitten zowel de politie als de bewoners er niet op te wachten om ons te helpen. Ook in de stad moeten we dus uiterst voorzichtig zijn. Maar vanuit daar hebben we meer kans om in de bewoonde wereld te bereiken.’ Bangkok bijvoorbeeld, voegde hij er in gedachten aan toe.
‘Kunnen jullie weer? Dan gaan we.’
Ze hesen zichzelf overeind en volgden Matthias dwars door struiken en langs bomen. De maan scheen roerloos op hen neer.
Na nog een uurtje was het gedaan met de batterij van de telefoon van Andreas.
Ze hadden nog wel kunnen zien dat er een weg naar het noorden liep op ongeveer een kilometer afstand van waar ze zich bevonden. Ze moesten die weg zien te bereiken. Dwars door het oerwoud ging het te lastig, te zwaar en daardoor te langzaam.
Na een tijdje zei Matthias: ‘Het is te donker om goed koers te kunnen houden. We gaan proberen wat te slapen en vertrekken weer bij het eerste licht. Iemand moet wel wakker blijven om op te letten. We hebben nog een uur of vier voor het weer licht wordt. Ik stel voor dat ik begin en na twee uur Andreas wakker maak. Akkoord?’
Niemand protesteerde. Ze probeerden het zich makkelijk te maken door bladeren bij elkaar te schuiven voor een zachtere ondergrond.
Wat zijn ze snel in slaap gevallen. Ben ik de enige die zich volledig bewust is van het gevaar waarin we ons bevinden? Zouden de rebellen, zo noem ik ze maar voor het gemak, onze koerswijziging, naar het noorden bemerken? We moeten wel het dorpje links laten liggen. Te veel kans dat daar rebellenvriendjes zitten. Wat is het donker! En wat is er veel geluid in het bos. Zullen we het gaan redden? Denkt Em nu aan mij? Wat zal Sjors opkijken als hij hoort dat ik hier zit, op de vlucht met zijn oude maatje Andreas. Vanuit de stad naar Bangkok zien te komen, nog een week met Em en dan naar huis, naar mijn kamer, afstuderen.
Ineens leek dat hele idee hem absurd. Afstuderen, nog twee jaar. Volgend jaar weer naar Bangkok om nogmaals te testen of ze bij elkaar hoorden: Em en hij. Onzin. Hij wist het al. Zij was het bij wie hij wilde zijn. In Bangkok of elders.
Eerst hier weg. Hij zuchtte en probeerde beter op de omgeving te letten en niet in gedachten weg te dromen. Anders kon hij net zo goed gaan slapen.
Tegen de tijd dat hij Andreas wakker maakte, wat nog niet zo makkelijk ging, was hij toch zo vermoeid geraakt dat ook hij snel in slaap viel tot de dageraad zich meldde.
XVII
De volgende morgen leek alles moeizamer te gaan dan de dag ervoor. Lois bleek wel weer van grote waarde toen hij volhield dat ze meer naar het oosten moesten om het pad te bereiken en dat inderdaad zo bleek te zijn. Maar toen het pad eenmaal gevonden was bleef hij achter. Matthias probeerde hem te activeren met opbeurende praatjes, maar Lois leek de wanhoop nabij toen hij zei: ‘Gaan jullie maar zonder mij. Mijn energie is op.’
‘Doe niet zo gek, zei Matthias en Andreas stelde voor dat hij suiker moest hebben. Ze moesten even wat tijd pakken om vruchten te zoeken.
Evy had al snel wat gevonden.
‘Weet je zeker dat ze eetbaar zijn?’ vroeg Matthias wantrouwend.
‘Ja, zeker,’ klonk het afgemeten uit Evy’s mond.
‘Hier,’ zei ze tegen Lois. ‘Dit zal je goed doen.’
Ook de anderen deden zich tegoed aan de vreemde vruchten die hier in overdaad groeiden.
Na een kwartiertje zei Lois: ‘Het gaat wel weer.’
‘Gelukkig,’ reageerde Matthias. Hij was erop gebrand om iedereen in veiligheid te brengen, maar wat als dat zijn eigen veiligheid in de weg stond?
Ze gingen in langzamer tempo voort. Het pad was vrij goed begaanbaar, maar toen ze ‘s middags stemmen hoorden in de verte verlieten ze het pad in allerijl, om het op afstand te volgen.
‘We zijn, denk ik, in de buurt van het dorpje gekomen,’ mompelde Andreas.
Nu pas? Het dorpje was toch vlakbij het kamp had Andreas gezegd. Zijn we zo weinig opgeschoten? Of is dit een ander dorpje? Nou, ja als we maar in noordelijke richting doorlopen dan moeten we toch vanzelf in die stad komen.
Matthias vroeg Andreas niets, maar ging op zijn informatie af dat de stad noordwaarts lag en dat het pad daarnaartoe leidde. Ze liepen de hele middag min of meer stevig door en gingen, toen ze alweer een tijdje geen menselijke activiteit hadden bemerkt, weer op het pad lopen hetgeen het tempo behoorlijk opvoerde.
Hoe hard gaan we per uur? Bij een normale wandeling op verharding vijf kilometer per uur? Maar hier lopen we, denk ik, maar de helft zo snel. Dertig kilometer gedeeld door twee en een half is
Hij moest er lang over nadenken. Zijn geest was zwaar, moe.
Na drie keer heen en weer rekenen had hij het te pakken. Twaalf uur!
Ze hadden de eerste nacht een uur of drie gelopen. Vandaag ongeveer vijf uur, schatte hij. Nog vier uur!
Dat zouden ze vandaag niet meer halen. Maar iedereen liep zonder klagen en achter te blijven door. Alsof ze in een trance liepen. Nog een uurtje, dan zou de schemering weer invallen. Hij was diep in gedachten toen ineens de rivier voor hun neus opdoemde. Het pad ging over in een brug die voor de helft ingestort was.
Kapot gemaakt door de rebellen? Zwemmen dan maar. Sterke stroming, ach het zal wel lukken. Hoewel, Lois?
De breedte van de rivier, minstens vijftien meter verontrustte hem.
Matthias keek Lois aan. Hij kon niets van zijn gezicht aflezen.
‘Ik kan niet zo heel goed zwemmen,’ kwam de stem van Evy.
‘Ik kan ook niet zo goed zwemmen,’ echode Lois.
‘Hoe staat het met jou?’ vroeg Andreas.
‘Mij zal het wel lukken,’ antwoordde Matthias.
‘Mij ook, maar dan moeten we dus een oplossing bedenken voor Lois en Evy. Maar vanavond lijkt het me sowieso niet meer verstandig. Elk moment kan de duisternis invallen.’
‘Inderdaad,’ zei Matthias. ‘We slaan hier ons kamp op. ‘Evy zoekt vruchten, Lois rust alvast uit en wij bedenken een list. Andreas keek Matthias vrolijk aan. Voor het eerst zag Matthias dat hij een open en vriendelijk gezicht had. Wat was er toch met hem aan de hand geweest, en waarom was hij nu wel oké?
Hij zuchtte, en bedacht dat dat nog steeds kon wachten tot later.
‘Een list ja. Een bootje? Nee dat zou te veel tijd kosten. Touw?’ Had hij er maar een.
Zijn hardop uitgesproken gedachten werden door Andreas beantwoord.
‘Van lianen kun je een touw maken. Lang genoeg om de overbrugging te maken. Jij zwemt met het touw naar de overkant, ik houd het touw aan het andere uiteinde hier vast. Lois en Evy kunnen met behulp daarvan naar de overkant zwemmen en ik kom als laatste. Ik heb er dan ook nog wat houvast aan.
Matthias dacht na. ‘Goed idee,’ moest hij toegeven.
‘Zolang het licht is kunnen we nog proberen lianen te vinden en die zo knopen dat ze goed vast zitten. Zodat Lois of Evy niet meegesleurd worden door de stroom,’ mompelde hij erachteraan.
‘Top.’ Andreas voegde de daad bij het woord en liep het woud in om lianen te vinden. Hij kwam na enige tijd onverrichter zake terug. Het was al donker geworden en hij had een mes of iets anders wat scherp was nodig.
Eerst maar eens rusten. Nadat ze zich tegoed hadden gedaan aan de vruchten die Evy had gevonden, deden ze pogingen een comfortabel onderkomen voor de nacht te maken.
Evy en Andreas, die overdag niet veel met elkaar gesproken hadden, kropen bij elkaar en ook Lois en Matthias zochten elkaars nabijheid op. Alle vier sliepen ze snel in.
Toen Matthias wakker werd waren Andreas en Lois verdwenen.
‘Het bos in,’ zei Evy, ‘om lianen te zoeken.’
Zij had al een bergje vruchten bij elkaar gezocht voor het ontbijt. Matthias maakte gebruik van de gelegenheid om een praatje met haar aan te knopen, maar Evy liet niet veel los. Ja, ze had Andreas pas een paar dagen geleden ontmoet en ze kwam uit Australië. Maar meer dan haar verzuchting dat ze bang was dat haar ouders zich zorgen gingen maken omdat ze al een paar dagen niets van haar gehoord hadden, liet ze niet los.
Matthias liet het er maar bij, maar bedacht tevens dat het toch best wel handig was om in een groep te opereren. Hoe had hij in zijn eentje geweten welke richting op te gaan en wat te eten? Hij had geen idee van eetbare planten of vruchten.
Andreas en Lois kwamen even later terug uit het bos. Het was hen gelukt lianen te snijden met een glasscherf die ze aan de oever van de rivier hadden gevonden. Nu moesten ze de einden aan elkaar knopen. Ze waren daar nog een tijd mee zoet voordat Andreas tevreden was over de stevigheid van het geheel. De zon stond inmiddels al hoog aan de hemel toen Matthias zich in het water liet glijden. Het was kouder dan hij had verwacht. Na twee stappen begon de stroming al aan zijn benen te trekken. Maar hij was in goede conditie, hoewel hij zich door het karige dieet van de laatste dagen slap voelde. Maar hij zou het wel redden. Het moest.
Hij liep zolang mogelijk en ging toen zwemmend verder. Schuin tegen de stroom in, om zich af en toe even te kunnen laten afdrijven. Halverwege was zijn adem gaan piepen. De inspanning viel hem tegen. Maar hij moest. Hij dacht aan Em en aan zijn ouders. En aan de andere reisgenoten. Het moest lukken. Het moest.
Uitgeput kwam hij aan op de andere oever. Na een minuut of wat maakte hij de liaan vast aan een boom die op de oever stond en stak zijn hand op naar Andreas, Lois en Evy op de andere kant.
Hij zag dat Lois langzaam het water in waadde. Toen begon hij te zwemmen, zich tevens voorttrekkend aan het touw. Het leek Matthias tergend langzaam te gaan. Toen Lois halverwege was begon Matthias hem aan te moedigen.
‘Kom op Lois, nog even!’ Dat leek effect te hebben want het ging iets sneller. Doodsbleek kwam hij aan wal, daartoe geholpen door Matthias. Hij liet zich op de grond vallen en zei: ‘Laat me maar even, het gaat wel. Zorg dat Evy goed overkomt.’
Matthias richtte zijn blik op de overkant. Daar was inmiddels Evy inderdaad begonnen aan haar oversteek. Die leek vlotter te gaan dan de oversteek van Lois, tot ineens een knoop brak en Evy de liaan niet meer beethad. Andreas gaf een schreeuw en liep het water in maar Evy had door een paar ferme zwemslagen het afgebroken touw toch weer te pakken en probeerde zo goed en zo kwaad als het ging met behulp van het touw, dat nu met de stroom afdreef, de andere oever te bereiken. Andreas kwam achter haar aan. Hij had nu toch niets meer aan het touw en zwom op eigen kracht. Zijn rode haar vlamde op boven de grijze rivier. Hij haalde langzaam Evy in, die door het afdrijvende touw nu veel langzamer vooruitkwam en kon haar het laatste stukje helpen.
Ook zij klommen bleek en dodelijk vermoeid op de oever, geholpen door Matthias en Lois die ademloos hun tocht hadden gevolgd.
XVIII
‘Ik ben je een verklaring schuldig,’ begon Andreas.
‘Inderdaad,’ beaamde Matthias, ‘maar ik weet niet of ik het nog hoef te weten.’
‘Ik zou het anders graag doen,’ vervolgde Andreas, ‘zodat je voortaan misschien anders over me denkt.’
‘Nou, brandt maar los dan,’ zei Matthias.
Hij wist niet zeker of hij geïnteresseerd was in het verhaal van Andreas. Waarom hij steeds hun pad had gekruist en er met Sjors’ geld vandoor was gegaan. Maar misschien was Sjors wel nieuwsgierig, zeker als hij ervan zou horen dat Matthias met Andreas aan rebellen waren ontkomen na een ontvoering tijdens een jungletocht.
Hij nam een slok van zijn bier en keek Andreas aan.
Ze hadden het gered om de stad te bereiken zonder aandacht te trekken. Eerst waren Andreas en Matthias polshoogte gaan nemen. Ze bemerkten niets verdachts en besloten het erop te wagen een hostel voor de nacht te bespreken en vanuit daar te gaan zoeken of er een trein- of busstation was vanwaar ze verder konden trekken. Andreas haalde Lois en Evy op en liet ze onafhankelijk van hem inchecken.
Toen ze de stad in zicht kregen en Matthias bedacht dat ze bijna in veiligheid waren, realiseerde hij zich ineens dat ze geen geld hadden. Geen geld, geen creditcard. Wel een telefoon. Maar geen oplader.
Alsof Andreas zijn gedachten raadde zei hij. ‘Ik heb nog een creditcard. Ook een reserve, nee, niet die van Sjors,’ vervolgde hij terwijl hij Matthias aankeek, ‘die was al snel geblokt. Ik kan een hostel betalen voor ons allemaal en een oplader kopen, dan hebben we een telefoon.’
‘Is dat niet link,’ vroeg Lois. ‘De rebellen weten je naam van de creditcard die ze uit je rugzak hebben gepakt.’
‘Staat onder een andere naam.’
Matthias merkte dat hij, ondanks zichzelf, toch ontzag had voor de, weliswaar onwettige, maar wel ingenieuze trucjes van Andreas.
Ze hadden ingecheckt in een klein hostel en Evy en Lois eropuit gestuurd om wat eten te kopen.
Met een bier van het hostel zaten ze tegenover elkaar op de onderste bedden van twee stapelbedden. De telefoon lag op te laden aan een geleende lader.
Andreas begon haperend.
‘Nou, je weet dat ik jullie voor het eerst zag op het grote plein in Beijing.’
Matthias knikte.
‘Ik had jullie al een tijdje gevolgd zonder dat jullie het merkten. Ik was alleen op pad. Ik vond dat ik weinig aansluiting kreeg met andere backpackers. Ik had ook geen goede reden om op reis gegaan. Ik was gekwetst door een meisje thuis en dacht dat ik het haar betaald kon zetten door te verdwijnen. Ik wilde bewijzen dat ik genoeg aan mezelf had. Dat was niet zo. Ik was superongelukkig.
Toen zag ik jullie, jullie waren zo...’ Hij stopte.
‘Zo één met elkaar. Zo op jullie gemak, zo echt vrienden.’
Hij stopte nogmaals.
‘Ik was jaloers, wilde een stukje van jullie kameraadschap en toen al heel snel bleek dat dat niet ging -jij moest mij niet-’ hier keek hij Matthias verslagen aan, ‘toen wilde ik wat jullie hadden kapotmaken.’
Matthias fronste. Jaloers? Dat is wel een heel raar excuus.
Maar Andreas ging verder: ‘Ik was geen leuke jongen, ik zei het al, gefrustreerd, vervelende jeugd, nou ja, het gewone werk.’
‘Maar hoe…,’ interrumpeerde Matthias.
‘Hoe ik wist waar jullie steeds waren? Ik was de eerste avond al vrienden met Sjors geworden op Facebook. Daardoor kon ik jullie volgen.’
Matthias dacht aan de wekelijkse updates op Facebook die Sjors plaatste voor het thuisfront.
‘Ik dook weer op in Vietnam en bij het stappen raakte ik zo geïrriteerd door de manier waarop Sjors over jou sprak! Alsof jullie bloedbroeders waren ofzo. Toen kwam het in mijn stomme kop op om hem eens een lesje te leren over vriendschap en hoe het voelt als je daarin bedrogen wordt.’ Andreas sloeg zijn ogen neer en vervolgde: ‘Jullie hebben niet eens aangifte gedaan tegen mij!’
‘Jawel,’ zei Matthias, dat probeerden we wel, maar we wisten je achternaam helemaal niet!’
‘Ach, dat had Sjors toch kunnen weten.’ Andreas schudde meewarig zijn hoofd.
‘Maar goed, via hem kon ik jou ook volgen en kwam het onzalige idee in me op om me op jou te concentreren.’
Andreas schraapte zijn keel. ‘Maar toen ontmoette ik Evy. Ik was de hele tijd mijn onaangename zelf, maar op een avond raakte ze toch met me aan de praat en omdat ik haar zo leuk vond liet ik blijkbaar mijn masker vallen en werden we verliefd op elkaar. Ik had de jungletocht al afgesproken en zij wilde mee.
De rest weet je.’
‘Ja, de rest weet ik,’ antwoorde Matthias.
‘Ik schaam me.’
‘Nou, laat maar. Wat er gebeurde was ook wel goed voor wat er tussen Sjors en mij gebeurde. Het was aanleiding om onze vriendschap eens te herijken.’
Andreas schrok. ‘Ik ben toch niet de oorzaak voor een verwijdering tussen jullie?’
‘Even wel,’ glimlachte Matthias, ‘maar we zijn weer goed. Hij zit lekker in de schoolbanken te verlangen dat ‘ie ook nog hier was.
Zoals het er nu uitziet gaan we Bangkok nu veilig bereiken, denk ik, en dan nog twee weken, dan zie ik hem weer.’
Nu verdween Matthias’ glimlach. Ja, Sjors zien, dat zou fijn zijn, maar de rest? Nederland? Nee, de gedachte die hij in het bos had toen iedereen in slaap was gevallen en hij op dat moment zeker wist dat hij bij Em wilde blijven was blijven hangen en alleen maar sterker geworden.
Maar van die gedachtes hoefde hij Andreas geen deelgenoot te maken. Bovendien waren ze nog niet in veiligheid. Nog niet helemaal.
Matthias droomde. De hut stond in brand. Hij schreeuwde tegen Lois: ‘Heb jij dat gedaan? Hoe stom kon je zijn.’ Maar Lois was ineens Andreas geworden en wilde hem aanvallen met een mes. ‘Stop,’ wilde hij roepen, maar het kwam zijn mond niet uit. Met enorm kabaal stortte het dak in. Het werd donker en ineens liep hij in het oerwoud. Bladeren en boomwortels belemmerden hem de doorgang. ‘Laat me erdoor,’ riep hij, maar niemand hoorde het. Hij was alleen.
‘Kom!’ iemand zat aan zijn arm te rukken. ‘Lois en Evy zijn al naar het station. Wij moeten nu ook gaan.’
Gisteravond hadden ze op internet uitgezocht hoe ze naar Bangkok moesten en hoe laat.
Evy had een app naar haar ouders gestuurd. Ze wist niet of de buitenwereld iets te weten was gekomen over de vier gekidnapte westerse jonge mensen. Maar ze wilde dat nieuws, als het Australië zou bereiken graag vóór zijn. Maar ze kreeg meteen een onschuldig appje terug van haar vader. Het was duidelijk dat hij niets wist en wenste haar een fijne tijd.
Met Lois’ ouders was het wel anders. Lois was met zijn ouders op vakantie. Zij logeerden met zijn drieën in een hotel in het dorpje waar de excursie was begonnen. Omdat zijn vader niet helemaal in orde was, was Lois in zijn eentje met de excursie meegegaan. Het werd een lang telefoongesprek, vol oh’s en ah’s en gehuil aan de andere kant van de lijn.
Lois’ ouders waren inmiddels in Bangkok om op de ambassade te proberen hulp voor hun zoektocht naar hem te regelen.
Andreas gebaarde dat hij moest kappen met het telefoongesprek en Lois eindigde het gesprek met de verzekering dat hij in veiligheid was en zo snel mogelijk naar Bangkok kwam.
‘Pffff, sorry, ze zijn in alle staten.’ Lois veegde zijn voorhoofd af.
‘Logisch,’ reageerde Matthias. ‘Ik zal Sjors even appen, kijken of er iets in Nederland bekend is. Liever bericht ik mijn ouders even niets.’
Hij durfde niet te bekennen dat hij het telefoonnummer van Em helemaal niet kende. Maar gelukkig was ze altijd online op Facebook, dus op zijn melding dat hij oké was maar iets later in Bangkok zou arriveren had ze meteen geantwoord dat dat in orde was.
‘Hoef jij niemand te berichten?’ vroeg Lois aan Andreas.
‘Nee,’ was het korte antwoord. Hij keek naar Evy en zei: ‘Evy gaat met mij mee naar Nederland. Ze wil wel eens zien hoe de wereld er aan de andere kant van de aardbol uitziet.’
Evy glimlachte verlegen. ‘Ik ben een jaar op reis. Niets ligt van tevoren vast. Nu ik Andreas heb ontmoet wil ik wel eens zien waar hij vandaan komt.’
Matthias en Lois glimlachten ook. Ze kenden haar nog steeds niet goed, maar ze leek een aardig meisje.
Matthias liep met Em over Rama 4 Road. Over een uur had hij een interview op de universiteit. Ze hielden elkaar bij de hand. Matthias genoot van het lopen door de stad, van de hitte die opsteeg van het zwarte asfalt, hoewel zijn voeten opgezet waren omdat hij voor de gelegenheid zijn dichte schoenen had aangedaan en de slippers thuis had gelaten. Maar bovenal genoot hij van de aanwezigheid van Em aan zijn zij. Als hij de test goed zou doorstaan en aan het werk kon, zouden ze zich een groter appartement kunnen veroorloven en een en ander gaan inrichten. Een keuken zou heel prettig zijn. Hoe hij ook genoot van het eten op straat, toch verlangde hij ernaar zelf te koken. In Em’s appartement was een warmhoudplaatje het enige attribuut dat aan een keuken deed denken. Hij was nu een maand terug in Bangkok en langzamerhand was zijn idee werkelijkheid geworden. Eerst stelde hij voor om zijn terugkeer naar Nederland uit te stellen en in die tijd merkte hij dat zijn weerzin tegen terugkeer naar Nederland en zijn oude leven steeds sterker werd. Wat had het voor zin om zijn master te halen nu hij zeker wist dat er maar één ding in het leven belangrijk was. De liefde.
Waarom zou hij wat hij het liefste wilde nog twee jaar uitstellen? Hij wilde in Bangkok blijven. Met haar.
Hij had het idee voorzichtig bij Em neergelegd.
Haar terughoudendheid om haar emoties echt te tonen, ingebakken in de Thaise cultuur, had haar ook nu belet om zich duidelijk uit te spreken. Maar inmiddels meende hij haar nu wel zo goed te kennen dat haar brede glimlach een toezegging was, een toenadering, een belofte.
Matthias herinnerde zich het telefoongesprek met thuis. Natuurlijk had hij eerder al contact gehad om over de ontvoering te vertellen en te zeggen dat hij zijn terugreis had uitgesteld om eerst bij te komen van de gebeurtenissen. Zijn moeder wilde meteen naar hem toekomen maar hij wist haar te overtuigen dat het nu goed met hem ging en dat hij even rust wilde.
Bij het tweede contact met thuis, toen hij vertelde dat hij in Bangkok bleef, riep zijn moeder dat ze nu, nu meteen tickets ging kopen om hem te zien. Om hen tweeën te zien.
Ze kende Em van foto’s, had ook wel haar stem gehoord en was haar als vanzelfsprekend gaan zien als de vriendin van haar zoon, maar nu hij besloot daar te blijven werd het toch wel de hoogste tijd om naar Bangkok af te reizen.
Matthias kon haar nu niet meer tegenhouden en toen hij een paar dagen later zijn ouders uit het vliegtuig zag komen schoot hij vol. Zijn moeder huilde en zijn vader grijnsde en omhelsde hem stevig.
Het was fijn om met hen in zijn geliefde stad te zijn en hen alles te laten zien waar hij zo van was gaan houden.
Van zijn ouders gingen zijn gedachten naar Sjors.
‘Waarom heb ik nou gezegd dat je saai was!’ was zijn eerste uitroep toen Matthias hem op de hoogte stelde van de afgelopen gebeurtenissen.
‘En Andreas! Nee! Niet mogelijk!’
Sjors was perplex en opgewonden. Verderop in het gesprek liet hij wel merken dat het natuurlijk best wel heel eng en gevaarlijk was geweest, maar o, wat was hij er graag bij geweest.
Matthias moest lachten om zijn vriend.
In een later gesprek, toen Matthias hem op de hoogte stelde van zijn plannen om te blijven was het juist lang stil geweest.
‘Weet je het zeker? Ik vind Em ook heel leuk, en van Thais eten droom ik nog af en toe maar man, voor altijd? En je studie dan. Je had ambities. Shell, Unilever, Akzo.’
Matthias onderbrak hem. Misschien blijf ik hier niet voor altijd. Maar voor voorlopig in ieder geval wel. Ik ga eerst aan de slag bij een school. Dat schijnt makkelijk te zijn hier, heb ik gehoord. Daarna ga ik verder kijken. KPMG zit hier. Misschien hebben ze genoeg aan een bachelor student. En misschien ga ik ooit nog wel afstuderen. Maar voorlopig blijf ik hier.
Hij besloot het gesprek met: ‘En komende zomer ben je onze gast!’
Over de rebellen had hij niets meer gehoord. Alle vier de ontvoerden waren terecht en de Thaise regering had het bij deze uitkomst gelaten. De Nederlandse regering had hen laten weten dat er een negatief reisadvies was voor die vier zuidelijke provincies. Wisten ze dat niet?
Lois ouders hadden nog wel stampij gemaakt bij de Thaise overheden, maar dat had niets opgeleverd. Ze hadden Lois verboden ooit nog naar Zuidoost-Azië te gaan. Lois had Matthias een knipoog gegeven. Dat zou hij nog wel zien, leek hij te zeggen.
Van Andreas had hij niets meer gehoord. Die was met Evy naar Nederland vertrokken. Matthias hoopte dat hij zijn nieuwe zelf zou blijven en met Evy gelukkig zou worden.
‘Wakker worden!’ Em stootte hem aan. ‘We zijn er. Ik wacht hier in deze bar. Succes!’
Ze kneep hem in zijn arm bij wijze van bemoediging en Matthias liep naar de ingang van het witte gebouw. De eerste keer van vele. Zo hoopte hij. Hij rechtte zijn rug en voelde zich er klaar voor.
Klaar voor een ander leven.
Nawoord
De schrijver legt opgelucht zijn pen neer. Figuurlijk gesproken natuurlijk, het is de eenentwintigste eeuw en hij maakt zijn manuscript op een computer. De opluchting is deels terecht. Want het verhaal mag dan klaar zijn, het boek is dat nog lang niet. Er komt nog veel meer werk. Nakijken. Na láten kijken, nog erger. Mensen die er niets in zien. Die je vragen wat je dan bedoelt met die ene alinea. Hij kan het ook aan niemand laten lezen natuurlijk. Dat zou het fijnst zijn. Geen commentaar hoeven aanhoren. Het boek alleen voor zichzelf in de kast te zien staan.
Maar de echte fouten moeten er wel uit. Toch maar iemand laten meelezen dan.
Hij heeft tijd genoeg. Er is geen deadline, behalve zijn idee dat het in het najaar wel klaar moet zijn met het boek.
En dan naar de drukker. Bij die gedachte komt een brede glimlach op zijn gezicht. Alle wegen naar Bangkok in de kast. De groene voorkant met de rode letters. Dat is voldoende. Het boek in de kast voor zichzelf om steeds weer even te pakken en stukjes in te lezen en terug te denken. Terugdenken aan de tijd waarin het verhaal speelt. Want natuurlijk is het zijn eigen verhaal. Zoals elk boek iemands eigen verhaal is, ook al wordt het fictie genoemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten