Hoofdstuk 1
Matthias
Ze hadden verzameld bij Farid en alle spullen
die mee moesten stonden op de stoep. Familieleden en buren stonden klaar om hen
uit te zwaaien. Ook mama
stond ietwat verdekt opgesteld tegen haar fiets geleund te wachten tot de
enorme berg met slaapzakken, tenten, kookgerei, kisten met van alles (ja met
wat eigenlijk?) in het busje was verdwenen. Voorbijrijdende fietsers keken naar
de stapel op de stoep en iemand riep ‘dat past niet!’ Maar het had uiteindelijk
natuurlijk wel gepast. Tegen enen reden ze weg.
Ze hadden erom geloot wie mocht beginnen, wie
de straat uit mocht rijden, de brug over, de snelweg op, het land uit, naar
Parijs.
Vier briefjes in een beker. Julia, de enige
zonder rijbewijs had het een beetje belachelijk gevonden. ‘We gaan wel
drieduizend kilometer rijden. Wat maakt het uit wie begint!’
Maar het
was wel belangrijk.
Sjors had
gewonnen.
Eerst naar
Parijs. Dat hadden Julia en Eef bedongen. Hem kon het niet schelen waar ze
eerst naar toe gingen. Ze zouden een maand wegblijven. Een eeuwigheid.
Sjors schakelde
verkeerd bij een bocht en de motor sputterde. Mathias keek naar Sjors’ gezicht.
De bus was gisteren nog naar de garage geweest omdat de carburateur bleek te
lekken. Na de kapotte distributieriem was dat een nieuwe domper.
Het
‘uitstekende’ busje uit de advertentie bleek een aantal verborgen gebreken te
hebben. Hij was de bus wezen ophalen in z’n goeie goed, een uur later begon de
diploma-uitreiking. De garagehouder had gevraagd waar de reis heen ging. Op zijn
antwoord: ‘Zuid-Europa,’ had de garageman een klap op de zijkant van het busje
gegeven en gezegd: ‘zet hem op!’. Hij had het een gekke opmerking gevonden. Of
de bus was nu goed. APK toch? Of hij was niet goed en dan was ‘ie afgekeurd.
Hij had het volste vertrouwen.
Matthias wist dat Sjors, misschien nog wel meer dan hij,
had uitgekeken naar de reis. Bij hem had dat niet tot stress geleid, maar bij
Sjors werkte dat anders: met z’n vijven op pad.
Hij dacht terug aan de bijeenkomsten, meestal bij hem. Daar
bespraken ze waar ze naartoe wilden en wat ervoor nodig was. Sjors werd vaker
dan eens tot het uiterste getergd als iemand niet
gedaan had wat was afgesproken. Vooral Julia had er een handje van om te
roepen: ’Zou
ík dat doen?’
Ze woelde dan
door haar krullen, keek heel onschuldig en zei dan dat ze het echt, nee echt
niet meer wist.
Een paar dagen
voor vertrek was Sjors voor het laatst in woede uitgebarsten toen Farid’s paspoort
niet meer geldig bleek. Toen hij was bedaard had hij zijn handen in de lucht
gestoken en verzucht dat hij zich nergens meer druk over ging maken. Als ze
zich als kinderen wilden gedragen moesten ze dat zelf maar weten. Desnoods ging
hij in zijn eentje op pad. Hij had hen er grimmig bij aangekeken. Eef en Julia
waren toen wat actiever geworden. Julia was zelfs op de laatste dag nog met
nieuwe gordijntjes aangekomen zodat de bus er zowaar gezellig uitzag toen ze de
straat uitreden. Farid had een spoedaanvraag gedaan voor een paspoort (en was
daar veel geld aan kwijt geweest, zodat hij de reis al moest beginnen met een
lening bij zijn ouders), maar Matthias wist wel wanneer hij te ver ging bij
Sjors, en hij had het niet zover laten komen. Hoewel hij in wezen liever lui
was dan moe, had hij de ernst van het regelen van de reis ingezien en had zijn
toebedeelde taken netjes uitgevoerd.
Hij keek naar
Sjors en Sjors grijnsde ineens.
‘Hij gaat goed
he?’ Matthias grijnsde ook.
‘Kan niet
beter!’
Mensen
schatten Sjors altijd ouder. Door zijn gestalte, zijn bril, die hem serieuzer
deed lijken dan hij was en zijn al forse baardgroei.
Matthias was weleens
jaloers op het postuur van zijn vriend. Hijzelf was niet groot, zijn baard
stelde niet veel voor. Door zich vaak te scheren had hij geprobeerd zijn
gezichtsbeharing te stimuleren, maar tot nu toe had dat niet veel geholpen. Hij
troostte zichzelf ermee dat hij lenig en atletisch was. De honderd meter liep hij in twaalf seconden. Daar kon Sjors dan weer niet
aan tippen.
Ze reden
zonder problemen tot Antwerpen. Daar was de eerste discussie over de richting.
De TomTom die Sjors had meegepikt van huis wees een andere weg aan dan de
borden. Farid was voor het volgen van de borden, Sjors en hij voor de TomTom. Eef
en Julia bemoeiden zich er niet mee maar hadden het over winkels die ze in
Parijs wilden zien.
Sjors riep naar
achter dat de bestuurder besliste en nam de bocht.
‘Nou, ja,’ sputterde
Farid, ‘het bord wijst toch naar Brussel, jij rijdt nu richting Gent!’
‘Deze TomTom is in orde en de bestuurder beslist!’
Matthias suste: ‘Rustig maar,’ en keek waarschuwend
achterom naar Farid.
‘De bestuurder beslist,’ herhaalde hij Sjors’ woorden. Farid
haalde zijn schouders op en trok een komisch gezicht. Tot Parijs ging verder
alles voorspoedig.
Tegen
zevenen naderden ze het voorstadje van Parijs waar de camping moest liggen. Ook
nu gekrakeel over de route. Uiteindelijk hadden ze de camping toch nog snel gevonden.
Ze hadden Eef naar de receptie gestuurd, zij sprak het beste Frans. Ze hadden
alle vijf Frans en Duits op school gehad, maar in talen waren ze niet geïnteresseerd.
Het was dat Eef vaak in Frankrijk op vakantie was geweest waardoor er bij haar
meer woorden waren blijven hangen dan bij de rest. Matthias sprak uit principe
geen Frans. Aanstellerige taal, vond hij. Hoewel het Engels hem in het begin
ook niet was aangewaaid had hij daar wel veel moeite in gestoken. Kwestie van
op de toekomst voorbereid zijn, was zijn gedachte.
Het
opzetten van de tenten ging voorspoedig en zonder discussie. Nu konden ze Parijs in.
Ze liepen gezamenlijk arm in arm naar de metro. Matthias had de neiging om te
gaan zingen.
Hij
voelde de belofte van een gelukzalige tijd zonder school, zonder zorgen, zonder
gedoe thuis maar met vrienden, met uitslapen, met drank, met plezier. Hij begon
daadwerkelijk een liedje te neuriën. Eerst viel de lichte stem van Eef bij,
daarna de bromstem van Sjors en zelfs Farid, die niet zo van uiterlijk vertoon was
en meestal zijn best deed niet op te vallen haakte aan. En zo liepen ze al
zingend de trap af naar de metro.
Sjors
Sjors was een
jongen van de bergen. Het bezoek aan Parijs was ondanks zijn protest in het
plan opgenomen. ‘Wie gaat er nou in de zomer naar een stad,’ had hij gezegd.
Maar nu hij in de metro had gezeten, de Eiffeltoren had gezien, een pain au
chocola had gegeten en een crêpe (hij was een zoetekauw), was hij om. Parijs
was chill. Veel chiller dan andere grote steden die hij had bezocht.
Vorig jaar
waren ze met school in Rome geweest en een paar jaar geleden had hij met zijn
moeder Londen bezocht. Maar de oudheid in Rome had hem benauwd en in Londen had
het alleen maar geregend. Hoewel het fijn was geweest om alleen met zijn moeder
te zijn.
Zijn zusje,
die erg aan zijn moeder hing sinds de scheiding, was er niet bij zodat hij heel
andere gesprekken met zijn moeder had dan gewoonlijk. Maar de regen werkte op hun zenuwen en ze
waren zelfs een dag eerder naar huis gegaan.
Hier in
Parijs scheen een flauw maar aangenaam zonnetje. Iedereen vond alles leuk: de
winkels en de parken, de monumenten en zelfs de kerken. Eef en Matthias waren
de trappen van de Sacre Coeur opgerend. Het was een mooi gezicht, beiden klein en blond.
Ze vlogen tussen de andere mensen door naar boven. Daar aangekomen waren ze nog
steeds aan het ruziën over wie het eerste was aangekomen toen Farid, Julia en
hij in een veel normaler tempo ook de kerk hadden bereikt.
Gisteravond waren ze al even de stad in gegaan. Ze hadden
bier gedronken in een café op een beroemde boulevard. De prijs had hen na dat
ene biertje weggejaagd en op de terugweg naar de camping waren ze een Casino
ingegaan om een voorraadje bier voor de rest van de avond te halen en in de
tent op te drinken. Maar ze waren allemaal snel
in slaap gevallen zodat ze voor hun doen vroeg weer wakker waren en vandaag al
voor het middaguur opnieuw in Parijs aan kwamen.
De stad was vol toeristen. Toch stoorde hem dat niet zoals in Nijmegen. Deze
stad slokte de toeristen op. Alle gebouwen vond hij indrukwekkend. De brede
straten, de grote gebouwen, alles versierd. De
metro-ingangen, de vele standbeelden. Parijs was mooi.
Na de
Eiffeltoren en het Louvre liepen ze richting Centre Pompidou. Julia wilde hen dat
gebouw, dat ze bewonderde, laten zien.
Nadat ze de
buizen en de buitenroltrappen van het gebouw hadden gezien en de theatermakers
op het plein ervoor, begon het zachtjes te regenen.
‘Hè, regen,’
zei Eef. Zij had nog naar de Chinese wijk willen gaan, maar in de regen was dat
niet leuk. Ze vroeg: ‘Gaan we terug naar de camping? Dan halen we eten en koken
we een potje bij de tent.’ Dat vond iedereen oké. Niemand had aan een paraplu
of aan een regenjack gedacht.
De regen die
zachtjes was begonnen toen ze nog in de stad waren stroomde uit de hemel toen
ze de metro uitkwamen. Eerst bleven ze nog even wachten bij de uitgang en
staarden omhoog naar de lucht of ze het ergens lichter zagen. Maar de hele lucht
was donkergrijs. Ze waagden zich door de regen.
Toen ze
doorweekt en buiten adem stilhielden bij de receptie van de camping opperde Matthias
ineens dat ze ook best wel de natte tenten in de auto konden gooien en door
konden rijden naar het huis van zijn ouders.
‘Het is nog 600 kilometer, drie keer twee uur rijden, drie man om de
beurt, ieder twee uur. Makkelijk te doen.’
‘Maar wat eten
we dan,’ had Sjors gevraagd. Hij had alweer honger.
‘Brood,’
antwoordde Eef, die meteen om was. We gaan even die grote Intermarché binnen.
Kopen we daar allemaal lekkere dingetjes en eten in de bus.
‘Oké,’ had hij
toegegeven. Farid en Julia begonnen de haringen al uit de grond te trekken.
Een paar uur later reed hij door het donkere
landschap ergens midden in Frankrijk. Matthias was wakker en zat naast hem. Ze
hadden besloten midden door Frankrijk naar het zuiden af te zakken en niet over
de tolwegen te gaan.
Het voelde prettig om samen met Matthias wakker
te zijn terwijl de anderen sliepen.
Zij vormden de spil van de vijf vrienden. Hun
vriendschap was in de eerste klas van de middelbare school begonnen. Pas later kwamen
de anderen erbij. Matthias en hij hadden veel gezamenlijke passies, hoewel ze schaken
(Sjors) en hardlopen (Matthias) met anderen deelden en niet met elkaar. Ook
fysiek en qua karakter verschilden ze: Matthias was meestal relaxt, op de
achtergrond, introvert, aardig. Hij luidruchtig, op de voorgrond, ruw soms,
vooral als hij dacht dat hij onfair werd behandeld.
Eerst hadden de meisjes zich bij hen
aangesloten. Ze kwamen als vanzelf steeds vaker bij hen zitten in de
studieruimte als er een project voorbereid werd of als ze zonder begeleiding
zelf studeren moesten. Ze waren alle vier ambitieus en slim. Ze hadden zich op
de lagere school veelal verveeld en ontdekten op deze middelbare school een
nieuwe wereld met gelijkgestemde kinderen en docenten die het uiterste uit hen
wilden halen.
Farid was later dat jaar aangeschoven. Na zijn
eerste rapport, dat niet erg geweldig was, had hij besloten, mede door de druk
van zijn vader, serieuzer met school om te gaan en had zich, aanvankelijk uit
praktische motieven bij het groepje aangesloten. Al snel was de club van vier
de club van vijf geworden.
Het was niet alleen hun ambitie die hen bond.
Ook hun vrije tijd brachten ze vaak samen door in wisselende samenstellingen,
af en toe aangevuld met andere klasgenoten. Maar de twee die altijd als
laatsten achterbleven tussen de lege zakken chips en later de lege bierflesjes waren
Matthias en hijzelf. Altijd discussiërend over van alles, nooit raakten ze
uitgepraat.
Matthias was zonder twijfel zijn beste vriend.
Hoe zou het volgend jaar gaan als ze in verschillende steden gingen studeren?
Ze hadden, ondanks hun verbondenheid, nooit overwogen om vanwege elkaar hun
studie uit te kiezen. Maar september was nog ver weg.
Eerst dit avontuur, op weg naar hun tweede
bestemming: het huis van Matthias’ ouders. Alle gratis overnachtingen waren
meegenomen, dus als er een slaapplaats voor alle vijf te regelen was maakten ze
daar graag gebruik van. Het huis lag afgelegen en volgens Matthias moesten ze
zich er niet al te veel van voorstellen. Matthias was er al een paar jaar niet meer
geweest. De afwezigheid van internet, überhaupt geen televisie en zelfs geen zwemwater
in de nabijheid had hem nooit enthousiast doen vertellen over het huis. Maar nu,
zonder ouders, was alles anders. Lekker buiten, een echt bed, een keuken, zodat
hij weer kon koken. Hij keek opzij. Matthias leek ingedut. Hij zou hem nog even
laten slapen. Hijzelf was nog lang niet moe. Hij hield ervan auto te rijden.
Hij vond het ook niet meer dan rechtvaardig dat hij had gewonnen met loten wie met
rijden mocht beginnen.
Deze weg wees zich vanzelf. De D-weg was een lang
lint, beschenen door het groot licht van de koplampen. Hij glimlachte
Hoofdstuk 3
Farid
Farid liep achter de maaimachine. Hij had ‘s nachts
in het busje geslapen en had bij aankomst in Crest geen behoefte meer aan slaap.
Met Matthias, die ook geen aanstalten had gemaakt een slaapplek te zoeken hadden
ze het huis geopend, de luiken bedenkelijk krakend, elektriciteit en water
aangesloten, de butagasfles opengedraaid. Daarna waren ze op zoek gegaan naar
de grootste mierenhoop van Frankrijk (volgens Matthias). Die was niet meer op
de plaats waar Matthias hem zich herinnerde. Ondertussen kregen ze een
diepgaand gesprek over mierenhopen, hoeveel mieren er in de wereld rondliepen
en hoe het zou zijn als de mieren het van de mensen overnamen. Toen ze ook nog
brood hadden gehaald omdat ze bij hun omzwerving dicht bij het dorp waren
gekomen en ze het brood voor de liefhebber op de keukentafel hadden gelegd, na er
eerst zelf een stuk vanaf te hebben gescheurd, had Matthias uitgelegd hoe de
maaimachine werkte.
De ochtend was nog fris, maar je voelde dat de
hitte eraan zat te komen. De zon kwam al over de bergkam piepen.
Hij kende het niet, dat je zo buiten kon wonen.
Al zijn hele leven woonde hij in Nijmegen met zijn ouders, twee broers en twee
zussen in een bovenhuis. De familie in Marokko woonde in Fez, allemaal min of
meer in het centrum. Er waren grote tuinen bij de huizen, maar het voelde lang
zo vrij niet als hier, waar je in geen velden of wegen buren zag.
Hij was al twee jaar niet naar zijn familie in Marokko
geweest. Vorig jaar was er de zomerschool. Hij stond er op school niet heel
florissant voor, de overgang naar 6 gymnasium was dubieus. Als hij twee vakken
zou ophalen zou hij over mogen. Hij had ervoor gekozen om de kostbare zomer dan
maar in Nederland te blijven en te blokken. Het was gelukt en hij was samen met
zijn vrienden over gegaan naar hun laatste jaar op de middelbare school. De
zomer dáárvoor was zijn moeder ziek geweest en was het hele gezin thuisgebleven.
Alleen zijn vader was een week naar Fez gegaan. Met het vliegtuig, zodat hij
niet de gebruikelijke grote cadeaus mee had kunnen nemen, maar iedereen met
envelopjes had bedeeld.
Ach, ja, Marokko. Af en toe kon hij er ernstig
naar verlangen. Naar de hitte, de drukte, de kleuren. Nu waren ze hier, midden
Frankrijk, met z’n vijven op reis naar Zuid-Europa. Marokko zat niet in het
plan. Hij veronderstelde het te moeilijk, te duur. Hij had het ook niet voorgesteld
toen ze eindeloos bakkeleiden over de bestemmingen.
Sjors wilde de bergen in, te voet! Julia had
daar haar veto over uitgesproken. Toen haar ouders nog bij elkaar waren, had ze
altijd, tegen haar zin, mee gemoeten op eindeloze wandeltochten door de Alpen en
de Pyreneeën.
Zij wilde strand en stad. Matthias wilde ook
strand. Waar strand was, waren rotsen en daar kon hij snorkelen; een van zijn passies.
Eef wilde van alles wat en uiteindelijk had Sjors zich erbij neergelegd dat
bergtochten maken er deze zomer niet inzat. Dat ze met z’n vijven op pad gingen
was voldoende. Farid voelde dat net als Sjors en zo was het volgende plan ontstaan:
eerst naar Parijs, dan naar het huis van Matthias’ ouders, daarna vrienden
opzoeken in Agde, daarna strand gecombineerd met Barcelona en als laatste naar
een cabane op de fruitkwekerij van de oom van Julia. Terug zouden ze wel zien.
En die mix van platteland, stad en strand was het geworden.
Maar ze wisten toen niet, en nu niet, nu Farid
aan het maaien was, dat Barcelona een slecht plan zou blijken. Een heel slecht
plan.
Hij maakte het stuk land voor het huis af. Toen
hij begon te zweten stopte hij ermee en liep naar de keuken om koffie te zetten
bij het verse brood.
Hoofdstuk 4
Matthias
Wat gebeurde er! Matthias was een vrachtwagen
aan het inhalen, toen er een knal klonk en de bus begon te slingeren. Matthias
haalde zijn voet van het gaspedaal. De bus slingerde nu minder hevig, minderde vaart
en hij kon zich met uiterste krachtinspanning achter de vrachtwagen naar rechts
laten vallen, tot op de vluchtstrook waar de bus tot stilstand kwam. Iedereen
riep door elkaar.
‘Wat is er? Wat gebeurt er!’
Matthias haalde zijn handen van het stuur. Ze
trilden.
‘Lekke band, denk ik. Kom, de auto uit.’ Ze
klommen allemaal beteuterd de auto uit en de vangrail over, zodat ze met z’n
vijven in het droge gele gras stonden. Het was inderdaad een lekke band, de
flarden hingen erbij.
‘Hebben we een reserveband?’ vroeg Eef. ‘Ja,
natuurlijk,’ zei Matthias, ‘dat is verplicht. Maar eerlijk gezegd zie ik mezelf
die er niet omdoen.’ Hij vroeg zich af waarom ze van tevoren zo weinig rekening
hadden gehouden met dit soort dingen. Was het niet handig geweest als ze eens
een keer uitgelegd hadden gekregen hoe je een band wisselt? Hij wist dat de
anderen het ook niet konden.
‘Ik bel wel even naar mijn vader,’ zei Farid.
‘Je vader?’ antwoordde Sjors. ‘Wat kan die er
nou aan doen?’
‘Nou, hij kan dat wel: banden wisselen.
Misschien kan hij ons telefonisch aanwijzingen geven?’
‘Dat is veel te ingewikkeld,’ zei Matthias. Ineens
dacht hij aan het pasje dat zijn moeder hem bij vertrek in handen had geduwd.
‘We bellen de ANWB,’ zei hij op gewichtige toon
en voegde de daad bij het woord.
De dépanneurs lieten op zich wachten.
Ze begonnen al te wanhopen toen ze ineens de auto aan zagen komen.
Het busje werd aan de oplegger gehangen. Ze
klommen de cabine in en de auto reed weg. De chauffeur legde uit dat hij hen
naar een garage in het eerstvolgende dorp zou brengen. Daar zou de band
vervangen worden. De reserveband die ze bij zich hadden was een noodband,
leerden ze, daar mocht je niet harder mee rijden dan tachtig kilometer per uur.
De garage was niet ver weg. Met handen en
voeten communiceerden ze met de garagehouder. Met een uurtje was het gefikst.
De kosten vielen zo mee dat Matthias de garageman verdacht van matsen. Niet
erg. Ze moesten nog een tijdje toe met hun geld.
Matthias klom meteen weer achter het stuur. Iedereen
was een beetje zenuwachtig. Ze riepen om de haverklap: ‘Kijk uit!’ en ‘let op!’
Maar alles ging goed.
Aan het eind van de middag reden ze Agde
binnen, hun volgende stop.
Hoofdstuk 5
Farid
De zee lag er glanzend bij. Het strand was niet
druk, de meeste badgasten waren vertrokken. Ze hadden het appartement waar hun
klasgenoten Leon, Lucas en Remy vakantie vierden aan het eind van de middag
gevonden en waren met veel bombarie begroet. Alsof ze elkaar niet een week
geleden nog hadden gezien op school. Het was een piepkleine flat op de derde
verdieping van een appartementencomplex met zicht op zee. De ouders van Leon hadden
het een week ter beschikking gesteld aan hun zoon en zijn vrienden als cadeau
voor het behalen van Leons diploma. Omdat de kamer en de enige slaapkamer bezet
werden door zes personen en daar echt niet nog meer matjes bij pasten moesten
er twee van hen op het balkonnetje slapen. Farid had zich aangeboden als
vrijwilliger. Hij hield ervan om in de open lucht te zijn. Ook Remy wilde het weleens proberen. In
slaap vallen met op de achtergrond de door het maanlicht verlichte zee.
Farid liep van
de kustlijn terug over het brede strand naar het appartement. Vanavond zouden
ze de stad in gaan. Hij was benieuwd hoe dat zou zijn. Agde stond bekend om het
uitgaansleven.
De club was
druk. Allemaal toeristen, veel Frans hoorde hij niet spreken. Er probeerden
drie meisjes opzichtig contact met hem te maken. Hij was het gewend. Omdat hij
er niet op uit was, maar wilde chillen met zijn vrienden gaf hij er eerst niet
veel aandacht aan. Maar een van hen werd opdringerig en hij begon zich te ergeren.
‘Zullen we
naar een andere tent gaan?’ vroeg hij aan Sjors.
‘Prima, ik zal
de anderen vragen’.
Het duurde
even voor iedereen in het lawaai en de drukte doorhad wat er gevraagd werd en toen
moesten de drankjes nog opgedronken. Toen ze eindelijk de straat opliepen
volgden de meisjes hen. Farid had tegen de opdringerigste, Cynthia, gezegd dat
het hem speet, maar dat hij met zijn vrienden was en niet geïnteresseerd. Maar
hoewel zij goed Engels sprak wilde ze hem niet verstaan.
Maar eenmaal
op straat begonnen de anderen zich met de meisjes te bemoeien. De drie uit
Agde; Remy, Leon en Lucas, hadden duidelijk teveel gedronken en begonnen in plaats van de
meisjes af te schudden met hen te dollen. Farid wilde aan Sjors, Matthias, Eef
en Julia vragen om dan maar met z’n vijven verder te gaan toen er om de hoek
van de straat een groepje jongens verscheen. Ook zij hadden duidelijk te veel
drank op. Ze begonnen te schreeuwen en zonder waarschuwing vielen drie van hen
ineens Farid aan. Farid was er niet op voorbereid en viel op de grond. De
jongens, Engelsen, begonnen tegen Farid te schelden en racistische taal uit te
slaan. Ze riepen dat hij moest oprotten naar waar
hij vandaan kwam. Het ging verder dan wat hij in Nederland weleens naar zijn
hoofd geslingerd kreeg. Sjors, Matthias en de rest waren eerst te verbouwereerd
om wat te doen, maar herpakten zich snel en terwijl Matthias Farid omhoog hielp
gaf Sjors één van de jongens een kaakslag. Nu kwamen ook Lucas, Remy en Leon in
actie. De Engelsen boden niet veel weerstand en na vijf minuten heen en weer
geduw dropen ze af, de vrienden zwetend en verbijsterd achterlatend.
‘Waarom moesten ze jou nou hebben?’ vroeg
Lucas. ‘Wíj waren toch juist aan het dollen met die meisjes?’
‘Och,’ zei Farid, ‘ik weet het niet.’ Maar hij
wist het wel. Vooral als hij alleen was in de stad en met een blank meisje
sprak in een disco of club kreeg hij vaak opmerkingen naar zijn hoofd. Wat hij
als allochtoon wel niet in zijn hoofd haalde. Hij was er wel aan gewend en het
stak hem niet echt. Alleen jongens spraken zo tegen hem. Hij weet het aan jaloezie.
De groep keek om zich heen. Zouden ze nog naar
een andere club gaan? Nee, de lust was hen vergaan.
De Engelse meisjes waren spoorloos verdwenen.
‘Nou, ja’ zei Farid, ‘in ieder geval zijn we die nu ook kwijt. Mooie rechtse,
Sjors!’
‘Nou,’ mopperde Eef, ‘ik vind er niets aan, dit
gedoe. Laten we naar het appartement gaan. Lekker daar een beetje chillen.’ En
dat vond iedereen een goed plan.
Farid keek uit over de zee vanaf zijn matje op
het balkon en dacht lang terug aan het opstootje. Niet leuk met zijn vrienden
erbij. Hij zou het maar snel proberen te vergeten. Gelukkig gingen ze morgen al
verder. Hij verlangde er alweer naar om met z’n vijven in het busje te stappen.
Hij joeg een mug weg en probeerde te slapen. ‘Barcelona, here we come’ mompelde
hij, toen hij in slaap sukkelde.
Hoofdstuk 6
Matthias
Het was hun
derde dag op camping ‘Solmar’, ten noorden van Barcelona. De camping lag, net
als de stad, aan zee. Maar ondanks het koele briesje was het op het open
terrein en daardoor met weinig schaduwplekken verschrikkelijk heet.
Matthias deed
één oog open en keek op zijn telefoon. Elf uur, in de tent was het eigenlijk al
niet meer te houden. Hij zag Sjors op zijn buik liggen, het laken lag
verfrommeld naast hem. Farids plek was leeg. Zeker een ontbijtje vastgeknoopt
aan zijn date dacht hij en probeerde nog wat te slapen.
Om twaalf uur
hield hij het echt niet meer uit en stond op. Hij strompelde naar de douche, ondertussen
de meisjes goedemorgen mompelend.
‘Goedemorgen Matthias!’
zeiden ze in koor. Gelukkig hadden ze broodjes gehaald en rook hij koffie.
Na de douche was hij wakker en schoof bij hen aan.
‘Hebben we nou
besloten morgen door te trekken’ vroeg hij de meisjes, ‘of blijven we nog
langer hier? Eigenlijk heb ik het nachtleven hier nu wel gezien.’ Julia en Eef
hieven hun schouders op.
‘Vanmiddag
maar even overleggen,’ zei Julia. Ik blijf vanmiddag in ieder geval hier op de
camping. Ik ben nog niet eens in het zwembad geweest!’
Eef vroeg aan Matthias
of hij ging snorkelen, dan wilde ze mee.
Matthias ging
graag met Eef naar zee. Ze was niet bang voor de hoge golven en genoot net als
hij van het onderwaterleven. Intussen kwam Sjors met verwarde haren de tent uitgekropen.
Toen hij, zonder douche, zich bij hen had gevoegd vroeg hij of ze wisten waar Farid
was.
‘Ik heb hem vannacht weer met dat meisje zien
weggaan’ zei Julia.
‘Ik zal hem eens appen’, zei Matthias en
vervolgde: ‘Sjors, ben je het ermee eens dat we morgen vertrekken? Ik heb het
hier nu wel gezien.’ Sjors knikte. ‘Mij best, Valencia?’
‘Jaa,’ riepen Eef en Julia in koor.
De oom van Julia had een fruitkwekerij bij
Valencia in de buurt en ze konden in een van de veldhutjes verblijven.
Julia’s moeder
had daarin bemiddeld. Matthias vond haar niet aardig, ze bemoeide zich altijd met hen, ging er vaak bijzitten als ze bij
Julia thuis waren. Andere ouders deden dat ook wel, maar Julia’s moeder had
altijd commentaar.
Julia en haar
moeder hadden een sterke band. Julia’s moeder was gescheiden van haar vader
toen Julia tien jaar oud was. Zij en haar moeder waren close geworden in de
jaren daarna. Te close, vond Matthias. Hoe vaak hij Julia had horen zeggen: ‘mijn
moeder vindt... mijn moeder zegt...’
Zij had de
afspraak bij Valencia geregeld. Hij zou er bijna, om haar te pesten, helemaal
niet heen willen gaan. Maar de anderen hadden die scrupules niet en zo was
Valencia in het plan opgenomen.
Nu had hij er
toch wel zin in. Even een beetje bijkomen op het platteland. De hectiek van het
uitgaansleven in de discotheken van Barcelona en Agde van de afgelopen vier
nachten begon hem te vervelen.
Valencia dus.
Maar Farid moest het er ook mee eens zijn. Waar zou hij uithangen?
Eerst hun
plannetje voor vanmiddag. Als ze hier morgen weggingen wilde hij inderdaad nog
een keer snorkelen. Ze hadden een topplek gevonden ten noorden van de
camping. Rotsen, harde stroming, veel vissen.
‘Gaat behalve Eef nog iemand mee snorkelen
vanmiddag? Sjors, jij?’ Ook Sjors was een liefhebber van duiken en snorkelen.
Eergisteren was Matthias met hem ‘s nachts wezen zwemmen. Dat was geweldig
geweest. De speciale vissen die zich ‘s nachts lieten zien. Het schijnsel van
de lamp in het water en de verrassing als een bijzondere vis zich liet vangen
in het licht...
Julia pruilde. ‘Ik blijf niet alleen hier!’
Sjors bromde dat hij ook bleef. Hij was te brak
na gisteravond om alweer op pad te gaan.
‘Oké, wij met z’n tweeën. Over een half uurtje
weg?’
‘Prima’ antwoordde Eef. Ze begon de broodjes op
te bergen. Matthias zag dat Sjors er niet veel van had gegeten. Hij moest dus
wel echt brak zijn.
Toen Matthias en Eef terugkwamen van zee vonden
ze Julia en Sjors bij de tent rondhangen.
‘Farid is er nog steeds niet,’ zei Julia. ‘Ik
wil wel weten of we morgen weggaan, want dan ga ik nog even een wasje doen.’
‘Ga jij maar een wasje doen,’ zei Matthias, ‘kun
je mijn sokken dan ook even meepakken?’
Hij grijnsde erbij. Niets was zo leuk als Julia
op de kast te jagen. Dit keer reageerde ze echter niet maar liep zonder
commentaar naar de wasplaats.
Matthias keek op zijn mobiel. Zijn app was niet
aangekomen. Farid had zijn telefoon dus uit staan. Dat was vreemd. Voor het
eerst kwam de gedachte bij hem op dat er iets mis kon zijn.
‘Sjors?’
‘Ja’
‘Farid heeft zijn telefoon vanmiddag niet
gebruikt.’
‘Echt? Zal ik hem eens proberen te bellen?’ Hij
pakte zijn mobiel en drukte het nummer in.
‘Nada’ zei hij. ‘Dat is wel raar. Ook al heb je
het zo naar je zin dat je langer blijft dan laat je dat toch even aan ons
weten.’
Matthias en Sjors keken elkaar aan. Hadden ze
iets gemist? Farid was de eerste avond in Barcelona alweer ingepalmd door een
meisje. Dat was niet zo vreemd. Farid had altijd de meisjes achter zich aanlopen.
Eef zei altijd dat dat door zijn fluwelen ogen kwam. Maar met dit meisje was
hij in een diep serieus gesprek toen ze hem tegen tweeën meetroonden om de
nachttrein terug naar de camping te nemen. De tweede avond was het meisje, een
Marokkaans type met lang donker haar meteen op
hen afgekomen en had Farid zonder omwegen meegenomen naar een hoekje en was
daarna met hem verdwenen. Ze hadden Farid niet meer teruggezien zodat ze zonder
hem teruggingen naar de camping. De volgende dag had hij wel naast hen liggen
slapen toen Matthias en Sjors tegen het middaguur wakker werden. Hij had de
eerste ochtendtrein tussen Barcelona en de camping genomen zei hij later. Ze
hadden gevraagd naar zijn verovering, maar Farid had er weinig over losgelaten.
Nu hij erover nadacht had Farid die middag heel weinig gezegd en raar
gereageerd toen ze ‘s avonds naar de stad gingen. Eef en Julia waren verschrikkelijk
aan het treuzelen over wat ze die avond aan zouden trekken en of ze rode of roze
lippenstift op zouden doen. Toen was Farid, zeer tegen zijn gewoonte in,
uitgevaren en had gezegd dat hij niet de hele nacht op hen bleef wachten tot ze
eindelijk klaar waren.
‘Weet iemand hoe dat meisje heet’ vroeg Matthias.
‘Of bij wie ze hoort. Was ze er met een groepje?’
Maar niemand had met haar gepraat en ook niet
gezien dat er anderen bij haar waren.
‘Wat zullen we doen? Hem gaan zoeken? Vanavond
terug naar de discotheek?’
‘Tja’, zei Eef. Ze keek beteuterd. ‘Laten we
dat maar doen’.
Matthias begreep haar stemming. Dit was niet
gezellig: een verdwenen reisgenoot.
Hoofdstuk 7
Julia
Verveeld keek ze hen na. Wat Eef er toch aan
vond snapte ze niet. De hele middag op haar buik in zee liggen en vissen
kijken. Ze had het natuurlijk ook geprobeerd. Maar ze was te bang. Ze haalde
steeds haar hoofd uit het water om te kijken of ze niet tegen iets aanbotste.
Hapte daarbij altijd water en ging dan, al proestend, maar weer naar de kant om
op de rotsen op te drogen. Dat vond ze wel prettig, die rotsen. Niet zoals op
het zandstrand zand tussen je tenen, in je schoenen, in je haar. Maar
tegelijkertijd was het ongemakkelijk liggen op die harde ondergrond. Ze had er
altijd eerder genoeg van dan de rest.
Vooral Matthias en Sjors waren snorkelfanaten.
De eerste avond op deze camping waren ze ’s nachts gaan snorkelen. Na het
stappen! Onverantwoordelijk vond ze het en angstig. Ze waren heelhuids
teruggekeerd met grote verhalen. Hoe je ‘s nachts met je lamp nog weer heel
andere vissen tegenkwam dan overdag en hoe gaaf het was dat een polsdikke
murene steeds om Sjors heen had gezwommen.
Nu was het gelukkig gewoon midden op de dag. Ze
zou haar boek eens proberen uit te lezen. Of zou ze bij het zwembad gaan
hangen?
Ze besloot beide. Eerst even zwemmen om af te
koelen en daarna in haar boek verder.
‘Ga je mee zwemmen?’ zei ze tegen Sjors.
‘Mwah, misschien later,’ zei hij. ‘Ga jij maar
alvast.’
‘Oké,’ zei ze. Een beetje geërgerd door zijn
lauwe reactie stond ze op om haar bikini aan te trekken.
Een paar dagen geleden hadden ze het bijna
gedaan met z’n tweeën. Dat was nog nooit voorgekomen, dat er seksuele spanning
was geweest in hun club van vijf. Ook niet in eerdere kortere vakanties op
Vlieland of bij Pinkpop. Ze wist dat Sjors beurtelings verliefd was geweest op
Eef en daarna op haar, maar dat was in de eerste klas. Toen Eef en zij lieten
merken dat ze hem heel aardig vonden maar niet meer dan dat, liet hij zijn avances varen
en waren ze voor hem ‘part of the boys’ geworden. Tot deze week dus. Het was ook
haar schuld. Ze had te veel wijn op. De drank en het vooruitzicht op een maand
zonder verplichtingen was haar naar het hoofd gestegen. Ze voelde zich zo
geweldig. En toen kwam die
verdeling in dat huis van Matthias zijn ouders en hadden Sjors en zij voor de
grap gezegd: ‘wij gaan in de twijfelaar.’ Niemand had daar iets achter gezocht.
Ook zijzelf niet, maar toen Sjors tegen haar aan kwam liggen begonnen ze als
vanzelf te vrijen. Tot ze ‘ho!’ had geroepen. Ineens wilde ze dit niet. Ze
hadden zo’n perfecte vriendschap. Ze wilde niet dat het veranderde. Sjors was
even sacherijnig, maar al snel kon hij er wel om lachen. Toen ze de volgende
dag door het lawaai van de grasmaaier, die Farid aan de gang had gekregen,
wakker werd lag Sjors’ arm over haar heen. Ze legde hem met een glimlach terug
en stond op.
Aan het eind
van de middag kwamen Matthias en Eef met veel kabaal terug van het zwemmen.
Sjors en zij zaten bij de tent. Ze had eerst gezwommen, waarbij een jongen haar
met veel aandacht had bekeken. Ze had een extra duik genomen maar was er verder
niet op ingegaan. Daarna had ze een stuk gelezen in haar boek, maar de middag
duurde haar lang. Waar bleef Farid eigenlijk, vroeg ze zich af.
Zou ze alvast
wat bedenken voor het eten? Ze kwam echter niet in actie maar stelde een
spelletje kaart voor aan Sjors.
‘Farid is er
nog steeds niet’ zei ze tegen Matthias en Eef. Ik wil weten of we morgen weggaan
want dan wil ik nog wat wassen. Matthias maakte een van zijn kinderachtige
grapjes en ze liep weg naar de wasplaats. Toen ze terugkwam was de stemming
gedrukt. Farid was niet te bereiken en iedereen werd ineens een beetje
ongerust. Vanavond weer naar dezelfde discotheek en kijken of hij daar weer opdook,
of dat meisje…
Hoofdstuk 8
Eef
Ze liepen met
z’n vieren de discotheek in. Dit keer hadden ze niet zoveel werk gemaakt van
hun outfit. Eef merkte op dat Sjors zelfs zijn blouse van die middag nog aan
had.
Ze had sinds
ze terug waren van snorkelen een raar gevoel in haar maag. Vanaf het tijdstip
dat ze allemaal beseften dat het niet normaal was wat Farid nu deed.
Sjors wendde
zich tot een van de barkeepers. ‘Hola’ zei hij, ‘kun je je ons herinneren? We
waren hier de vorige dagen ook en kwamen met z’n vijven binnen. Nu is onze
vriend gisteren niet teruggekomen naar de camping.
Heb jij
misschien gezien waar hij naartoe ging?’
De jongen
schudde zijn hoofd. ‘Maar,’ drong Sjors aan, ’hij was steeds met een Marokkaans
meisje.’
‘Nadine?’
vroeg de barkeeper. ‘Misschien’ zei Sjors. ‘Ze heeft heel lang haar en ze had
steeds een rok aan’ voegde hij eraan toe.
De barkeeper
haalde zijn schouders op. ‘Als het Nadine was kun je het eens aan die gasten
daar vragen.’ Hij wees naar een groepje jongens dat verderop aan een laag
tafeltje zat.
‘Dank je’ zei
Sjors en liep op het groepje af. Eef bedacht dat het ontzettend fijn was dat
Sjors hierbij was. Hij was opvliegend en soms ruw, maar ging altijd zonder
schroom overal op af. Ze volgden met z’n drieën Sjors die een van de jongens
aansprak.
‘Nadine? Ja
die had beet,’ zei een jongen met een leren jack lachend.
‘Wat bedoel je
met beet?’ zei Eef die nu ook durfde.
‘Nou, zoals ik
het zeg,’ zei de jongen die Eef fronsend aankeek. ‘Mag die jongen niet een
beetje lol maken of ben jij z’n vriendin ofzo. Maar als je hen zoekt: ze zijn
waarschijnlijk bij haar thuis, ze woont in het complex hierachter, met die gele
gevel. En nu lusten we wel wat te drinken voor al deze informatie.’
Nadat ze aan
dat verzoek hadden voldaan liepen ze naar buiten.
Zou het daar
zijn, vroeg Eef zich af. Inderdaad stond verderop een flatgebouw waarvan de
gevel een soort van geel was.
Hadden we niet
moeten vragen naar het precieze adres, vroeg ze zich af terwijl ze op de
voordeur afliepen. Die stond open. Toen ze naar binnen gingen kwam er net een
meisje naar buiten. Matthias vroeg of zij wist waar Nadine woonde. ‘Jawel,’ zei
het meisje. ‘Maar ze is er niet. Ze is weggegaan.’
‘Weet je
waarheen?’ vroeg Eef.
‘Ver weg’ zei
het meisje weer. ‘Ze stouwden de auto helemaal vol.’
‘Ze?’ vroeg
Sjors.
‘Ja, zij en
die nieuwe jongen die ze in de kroeg had opgepikt.’
De vrienden
keken elkaar ongelovig aan. Weg? Met een volgepakte auto?’
‘Maar waarheen
dan?’ vroeg Julia, ze was bleek geworden.
‘Geen idee, en
ik moet gaan,’ zei het meisje. ‘Bel maar aan bij nr. 8. Daar woont Fatma, zij
is meer bevriend met haar.’
Ze stak haar
hand op en liep weg.
Fatma kon hen inderdaad iets meer vertellen.
‘O, Nadine,’ had
ze gezegd. ‘Zij probeert iedereen te bekeren. Vooral mooie jongens. Ze sleept
ze mee naar haar hol en probeert ze dan te houden. Maar elke keer komt ze weer
terug hier, zonder buit en probeert het opnieuw.’
‘Haar hol?’
had Eef vertwijfeld geroepen. Ze zag in gedachten een echt hol en een
vastgebonden Farid.
‘Nou ja, ik
bedoel Casablanca. Daar komt ze oorspronkelijk vandaan en ze heeft daar nog
vrienden.’
‘Zou ze daar
nu ook naartoe zijn?’ vroeg Sjors.
‘Waarschijnlijk
wel, ik zag haar de auto volproppen.’
‘Maar…’ zei
Eef weer, ‘Farid zou ons berichten als hij zoiets van plan was. Hij zou nooit
zomaar…’
Ze keek de
anderen aan. Ze kenden hem toch?
Ze vroeg aan
Fatma wat de achternaam was van Nadine. Ze dacht razendsnel wat de verdwijning
van Farid voor hen kon betekenen. Ze konden hem achternagaan. Had dat zin? Was
hij onder dwang weggegaan? Gedrogeerd? Of met zijn volle verstand? Maar waarom
had hij hen dan niets laten weten. Was zijn telefoon leeg? Maar waarom de
haast?
Zoveel vragen.
Ze hoorde de anderen Fatma bedanken en liep met hen mee de flat uit. Ze was als
verdoofd. Ook de anderen zeiden niets. Zo liepen ze een tijd zwijgend door de
zwoele nacht tot ze de stilte doorbrak en vroeg: ‘Wat gaan we doen?’
Hoofdstuk 9
Sjors
Jezus, wat een
gast. Hoe was het mogelijk. Liep je het ene moment nog te chillen en je een
beetje te vervelen op een camping aan het strand, was je het volgende moment
bezig je hoofd te breken over de verdwijning van een van je beste vrienden.
‘Moeten we niet
naar de politie?’ vroeg Eef.
Ze zaten op
een bankje in een park vlak bij het water. Niemand had nog veel gezegd. Wel
hadden ze nog een paar keer Farids telefoon geprobeerd.
‘De politie
doet niets’ zei Sjors. ‘Die zegt dat hij volwassen is en vanzelf wel weer
opduikt.’
‘Maar zou hij
gedwongen worden mee te gaan’ vroeg Julia zich af.
‘Dat denk ik
niet,’ zei Eef, ‘ze zijn maar met z’n tweeën en ik mag aannemen dat hij sterker
is.’
Niet fysiek
gedwongen, dacht Sjors, maar misschien geestelijk beïnvloed? Met Farid had hij
meer dan eens politieke discussies gehad. Over hoe het denken in het westen
over vooral Marokkanen was veranderd na 9/11 en over hoe Farids moeder, die
traditioneel gekleed ging, daar ineens opmerkingen en commentaar op had
gekregen. Maar zo erg leek Farid daar toch niet mee te zitten? Hij was toch net
als zij? Dronk net zoveel en een moskee had hij al jaren niet meer bezocht. En
zou zo’n meisje in drie dagen hem zo hebben kunnen beïnvloeden dat hij zonder
hen te berichten kon verdwijnen?
Hij zuchtte.
‘Wat gaan we doen jongens,’ zei hij. ‘Vrijwillig of niet. Hij is weg. Ook al is
hij vrijwillig mee gegaan, moeten we hem niet achterna om hem bij zinnen te
brengen?’
Matthias
reageerde. ‘Wat bezielt hem om onze vakantie te versjteren! We zouden morgen
naar Valencia, lekker chillen op een wijndomein. Ik heb helemaal geen zin om
naar meneer op zoek te gaan.’
‘Geen wijn,
fruit’ zei Julia droog.
‘Whatever,’
zei Matthias. Ik wil gewoon door naar Valencia.
‘Dat kan toch niet,’
zei Julia, ‘we kunnen toch niet net doen of er niets gebeurd is. En wat als hij
terugkomt en ziet dat wij vertrokken zijn?’
‘Nee,’ beaamde
Eef. ‘Zomaar vertrekken kan niet. Laten we nou toch maar voor de zekerheid naar
de politie gaan. Hij is immers nu bijna 24 uur weg?’
Tot Sjors’
verbazing bleef Matthias dat halsstarrig weigeren. Julia begon te huilen. Matthias
leek daar nog woedender om te worden.
‘Ik ben naar
de camping’ schreeuwde hij. ‘Wat een kutzooi!’ Hij beende weg.
‘Hou op,
Julia’ vermaande Sjors haar. ‘We gaan toch maar een politiebureau opzoeken,
Farid melden als vermist. Daarna terug naar de camping en morgenochtend
beslissen we wat te doen.’
De meisjes
knikten en volgden Sjors die naar een infobord liep.
De Spaanse
politie was niet erg begripvol. Eerst hadden ze minstens een uur moeten
wachten. Toen kwam er iemand die tergend langzaam hun verhaal typte op een
aftandse computer. Hij leek ook de ernst niet erg in te zien. Toen ze ook nog vertelden
dat Farid waarschijnlijk met een meisje was meegegaan hield hij helemaal op met
typen.
‘Achttien
jaar, zei je? Tja, in dat geval. Weten jullie zeker dat je het wilt melden? Ik
denk dat hij zich over een paar dagen vanzelf weer laat zien.’
Sjors
knarsetandde. Eef probeerde omstandig uit te leggen dat Farid niet zo’n type
was. Dat ze zich niet konden voorstellen dat hij zonder bericht zou vertrekken.
Maar de agent bleef erbij dat ze over een dag of drie nog maar eens moesten
terugkomen.
Onverrichterzake
weer buiten dacht Sjors aan Farids familie. Zijn overbezorgde moeder, zijn
dominante vader. Moesten ze hen waarschuwen? Nee, maar liever niet. Eerst maar
terug naar de camping. Ze konden hier nu niets meer doen.
Hoofdstuk 10
Matthias
Nijdig liep Matthias
richting station. Wat was hij kwaad op Farid. De reis was tot nu toe gegaan
zoals hij had gehoopt. Avontuur, plezier, alles. Het ongeluk met de lekke band
had daar niets aan kunnen veranderen. Zelfs het opstootje in Agde had hij meer als
spannend dan als vervelend ervaren. Maar nu! Wat dacht Farid wel niet om het zo
voor iedereen te verklooien. Zijn gedachten schoten heen en weer tussen
kwaadheid en onrust. Ineens keerde hij om en liep terug, richting gebouw met de
gele gevel. Hij had zich bedacht.
Want natuurlijk
konden ze niet verder gaan alsof er niets was gebeurd, ze moesten hem achterna.
Hij vroeg zich niet af of de anderen het ermee eens zouden zijn. Maar dat
iemand het moest doen stond ineens voor hem vast. En in dat geval moest hij
toch meer gegevens hebben over die Nadine dan nu het geval was.
Toen hij voor
de deur stond was deze dicht. Hij belde aan bij nummer 8. Fatma riep door de
intercom ‘wie daar nu weer?’
‘Ik ben het,’
zei Matthias, ‘ik zou graag nog wat willen weten over Nadine.’
‘Pfff’ klonk
het. ‘Nou ja, kom maar boven. Heb je bier bij je?’
Matthias
mompelde iets onduidelijks, maar de zoemer ging en hij liep naar binnen.
‘Wat wil je
doen dan,’ vroeg Fatma. ‘Haar achterna? Misschien kun je dan meteen zeggen dat
ik nog vijftig euro van haar krijg. Daar kan ik nu natuurlijk weer naar
fluiten.’
Ze stak een
sigaret op en trok een pruilmondje.
‘Heb je echt
geen bier bij je? Ik ben blut. Over twee dagen komt mijn salaris pas weer.’
‘Nee,’ zei Matthias,
‘maar ik kan je wel wat geven. Als je alles wat je over Nadine weet vertelt,
heb ik er wel wat voor over.’
‘Goed,’ zei
Fatma, en ze begon te vertellen. Matthias schreef zoveel mogelijk op. Nadines telefoonnummer,
achternaam, straat waar haar ouders woonden in Casablanca, namen van vrienden, hobby’s,
namen van haar broers.
‘Maar vertel
jij nou eens over jullie,’ vroeg Fatma, ‘zijn jullie met z’n vijven op
vakantie? Gezellig, niet?’
‘Ja, heel gezellig,’
zei Matthias. ‘Tot nu toe,’ mompelde hij erachteraan. Hij legde een biljet van vijf
euro op het tafeltje waaraan ze hadden gezeten en stond op.
‘Bedankt voor
je informatie, als je Nadine toevallig spreekt geef mij dan even een seintje.’
Hij legde een stukje papier met zijn telefoonnummer bij het geldbiljet.
‘O, ik loop
met je mee,’ zei Fatma. Ze pakte het vijf eurobiljet en haar sleutel en liep
met hem het flatgebouw uit.
‘Ik ga nog
even naar ‘the Move’, zin om mee te gaan?’ Ze keek hem vleiend aan.
‘Nee, dank
je,’ zei Matthias, ze was een mooi meisje, maar hij had nu heel andere dingen
aan zijn hoofd.
De volgende
ochtend zaten ze met bleke gezichten bij elkaar. Sjors had koffiegezet. De zon
scheen. ‘Oké,’ zei Sjors. ‘We vertellen om de beurt wat we vinden dat er moet
gebeuren. We laten elkaar uitpraten en kijken wat de gemene deler is.’
‘We moeten hem
achterna,’ zei Matthias onomwonden.
‘Hoe kan dat
nou,’ riep Eef.
Sjors zei:
‘laat hem uitpraten.’
Matthias ging
verder. Vertelde dat hij terug was gegaan naar de gele flat om zoveel mogelijk
informatie te verzamelen om een houvast te hebben bij die zoektocht. ‘En,’ zei
hij. ‘Hij is onze vriend. Laten we hem zomaar gaan?’
‘Nee,
natuurlijk niet,’ zei Eef. ‘Maar de politie kan toch…’
‘De politie
doet niets,’ beweerde Sjors.
‘Wel na 3
dagen,’ sputterde Eef. ‘En hoelang gaat dat dan duren? Helemaal naar Marokko?
Over drie weken beginnen de colleges. En ik had nog met Luca een paar dagen weg
gewild,’ dit laatste voegde ze er zachtjes aan toe.
‘We hoeven
niet allemaal te gaan,’ zei Matthias, ‘als je terug moet, ga je terug. We
lappen je reis wel met z’n vieren. Of willen er nog meer niet mee?’ Hij keek
Sjors en Julia aan.
‘Tuurlijk ga ik
mee’ riep Sjors uit, Julia knikte, ja zij wilde ook mee.
Eef keek hen
aan. ‘Het is niet dat ik niet om hem geef, of niets wil doen, maar ik ben ook
kwaad. We hadden het net zo leuk’. Ze keek vertwijfeld naar Sjors en Julia.
‘Ik ben óók
kwaad, zei Matthias. Woedend zelfs. Maar we weten niet wat er gebeurd is en vóór
die tijd kunnen we niet oordelen of hem iets te verwijten valt. En dan nog. Een
vriend is een vriend. Die haal je uit de puree, als hij erin zit.’
Eef legde haar
handen in haar hoofd. ‘Laat me nadenken. Ik wil Luca laten weten dat ik zo ver
weg ga. Maar dan zal hij vragen waarom. Moeten we dan niet onze ouders, en die
van Farid inlichten?’ Ze keek vragend naar Matthias.
‘Ik wil daar
liever nog even mee wachten.’
Sjors en Julia
sloten zich daarbij aan. Julia zei: ‘laten we eerst proberen meer te weten te
komen. Hoe ver is het naar Malaga? Is daar de boot naar Marokko? Of moeten we
naar Algeciras?’
‘Sjors, kun
jij kijken voor een overtocht, en wat dat kost?
Misschien halen we ze nog wel in…’
‘Ja, kom,
laten we in ieder geval beginnen met de tenten in te pakken,’ zei Matthias ‘en
maken dat we wegkomen. Eef wat doe jij?’
‘Ik ga mee’
zei Eef. Maar enthousiast klonk ze niet.
Hoofdstuk 11
Eef
Terwijl Eef de
haringen uit het zand trok dacht ze aan Luca, haar vriendje sinds een half
jaar. Hoe zou hij reageren als ze hem appte dat ze door zouden reizen naar
Marokko? Zouden ze dan nog steeds over twee weken terug zijn in Nederland? Ze
maakte in gedachten een optelsommetje. Zeker twee dagen naar het zuiden van
Spanje, de overtocht, een dag met regelen erbij schatte ze, nog een dag naar
Casablanca. En alles weer terug. Als ze Farid meteen zouden vinden. Maar dat
was natuurlijk helemaal niet zeker. Hoe ver zouden ze gaan om hem te vinden? En
als ze hem dan vonden? Wat dan?
Terwijl ze
samen met Julia mechanisch de tent in elkaar vouwde gingen haar gedachten naar
vorige zomer. Toen ze vaak bij Farid thuis was geweest om hem te helpen met de vakken
waar hij onvoldoende voor stond. Zij was ook niet op vakantie die zomer maar
had een vakantiebaantje. Ze wilde geld bij elkaar sparen om haar gedroomde wereldreis
te gaan maken. Alle anderen waren met hun ouders weg. Alleen zij was
achtergebleven in Nijmegen. Ze was drie keer in de week na haar werk naar
Farids huis gegaan en had daar meegegeten. Farid was samen met een van zijn
broers thuis achtergebleven terwijl zijn ouders, zijn andere broer en twee
zusjes naar Marokko waren. De broer had een vriendin die er ook elke dag was en
zij vonden het leuk om uitgebreid te koken.
Na het eten
overhoorde Eef wat Farid die dag had gedaan en bespraken ze het werk voor de
volgende dagen. Na een stroef begin, Farid was puur sacherijnig geweest,
begonnen ze er beiden lol in te krijgen. Af en toe liepen de etentjes uit. Of omdat
het eten extra goed gelukt was of omdat ze een discussie met elkaar kregen die
eerst helemaal uitgewerkt van tafel moest.
De meeste
discussies gingen over politiek. Farid was gematigd in zijn opvattingen, maar
de broer had uitgesproken meningen die heftig botsten met die van haar. Toch
konden ze na een hevig robbertje debatteren elkaar lachend aankijken en de
betrekkelijkheid van alles inzien. Waar maakten ze zich eigenlijk druk om. De
vriendin zette dan een extra zoete koffie die ze gezamenlijk opdronken om
daarna alsnog naar de kamer van Farid te gaan om te proberen wat in Farids
hoofd te krijgen.
Toen Farid aan het einde van de zomer de her-toetsen met zevens afsloot
waren niet alleen zijn vader en moeder in tranen, maar kon ook Eef haar tranen
niet bedwingen. Ze vielen elkaar met zijn allen in de armen. Ze konden met z’n vijven
door.
In het nieuwe
schooljaar had ze minder contact met Farid. Hij had even een vriendinnetje waar
ze niet veel aan vond en het was nu meestal Matthias die samen met hem aan schoolprojecten
werkte.
Julia vloekte.
Er viel een tentstok op haar teen. Eef moest ondanks alles lachen. Julia was
onhandig. Altijd al geweest. Haar hartsvriendin, kompaan in alles, maar
onhandig.
‘Lach niet!’
riep Julia verontwaardigd uit. ‘Schiet liever een beetje op, je loopt te
dromen.’
Een uur later
zaten ze in het busje. Matthias en Sjors hadden Farids spullen ingepakt. Het
feit dat hij niets had meegenomen kon ze niet begrijpen. Dat leek er toch op
dat hij niet vrijwillig was weggegaan…
Wat zou ze
Luca appen. Zou ze het nog vaag houden, dat ze naar Zuid Spanje gingen, of zou
ze al zeggen dat Farid weg was maar dat hij dat niet mocht doorvertellen. Hij
maakte een trip met vrienden naar Oost-Europa, de grote steden bezoeken, Praag,
Warschau, Boedapest. Zij en Luca zouden ongeveer tegelijk terugkeren naar
Nederland en dan nog een week met z’n tweeën weg gaan.
Ze zuchtte. Ze
zou nog een dag of wat wachten om hem op de hoogte te brengen van het nieuwe avontuur
dat ze aanging.
Hoofdstuk 12
Sjors
Hij had
uitgezocht waar ze heen moesten (Algeciras), hoeveel kilometer dat was (873), hoe
laat de boten gingen (vaker dan hij dacht), of er een visum verplicht was voor
Marokko (nee). Casablanca was dan nog 300 kilometer rijden vanaf Algeciras. Het
zou een hele tocht worden. En eenmaal daar?
Ze hadden de
campingbaas op de hoogte gesteld van hun trip en dat er een jongen naar hen kon
vragen. Matthias had hun telefoonnummers achtergelaten voor het geval Farid
zijn telefoon kwijt was. Sjors wist de nummers van zijn vrienden uit het hoofd,
maar wist ook dat Farid die niet paraat had.
Wat een
ommekeer was dit. Natuurlijk was alles van tevoren ook spannend geweest. Het
busje bijvoorbeeld. Dat uitgerekend nu hele rare geluiden begon te maken. Tja,
een Ferrari was het niet. Ze hadden dit busje gekocht omdat ze vanwege hun
leeftijd geen auto mochten huren. Trein en vliegtuig waren te duur en boden te
weinig vrijheid. Dan maar kopen. Vier van hen hadden een rijbewijs, alleen
Julia was nog niet klaar met lessen. Sjors was op zoek gegaan naar een busje.
Had er één gevonden voor 600 euro. Maar wat er allemaal bij kwam kijken!
Verzekering, wegenbelasting, én de bus moest verbouwd. Er zaten te weinig
zitplaatsen in. Zijn vader wist iemand die er wel een bank in wilde bouwen als
hij het busje na de reis over mocht nemen. Dat was een deal. Maar toen ze met
het ding gingen rijden bleek de distributieriem aan gort en de startmotor deed
het vaker niet dan wel. Die distributieriem was er de oorzaak van dat Eef er
bijna de brui aan had gegeven, aan de hele reis, toen ze hoorde dat er toch
weer meer geld naar het busje moest voor een reparatie. Maar eenmaal op weg, en
gewend aan de mankementen (aanduwen bij de tolpoortjes terwijl andere
weggebruikers hen verbijsterd aankeken) was de tocht, op die lekke band na,
verrassend goed verlopen. Hij hoopte dat dat zo bleef, vooral nu hun reis twee
keer zo lang dreigde te worden dan eerder gepland.
Het werd heet
in de bus. Sjors vroeg aan Julia, die altijd aan de meest onwaarschijnlijke
dingen dacht om te kopen, de spuitbus met water en benevelde zijn gezicht. Dat
gaf even verkoeling.
De sfeer in de
bus was compleet anders dan bij de voorgaande dagen. Eef staarde uit het raam
en Julia keek voor zich uit. Niemand zei veel. Hoeveel etappes met de bus hadden
ze gehad? Nijmegen-Parijs, toen waren ze vooral euforisch geweest. Parijs-Crest,
midden in de nacht, bijzonder was dat. Crest-Agde, met het ongeluk onderweg en
hoe de schrik
er daarna bij iedereen flink
inzat. Agde-Barcelona dan. Afgezien van de rare avond in het uitgaanscentrum
van Agde was die etappe probleemloos verlopen. Nu Barcelona-Algeciras. Hij
wilde in ieder geval dat ze de hele dag door zouden rijden en niet nog een
overnachting onderweg namen. Matthias keek hem vanachter het stuur aan. Hij had
alweer twee uur gereden. ‘Stop maar op de volgende P,’ zei Sjors.
‘Iemand
plassen?’ riep hij naar achter.
Omdat er ook
een pomp was bij de parkeerplaats wilde Sjors meteen tanken. Hij bedacht dat
hij aan de pompbediende kon vragen of hij of zij Farid had gezien. De kans was
aanwezig dat zij hier ook hadden getankt, aangezien de benzinestations hier in
dit deel van Spanje ver uit elkaar lagen. Hij zocht een foto op van Farid op
zijn telefoon. Jammer dat hij geen foto van Nadine had. Toen hij de benzine
afrekende liet hij de foto aan de vrouw achter de kassa zien.
‘Heeft u deze
jongen vandaag zien langskomen?’ vroeg hij.
De vrouw keek
zo lang op zijn telefoon dat Sjors dacht dat zij Farid herkende maar ineens zei
ze bars: ‘Nee.’
‘O,’ zei Sjors
verbouwereerd. ‘Dank u wel.’
Hij liep terug
naar de anderen die intussen brood hadden gekocht en dat aan het smeren waren.
Hoofdstuk 13
Matthias
‘s Middags
ging het mis. Het rare geluid dat het busje had gemaakt klonk steeds luider tot
de waarschuwingslampjes gingen branden die aangaven dat er onmiddellijk gestopt
moest worden. Sjors vloekte. Ze reden op een doorgaande autoweg en hij stopte
op de vluchtstrook. Wat nu? Matthias hield het hoofd koel.
‘Ik zoek op
wat voor mogelijkheden hier zijn. De ANWB is ons met de lekke band in Frankrijk
komen helpen. Dat kan in Spanje toch ook?’
‘Waarschijnlijk
wel,’ zuchtte Sjors. ‘Bel ze maar.’
De tijd die ze
op de Spaanse partner van de ANWB wachtten besteedden ze om een plan de campagne te bedenken.
‘We hebben het
adres van de ouders van Nadine,’ zei Eef,
‘Maar hoe
groot is de kans dat ze daar is,’ zei Julia.
‘Fatma beweerde
dat ze altijd daar heenging als ze in Marokko was. Schijnt een rijke familie te
zijn met een groot huis.’
‘En dan,’ zei
Eef weer. ‘Als hij daar is en niet met ons mee wil?’
‘Als we hem
eerst maar vinden,’ mompelde Sjors, ‘dan kunnen we het pas over een verder plan
hebben. We weten nu helemaal niet waarom hij is meegegaan. Dat moet eerst duidelijk
worden.’
‘Waar blijft
die ANWB nou,’ zei Julia, ‘we wachten al uren!’
‘Drie uur,’
zei Sjors. ‘En daar zie ik ze komen.’
De ACSI had het euvel
snel gevonden. Wat een goede investering was het geweest om lid te worden van
de wegenwacht, dacht Matthias. Het was zijn moeder geweest die had aangedrongen
op een verzekering (en die uiteindelijk ook zelf had betaald). Hij grinnikte
toen hij aan de scène thuis terugdacht.
‘Als jullie
pech krijgen sta je daar, langs de kant van de weg. En dan?’ had zijn moeder
geroepen.
‘We krijgen
geen pech,’ had Matthias geantwoord.
‘Toch sluiten
jullie een verzekering af,’ riep zijn moeder weer.
‘Ach, laat die
jongens toch,’ mengde zijn vader zich in het gesprek. ‘Ze zijn achttien, ze
lopen in geen zeven sloten tegelijk.’
‘Juist wel
omdat ze achttien zijn en nog niks hebben meegemaakt. Ik regel het dan wel
zelf, je zult me nog dankbaar zijn’ had ze eraan toegevoegd en hem het pasje
bij vertrek in handen geduwd.
Ja, mam, dacht
Matthias, ik ben je dankbaar.
Toen ze weer
op weg konden was hun stemming, wonderlijk genoeg, iets beter.
‘We halen
Algeciras nu niet meer vandaag,’ zei Sjors. ‘We moeten nog een keer
overnachten. ‘Wie zoekt er een leuk campinkje uit?
Hoofdstuk 14
Julia
Wat een drukte
hier, chaos! Ze stonden bij het loket van de veerboot om een ticket te kopen. Matthias
had onderweg geprobeerd om dat digitaal te doen, maar dat was mislukt. Ze
wisten nu wel de vertrektijden. Over twee uur zou er weer een afvaart zijn. Na
een half uur in de rij waren ze eindelijk aan de beurt. Julia keek haar ogen
uit. Wat een mensen hier. Wat een kleuren, geuren ook. Ineens vond ze de uitstap
naar een ander werelddeel ontzettend avontuurlijk. Onderweg had ze zich steeds
maar opnieuw afgevraagd of ze niet veel beter op de camping in Barcelona hadden
kunnen blijven. Een paar dagen wachten tot Farid misschien wel uit zichzelf zou
teruggekomen.
Maar daar was
het nu te laat voor. Ze waren op weg gegaan en nu stonden ze hier.
Ze hoorde
Sjors zijn stem verheffen.
‘Morgen pas?’
schreeuwde hij. De verkoper keek hem onbewogen aan.
‘Wat is er
Sjors?’
‘De komende boot
zit volgeboekt. We kunnen pas morgen vertrekken’.
‘Nou, ja,’ zei
Julia, ‘als het niet anders is.’
Ze bedacht dat,
nu toch alles onzeker en vaag werd, ze net zo goed ook eerst Algeciras konden
bekijken.
Ze zag Sjors
overleggen met de anderen en daarna de kaartjes kopen. Voor de volgende dag
dus.
‘Kom,’ zei ze,
‘we gaan de stad in.’
‘Eerst een
slaapplaats regelen,’ bromde Sjors, ‘dan hoeven we daar niet meer op te
letten.’
Wat was Sjors toch
praktisch, dacht ze. Meestal was zij degene die de zaakjes goed geregeld wilde
hebben. Ze leek sinds de verdwijning van Farid veranderd. Was het pas twee
dagen geleden dat ze bij het politiebureau zaten? Het leek eeuwen geleden.
Ze kon het
eerst niet geloven dat Farid niet vanzelf weer kwam opdagen. Ze had hem altijd
als vanzelfsprekend aanwezig beschouwd. Deel van hun kluppie. Ze had nooit veel
met hem alleen doorgebracht. Eef, ja, zij had toen die zomer veel tijd met hem
doorgebracht. En de jongens, die gingen vaak met z’n drieën op stap. Maar zij
had zich nooit in hem verdiept. Niet echt verdiept. Dat merkte ze nu pas. Nu
hij weg was. Ze kon niet geloven dat hem iets ergs was overkomen. Hij was een
man. Hij kon zich redden. Toch? En nu ze deze zoektocht waren begonnen was ze het
als een spannend avontuur binnen een avontuur gaan beschouwen. Een ander
werelddeel! Niet bij haar oom op het land chillen, maar hier in deze nieuwe
stad die al niet meer Europees aandeed.
Ze wurmden
zich tussen de volgeladen busjes naar de hunne en reden richting strand. Matthias
reed terwijl Sjors een camping zocht. ‘Ze zijn allemaal ver buiten de stad,’
zei hij. ‘Zullen we een kamer nemen in de stad? Dan zijn we morgen ook
makkelijker weer bij de haven.’
De anderen
vonden het best. ‘Hier heb ik er een,’ zei hij: ‘Pension Zagora. Midden in het
centrum.’
‘Als we de
auto maar kwijt kunnen,’ zei Matthias.
‘Jawel,’
antwoordde Sjors. Er is een gratis garage voor gasten in de buurt.
‘Lets go!’ zei
Julia. Ze dacht even aan hun beperkte budget voor deze vakantie. Maar alla, er was
nu een noodsituatie ontstaan. Ze verheugde zich al op een zacht bed in plaats
van haar matje.
Hoofdstuk 15
Nadine
Tfoe, ze had
er wel flink wat moeite in moeten steken. Mooie jongen wel, ze keek even opzij,
maar hij leek ook een beetje soft. Hoe hij zich had opgewonden dat hij z’n
matties eerst moest berichten. Ze had gezegd dat dat allemaal in orde zou
komen. Dat ze een berichtje naar de camping had gestuurd. Hij geloofde het maar
half, zag ze, maar was wel opgehouden erover te zeuren.
Ze trapte het
gaspedaal nog wat verder in. Het zou een lange rit worden, maar ze hield ervan
hier te rijden. De auto was goed. Hij had airco, en een geluidsinstallatie.
Nadat ze had geklaagd, de vorige keer, over de aftandse auto die ze mee had
gekregen en had gedreigd niet meer naar Spanje te gaan had ze deze auto ter
beschikking gekregen. Ze vroeg aan Farid wat voor muziek hij wilde horen. Ze
was niet verbaasd, maar toch geërgerd dat hij alleen maar Amerikaanse popmuziek
wist te noemen en geen verstand had van de Marokkaanse helden van nu. Alleen Cheb
Khaled, niet eens een Marokkaan, kende hij. Maar iedereen kende Khaled...
Ze zette Saad Lamjarred op. Ze begon
mee te zingen met het liedje en Farid tikte ritmisch met zijn voeten mee. De
kilometers tikten onder de banden weg. Ze had de boot voor de volgende ochtend
besproken dus ze moesten nog ergens in Spanje overnachten. Ze had bedacht dat
ze wel in de auto konden overnachten. Dat spaarde weer geld. Vanaf Tanger was
het niet zo ver meer naar Casablanca en kon ze bij haar ouders van een douche
en een goed bed genieten. Nu Farid in een betere stemming leek kon ze haar
gedachten laten afdwalen naar Bariq.
Zou hij
tevreden over haar zijn? Ze werd warm als ze aan hem dacht. Hij was haar grote
voorbeeld, haar held, haar minnaar. Onverschrokken en totaal toegewijd aan de
strijd. Zij was zijn frontsoldaatje zei hij altijd. Zij viste in zee, haalde op
en leverde af. Dat moest dan wel volgens plan gaan. Het was eerder niet goed
gegaan, de jongen in kwestie was teruggeschrokken op het laatste moment en
Bariq had haar een week niet aangekeken.
Alles hing af nu
van Farid. Ze twijfelde een beetje of hij de juiste catch was, maar ze waren nu
eenmaal op weg en in Marokko zou het makkelijker worden. Als de anderen er ook
bij betrokken raakten.
Ze stopte bij
een pompstation, zei tegen Farid dat hij in de auto moest blijven en stapte uit
om te tanken. Toen ze weer reden deed ze haar best om in de oude versierstand te
komen. Ze raakte hem aan, plaagde hem en vertelde verder over het
ontwikkelingswerk dat ze voor hen in gedachten had. Samen met haar in de
sloppenwijken van Casablanca.
Ze vertelde
vol vuur en Farid liet zijn frons voor de rest van de dag varen.
Ze hadden
inderdaad in de auto geslapen, waardoor ze de volgende ochtend verkreukeld
waren en Farid was weer in zijn twijfelstand gekomen.
Op een gegeven
moment was ze het zat om veel moeite te doen en vermaakte ze zich op de boot
met andere overstekers. Eenmaal in Marokko reed ze met grote vaart richting
Casablanca. Ze verlangde, nog meer dan gisteren, naar het koele appartement van
haar ouders en contact met Bariq. Ze zouden elkaar nog niet zien, dat sprak
vanzelf. Maar hij zou weten dat ze in Casablanca was en ze hoopte vurig op een
berichtje van hem.
Toen ze
Casablanca inreden begon Farid te praten over zijn moederstad: Fez, en hoe
anders het hier was. Deze stad leek heel rijk! Nadine lachte wat schamper en
zei dat hij toch niet dacht dat haar ouders in een sloppenwijk woonden? Nee, de
volgende Avenue, daar was het. Ze parkeerde in de straat en liep met Farid naar
een appartementencomplex. Ze belde aan en de deur zwaaide open. Een vrouw
omhelsde Nadine, maar keek Farid nauwelijks aan. Zij was niet Nadines moeder,
begreep hij later, maar de huishoudster. Hij volgde hen naar de koele
vertrekken.
Hoofdstuk 16
Farid
Ze reden met
nog twee jongens naar een moskee. De imam wilde Farid spreken had Nadine
gezegd.
‘Waarom de
imam?’ vroeg Farid, ‘zitten imams ook in het ontwikkelingswerk? ‘
Nadine zei
niets. Nog maar een paar dagen geleden had hij haar voor het eerst gezien, daar
in die discotheek in Barcelona. Toen kon hij zijn ogen niet van haar afhouden.
Hij was gewend dat de meisjes achter hem aanliepen en hij was er lui van
geworden. Nooit hoefde hij moeite te doen om een meisje te versieren, ze
versierden hem en hij had het zich altijd flegmatisch laten aanleunen. Echt
verliefd was hij nooit geweest. Hij vond die meisjes aardig, of mooi of geestig,
meer niet. Vorig jaar was het even menens geweest met een meisje uit de
paralelklas: Marit. De vrienden hadden niets met haar op en uiteindelijk hij
ook niet. Een fatsoenlijk gesprek kon je niet met haar voeren omdat ze over
alles anders dacht. Hij had er na een paar maanden een einde aan gemaakt en
haar in een diep ongeluk gestort, getuige de woedende en smachtende berichten
die ze nog lang bleef sturen.
De eerste blik
op Nadine was als een donderslag. Hij probeerde een praatje met haar aan te
knopen, maar ze was afstandelijk. Dat was hij niet gewend en getergd door
gekrenkte trots en omdat hij haar onweerstaanbaar mooi vond, had hij alles op
alles gezet om met haar in gesprek te raken. Op zeker moment lukte het. Ze
raakten in gesprek, over politiek.
Farid was
nooit heel erg bezig geweest met zaken als de Marokkaanse identiteit en de
gevolgen van de discriminatie van het westen van Arabieren of van de Islam,
maar dat was het onderwerp waar Nadine al snel op uitkwam.
‘Ben je
islamitisch?’ had ze gevraagd.
‘Jawel,’ had
hij aarzelend gezegd, ‘maar niet heel praktiserend vrees ik.’ Hij keek haar
lachend aan. Ze stond met een biertje in haar hand en keek hem met fonkelende
ogen aan.
‘Niet praktiserend!’
had ze uitgeroepen. ‘Hoe kan dat nou! Je weet toch wel wat er gaande is in de
wereld!’ Ze begon een lang betoog, hoe mensen in het westen fout bezig waren en
dat hij toch Marokkaan was en zich om zijn eigen volk moest bekommeren dat het
zwaar had, zelfs onderdrukt werd.
Farid verdronk
in haar ogen, liet de waterval over zich heen komen en toen Matthias hem kwam
halen om mee terug te gaan naar de camping kwam dat verzoek als een koude
douche. Hij vroeg Nadine: ‘Zie ik je morgen?’
‘Mmm,’ had ze
gezegd, en keek hem peinzend aan. ‘Dat weet ik nog niet. Ik zie wel.’
Farid liep met
tegenzin met Matthias en de anderen mee. Hij was betoverd. Door haar uiterlijk,
door het vuur in haar stem… Hij sliep niet die nacht.
‘Wat nou!’
schreeuwde Nadine tegen en van de jongens. ‘Hij is hier nou toch!’
De jongen
mompelde wat en keek stuurs naar Farid.
‘Ze geloven
niet dat je oprecht bent’, zei Nadine tegen Farid. ‘Ze denken dat je een sissy
bent, en daar hebben ze wel een punt. Kijk eens wat enthousiaster!’
Farid keek naar
haar en dacht: is zij dezelfde als een paar dagen geleden? Voor de zoveelste
keer vroeg hij zich af wat hij hier deed. Toen hij eerder zijn twijfels over de
onderneming voorzichtig aan haar had willen vertellen was ze woedend geworden.
‘Je kunt nu
niet meer terugkrabbelen! Ik heb kosten gemaakt, ook andere mensen investeren
in je.’ Farid had gezegd dat dat niet hoefde. Dat hij eerst nog tijd nodig had
om na te denken, of dit alles wel een goed plan was. Maar toen had Nadine
kortaf gezegd: ‘te laat’ en was hij toch vanmiddag deze auto ingestapt om naar
een imam te gaan om, tja, om wat te doen?
De tweede
avond in Barcelona was hij zenuwachtig geweest. Zou ze er zijn? Hij hoefde niet
lang te wachten. Ze kwam direct naar hem toe, manoeuvreerde hem naar een rustig
hoekje en ging verder waar ze gisteren was gebleven. Ze beweerde dat hij niet
werkloos in het rijke Nederland kon blijven zitten. Dat zijn land, zijn mensen
hem nodig hadden. Tegelijkertijd vleide en versierde ze hem en toen ze zei: ‘ga
met me mee,’ hoefde hij geen moment na te denken en volgde haar als een hondje
naar de uitgang. Aan zijn vrienden waarschuwen, dat hij ervandoor ging, dacht
hij geen seconde.
De auto stopte
bij een grote moskee. Ze stapten allen uit en liepen naar binnen. Daar werden
ze verwacht. In een kamertje zonder meubilair namen ze plaatst op rijk
gedessineerde vloerkleden. Enkele tellen later kwam een man binnen in een mustahabb.
Dat moest de imam zijn. De man knikte minzaam naar Farid en begon in het Arabisch
te spreken. Farid keek ongelukkig opzij naar Nadine. Hij was in Nederland
geboren. Had wel een blauwe maandag de zaterdagschool bezocht, maar dat was
niet genoeg om nu deze man te kunnen verstaan. Nadine keek hem ongelovig aan.
De imam ging over van Arabisch in Frans toen hij zag dat Farid zijn woorden
niet begreep.
‘Onze nieuwe vriend
verstaat geen Arabisch?’ zei hij misprijzend tegen Nadine. ‘Dan kunnen we het
voor nu kort houden. Hij kan zich morgenvroeg vervoegen bij Nasire.’
Zonder een groet verliet
hij de ruimte.
De jongens stonden ook op.
Een van hen zei: ‘Nou, Nadine, doe voortaan je huiswerk eerst, voordat je ons
inschakelt. Wij hebben nu wel wat beters te doen. Je ziet maar hoe je thuiskomt
en zorg ervoor dat hij morgenvroeg weer hier is.’
Farid keek Nadine vragend aan.
Zij keek kwaad naar hem.
‘Waarom heb je niet vertelt
dat je geen Arabisch spreekt?’
‘Je hebt dat helemaal niet
gevraagd!’
Ze beende nijdig weg.
‘Wacht,’ riep hij haar na.
Ze stond stil en keek hem fronsend aan.
‘Luister, Farid, ik heb me in
je vergist. Je hebt de indruk gewekt dat je ervoor in was maar dat gaat nu
allemaal niet door. Bekijk het maar, ik trek mijn handen van je af.’
‘Waarvóór in was,’ riep
Farid uit. ‘Ik wil best wel ontwikkelingswerk doen en Arabisch leren!’
Tegelijkertijd vroeg hij zich af of hij het meende.
‘Ontwikkelingswerk,’ Nadine
spuwde het woord bijna uit. ‘Wat ben je toch een naïeve lul.’
‘Waar heb je me dan voor
nodig’ stamelde Farid.
‘Jihad!’ Met dat woord, dat
ze bijna uitbraakte liep ze bij hem vandaan, Farid sprakeloos achterlatend.
Hoofdstuk
17
Farid
Hij was in de schaduw op
een stoep gaan zitten. Hij moest eerst bedenken wat hij ging doen. Zijn hoofd
was een warboel. Nadine was weggelopen en hoewel hij haar nog een keer had
nageroepen had ze niet meer op- of omgekeken. Wat
nu? Moest hij naar haar huis om
haar te overreden normaal te doen? Hij keek in zijn portemonnee. Nog twintig
euro. Zijn bankpas zat er gelukkig ook nog, zijn paspoort zat in zijn andere
achterzak. Zijn telefoon was hij kwijtgeraakt in Barcelona.
Toen hij de tweede avond in
Barcelona met haar mee naar huis ging hadden ze gevreeën. Ondertussen bleef ze
op hem inpraten. Hem bewerkend. Hem vleiend. Zijn vrienden afkrakend. Het
westen. De decadentie. De blanken. Nederland. Het aangeharkte park waar niemand
iets van je vroeg.
Hij schoof de tent in waar
Sjors en Matthias sliepen en probeerde ook te slapen. Dat lukte niet. Hij keek
naar Matthias en Sjors. Sjors lag te woelen en mompelde af en toe iets in zijn
slaap. Matthias lag op zijn rug en ademde rustig. Ineens waren ze hem vreemd en
vroeg hij zich af wat hij met hen had. Zij waren de spil van de groep. Had hij
er niet altijd een beetje bijgehangen? Het was natuurlijk hartstikke tof
geweest dat Eef vorige zomer zoveel moeite had gedaan hem te helpen over te
gaan naar de zesde. Maar was dat niet omdat zijn broer altijd iedereen om zijn
vinger wond? Het eten liep steeds vaker uit omdat zij het zo gezellig hadden
met z’n tweeën.
Het afgelopen jaar had hij wel veel met Matthias
opgetrokken op school, maar was Matthias niet altijd meteen afgeleid als Sjors
erbij kwam zitten?
Zijn hoofd bleef malen. De
woorden die Nadine hem had ingefluisterd kwamen steeds opnieuw voorbij.
Een auto toeterde naar hem.
‘Lift?’ werd er geroepen.
Farid kwam overeind. Ja, dat wilde hij wel. Hij wist totaal niet waar hij was.
Hij zou een lift vragen naar de binnenstad. Hij dacht aan risico’s, maar veel
verder in de shit raken dan nu kon niet, dacht hij.
Hij stapte in.
‘Hey man, heb je een
baantje voor ons? Waar kom je vandaan? Engeland? Frankrijk?’
‘Ik kom uit Nederland,’ zei
Farid. ‘Hoezo?’
‘Nederland is ook goed. Kun
je ons introduceren? Heb je een oom, neef, opa?’
Farid fronste, ‘nee, ik heb
geen ooms ofzo met een baantje. Ik wil graag naar het
centrum. Kunnen jullie me brengen?’
De jongens bleven de hele
rit zeuren om informatie hoe ze het beste naar Europa konden komen en wilden
weten waarom hij zo alleen in een buitenwijk liep. Farid hield zich op de
vlakte en stapte uit op de Boulevard Ziraoui. Vanaf hier wist hij het
appartement van de ouders van Nadine te vinden, maar hij vroeg zich af wat hij
daar kon uitrichten. Toch liep hij erheen omdat hij niets beters wist te
bedenken. Eenmaal daar belde hij aan. Het dienstmeisje antwoordde door de
intercom. Hij herkende haar stem. Toen hij naar Nadine vroeg zei ze dat Nadine
voor enkele dagen de stad uit was. Farid vroeg nog lafjes of ze kon doorgeven
dat hij aan de deur was geweest en droop toen af.
Toen hij doelloos de straat
uitliep kreeg hij een schok. Dat leek het busje wel. Zijn busje, hun busje. Hij
schoot een portiek in en zag tot zijn ontzetting het bekende busje vlakbij
parkeren en Sjors eerst en daarna de anderen uitstappen. Wat deden ze hier!
Farids hart klopte in zijn keel. Hij had de neiging op hen af te rennen, maar
de neiging om ongezien weg te rennen was net zo groot. O, wat schaamde hij
zich. Al enkele uren nadat hij met Nadine uit Barcelona was vertrokken was de
twijfel over wat hij deed toegeslagen. Toen ze gingen tanken had Nadine gezegd
dat hij in de auto moest blijven en het verbaasde hemzelf dat hij dat deed,
terwijl hij ook de neiging voelde om hard weg te rennen. Weg van dit meisje,
weg van haar plannen met hem. Toch bleef hij zitten en wachtte gelaten tot ze
terugkwam. Toen ze de auto instapte was ze vrolijk, ze wierp hem een reep
chocola toe en zei dat het nog maar drie uur was naar de boot. En dat het toch
een waanzinnig avontuur was dat zij, zij tweeën hun hart gingen volgen in
Marokko.
Nu zag hij zijn
vrienden hier! Ze waren hem helemaal achterna gekomen. Hoe wisten ze dat hij
hier was? Hoe wisten ze dat hij met Nadine ervandoor was gegaan?
Hij zag Sjors aanbellen
en, net als hijzelf een paar minuten geleden, afdruipen. Ze stapten weer in het
busje. Ze gingen weg! Hem achterlatend! Hij aarzelde te lang. Het busje reed de
straat uit. Hij snakte naar adem. Wat was er met hem aan de hand? Hij wist toch
al twee dagen dat hij in een vlaag van verstandsverbijstering zijn vrienden had
verlaten om met een meisje dat hem fysiek en psychisch had ingepakt te
verdwijnen naar Marokko!
Hij begon te
rennen, het busje achterna. Maar hoewel ze langzaam waren weggereden zag hij het
busje nu nergens meer.
Hij zakte tegen
een winkelpui in elkaar en wilde het liefst gaan huilen.
Hoofdstuk 18
Sjors
‘Waarom die
Nadine niet reageert op onze telefoontjes is me een raadsel,’ Sjors zei dit terwijl
hij door de straten van Casablanca reed. Ze hadden haar nummer, dat Matthias
van Fatma had gekregen, steeds gebeld vanaf verschillende van hun telefoons,
maar hadden steeds haar voicemail gekregen. Een aantal keren hadden ze
ingesproken, met de vraag of ze alsjeblieft Farid konden spreken, of ze
alsjeblieft terug wilde bellen, maar ze kregen geen respons. Daarna hadden ze
alleen maar steeds het nummer gedraaid tot ze de tekst van de voicemail uit hun
hoofd kenden.
‘Hier rechts,’
kwam Matthias’ stem.
Wat was deze
stad groot, dacht Sjors, en westers. Bij het inrijden van de stad waren er nog
veel palmbomen langs de straten te zien, maar die verdwenen naarmate ze dichter
bij het centrum kwamen.
‘Bij die hoek
rechts,’ zei Matthias weer, ‘daarna moet het halverwege die straat zijn.’ Ze parkeerden
langs de kant van de brede weg. Sjors sprong de auto uit. Matthias, Eef en
Julia volgden. Ze waren brak maar ook vrolijk. Omdat ze zoveel meemaakten waren
de zorgen om Farid naar de achtergrond gedrongen. Ook Sjors voelde zich nu best
vrolijk. Het oponthoud in Spanje door de pech met het busje en het wachten op
een volgende boot had hem sacherijnig gemaakt, maar toen ze na het vinden van
een verblijfplaats voor de nacht Algeciras ingingen werd hij door de anderen meegenomen
in een uitgelaten vrolijkheid. Algeciras was een prachtige kleurrijke stad. Ze
waren cafés binnen geweest en waren bijna vergeten dat één van hen er niet bij
was…
De bootreis was
goed gegaan, de stemming daalde wel even toen ze bij het verlaten van de boot
in Tanger samen met andere campers opzij gedirigeerd werden voor controle. Het
had enige uren geduurd voor ze eindelijk de weg op konden. Maar toen ging het
vlot. Het was niet heel druk en ze konden goed doorrijden. Hij had gezorgd dat
de benzinetank gevuld was voor ze Spanje verlieten zodat ze zich daar even niet
druk over hoefden te maken.
‘Hier is het,’
wees Julia. Eef drukte op de bel. Een vrouwenstem kwam door de intercom. Gelukkig
bleek zij Engels te verstaan. Ze liet hen echter niet binnen. Zei dat Nadine de
stad uit was. Op hun vragen reageerde ze kortaf en midden in een zin van Julia
verbrak ze de verbinding.
‘Nou moe,’ Eef
reageerde verbaasd. ‘Wat is dat nou? Ik bel nog een keer aan!’ Ze voegde de
daad bij het woord. Maar binnen werd er niet meer gereageerd.
‘Wat nu?’ zei Matthias.
Ze stonden bij het busje.
‘Laten we een
koffiehuis gaan zoeken, ik zag op de weg hierheen een straat vol met cafés. Ik
ben daar erg aan toe.’
Sjors had
altijd zin in koffie, hij stond ermee op en zag er geen probleem in om vlak
voor het slapen nog een kop te drinken. De anderen stemden daarmee in. Het
busje reed langzaam de straat uit, terug naar het punt waar ze de cafés hadden
gezien.
Hoofdstuk 19
Eef
Het koffiehuis
zat vol met oude mannen. Eef had wel door willen lopen naar een café waar meer
jongeren zaten maar Sjors was dit café binnengelopen en iedereen volgde hem. Ze
dronk de zoete koffie en dacht aan Farid. Ze waren nu bij het eindpunt van hetgeen
ze wisten. Hoe nu verder? Was Farid met Nadine de stad uit? Waren ze wel met
z’n tweeën in Casablanca aangekomen? De zoektocht stopte niet hier. Dat zou ook
te mooi zijn geweest. Ze moesten eigenlijk terug naar het huis aan de avenue. Van
daaruit moesten ze meer informatie zien te krijgen. Maar hoe? De vrouw die door
de intercom had gesproken liet hen niet binnen. Misschien moesten ze gaan
posten. Wachten tot er iemand naar buiten kwam of naar binnen wilde. Die
persoon dan aanklampen en smeken of eisen om meer informatie: waar Nadine heen
was gegaan; of Farid er was geweest. Ze legde dit plan aan de anderen voor. Die
stemden in.
‘Maar eerst
een slaapplaats zoeken,’ zei Matthias, met een schuin oog naar Sjors. ‘En dan morgenvroeg
naar het appartement. Misschien moet er iemand ‘s ochtends naar z’n werk,
vader, moeder.’
Julia opperde
dat ze vanavond de omgeving al konden gaan verkennen, misschien wat
jongerententjes opzoeken, informeren naar Nadine?
Eef zuchtte. Ze
voelde zich moe en ze miste Luca. Ze had een paar dagen niet aan hem gedacht. Maar
nu kwam de gedachte aan hem als een steek in haar buik. Wanneer zouden ze elkaar
weer zien? Matthias had gelijk. Ze moesten een slaapplaats zoeken. Misschien
ging ze meteen naar bed en liet het verkennen vanavond aan de anderen over. Een
goede nachtrust zou haar opmonteren, wist ze.
Ze lag te
slapen toen de anderen midden in de nacht terugkwamen.
‘Hebben jullie
wat ontdekt?’ Eef deed één oog open.
‘Alleen veel
mannen.’ Julia giechelde. Sjors mompelde dat Julia zich eens moest gedragen,
ook al had ze veel drank op.
‘Konden jullie
aan drank komen?’ vroeg Eef.
‘Ja, in de
hotelbars is het niet moeilijk,’ zei Matthias. Maar hij en Sjors hadden niet
veel op.
‘Slapen nu!’ baste
Sjors. ‘Ik zet de wekker op zes uur.’
Ze reden
slaperig naar het huis van Nadine en parkeerden op dezelfde plaats als gisteren.
Vandaar hadden ze uitzicht op de voordeur, dus konden ze in de bus blijven
zitten.
Eef besloot op
proviand uit te gaan en stapte uit. Het was heerlijk op straat. Er was al leven
op dit vroege uur. Er liepen wat mensen, een vuilniswagen reed door de straat
en spoot deze nat. Ze liep een paar straatjes door en zag toen een bakker.
Verderop werd een markt opgezet. Er klonken vrolijke stemmen.
Ze kocht brood
en even verderop in een klein supermarktje drinken. Ze maakte van de
gelegenheid gebruik, nu ze in haar eentje op stap was, om willekeurig straatjes
in te lopen. Ze probeerde zich in te prenten waar ze vandaan kwam. Toch was ze
in de war toen ze ineens de zee voor zich zag. Was het appartement zo dicht bij
zee? Ze genoot even van het uitzicht en de ochtendzon die op het water scheen en
liep toen terug. Even vreesde ze dat ze toch verdwaald was toen ze winkeltjes
zag die ze niet eerder had gezien, maar toen ze bij een volgende kruising goed
om zich heen keek, herkende ze de straat met de bakker. Er kwamen mensen in
Arabische dracht uit de winkel en aan de overkant van de straat liep een jongen
in westerse kleding. Ze bedacht dat hij dezelfde tred had als Farid. Ze liep
door en kreeg een schok. De jongen liep met zijn gezicht naar beneden, maar
toen ze dichtbij genoeg was om het zeker te weten slaakte ze een kreet. De jongen
keek op. Hij was het: Farid. Hij zag haar en verstijfde. Even dacht ze dat hij
aanstalten maakte om weg te rennen. Maar hij bleef toch staan. Zijn ogen waren
bloeddoorlopen en hij keek bang? Even stond ze ook stil, een tel later rende ze
op hem af en bleef vlak voor hem staan.
Buiten adem
fluisterde ze ‘Farid?’
Hij zei niets.
Ze begon te
brabbelen: ’we zijn allemaal hier, we zijn je achterna gereisd, waarom ben je
weggegaan, ga je mee naar het busje. We wisten niet wat er met je was gebeurd,
ik ben zo blij!’ Ze begon te huilen.
Farid pakte
haar hand. Toen ze opkeek merkte ze dat hij ook huilde. Ze sloeg haar armen om
hem heen en hij gaf toe aan de druk en omarmde haar ook. Zo stonden ze een hele
tijd stil.
‘Ga mee,’ zei
ze tegen hem.
Nu hoorde ze
zijn stem voor het eerst.
‘Durf niet?
Waarom niet?’
‘Ik heb jullie
verraden, in de steek gelaten. Wat zal Sjors zeggen!’ Hij keek haar radeloos
aan.
Hij ging
verder. ‘O, ik wist al een uur nadat we waren weggereden uit Barcelona dat ik
er fout aan deed om met haar mee te gaan. Maar toen was het al te laat. Ik was
mijn telefoon kwijtgeraakt. Nadine zei wel dat ze een berichtje naar de camping
had gestuurd om te zeggen dat jullie je niet ongerust hoefde te maken, maar ik
geloofde haar niet. Bovendien stelde zo’n berichtje natuurlijk ook niets voor.
Wie laat zijn vrienden nou in de steek!’
Hij kreunde en
hield zijn handen voor zijn gezicht.
Eef was even
stil. Toen zei ze eenvoudigweg: ‘Kom, we gaan naar ze toe,’ en pakte zijn hand.
Farid liet zich
leiden.
Hoofdstuk 20
Sjors
Waar bleef Eef
nou met ontbijt. Sjors ergerde zich. Hij had honger en zo moeilijk was het toch
niet in het centrum van een grote stad een broodje te krijgen.
Julia zat wat
te dommelen en Matthias hield zijn blik onophoudelijk op de voordeur van het
appartement gericht.
Zou er iemand
vandaag de deur in- of uitgaan? Sjors voelde zich niet zo zelfbewust als
anders. Hun zoektocht leek doodgelopen. Hij rekende er ineens niet meer op dat
er vanuit het huis aanwijzingen zouden komen. Net als Julia bedacht hij dat ze
misschien beter nog een paar dagen op de camping in Barcelona hadden kunnen
blijven en opnieuw naar de politie gaan die professionele zoekers in zou kunnen
schakelen. Nou ja, ze hadden dit nu eenmaal afgesproken. Als hij maar eerst
iets te eten had, dan zou zijn humeur wel opklaren.
In de
achteruitkijkspiegel zag hij Eef aan komen wandelen. Eindelijk, dacht hij. Maar
wie had ze bij zich? Liep ze hand in hand? Hij keek scherper en hield zijn adem
in. Het leek Farid wel, nee, het wás Farid. Hij riep door de bus heen, Julia
wakker makend: ‘het is Farid! Het is Farid!’
Hij sprong uit
de bus en holde op hen af. Zonder terughoudendheid omhelsde hij Farid. Huilde
die nou? Huilde hij zelf nu ook?
Julia en Matthias
kwamen ook aangerend en ze vormden een kluwen van snotterende mensen.
Een tijdje
later zaten ze in hetzelfde oude-mannencafé als de dag ervoor. Sjors vroeg
honderduit. Hoe, waarom, wanneer?
Farid hield
zijn blik steeds neergeslagen terwijl hij zacht antwoord gaf op Sjors’ vragen.
Julia keek Farid alleen maar aan met een warme blik in haar ogen. Eef keek blij.
Toen zei Matthias tegen Sjors: ‘Nu is het wel mooi geweest met je gevraag,
Sjors. Farid is in een vlaag van verstandsverbijstering met een meisje
meegegaan. Wij zijn hem achternagegaan. We hebben hem gevonden en nu is de
enige vraag aan hem: ga je mee met ons naar huis?’ Hij keek Farid vragend aan.
Farid keek
terug en zei met ingehouden stem:
’Ja, oh, ja,
ik wil met jullie mee terug.’
Sjors voelde
zich even overruled door Matthias. Hij had zoveel vragen, wilde zo graag weten
waarom Farid dit had gedaan, maar toen iedereen weer begon te huilen en te lachen
tegelijk om Farids verzuchting trok hij de volgende vraag, die al weer op zijn
lippen lag, in en sloot zich aan bij het gewoon voelen, het gewoon weten dat
uitleg niet nodig was. Zij waren vrienden en nu gingen ze naar huis.
‘Nou jongens,’
zei hij uiteindelijk, ‘ik denk niet dat iemand nog behoefte heeft aan sightseeing
in Casablanca. Kom, we gaan richting Tanger, richting boot. Als we doorrijden
zijn we morgen alweer terug in Spanje.
Ze knikten,
stonden op, rekenden af en liepen de deur uit het zonlicht in.
Hoofdstuk 21
Farid
Als ze
Casblanca verlaten kijkt Farid geen enkele keer om, maar eenmaal op de boot is
zijn blik niet op Spanje maar op Marokko gericht. Het land dat hij nu nooit
meer kan zien als zijn vertrouwde moederland. Ze passeren Valencia, overnachten
ergens onder Barcelona, maar rijden die stad de volgende dag snel voorbij. Ze besluiten
nog enkele dagen in Crest te blijven. Sjors kan vandaaruit met weinig moeite
nog een bergwandeling gaan maken bij Grenoble. De anderen hebben voornamelijk
zin in chillen en brengen hete middagen door op het terras met het spel
Kolonisten van Catan, waarbij Julia hen verbaast door het vaakst te winnen, tot
ergernis van Matthias. Hij is gewend altijd alle spelletjes te domineren en
verzint steeds meer klusjes die, nu niet de verliezer maar juist de winnaar zou
moeten doen: afwassen, boodschappen, koken. Gelukkig zijn de anderen niet zo
kinderachtig om de regels om te draaien en ze wijzen Matthias op zijn inconsequente gedrag.
Farid doet aan
de spelletjes mee en kan zelfs af en toe vergeten wat er de afgelopen dagen is
gebeurd.
’s Avonds wordt
een enkele keer gepraat over zijn verdwijning, waarbij Farid probeert uit te
leggen wat hem dreef. Hij slaagt daar maar half in. Eigenlijk weet hij het zelf
ook niet meer goed. De halfbakken uitleg is voor de een beter te begrijpen dan
voor de ander, merkt hij. Maar wat hij ook ziet is dat ze hem niet anders bekijken
en behandelen dan op hun heenreis. Ze zijn vrienden, zegt Matthias. In voor- en
tegenspoed. Ook al wordt die tegenspoed door iemand zelf opgezocht. Als hij de
laatste dag, ze gaan nog even zwemmen in de Drome, uitvalt tegen Sjors die
gevaarlijk dicht naast hem het water induikt zegt Matthias: ‘Je bent eindelijk
jezelf weer. Je behandelt ons zo voorzichtig.
Alsof je bang bent dat we je alsnog een lesje willen leren en je alleen niet
weet wanneer.’
Ze lachen
allemaal. Ja, hij is op zijn hoede, maar het is tijd om de dingen achter zich
te laten. Soms kun je gebeurtenissen niet verklaren en je alleen maar verheugen
op wat er werkelijk is: echte vriendschap.
Ze zijn in één
keer van het huis in Crest naar Nijmegen gereden. Eerst hebben ze Eef afgezet, daarna
Julia, dan Matthias. Als laatste rijdt Sjors hem naar huis. Het afscheid van
iedereen is vol lawaai, een enkele emotie maar toch ook al met afstand. Eef zal
haar vriendje vanavond weer zien en lijkt met haar gedachten al bij hem. Julia
is meteen druk met haar babyzusje en heeft hen ternauwernood uitgezwaaid. Matthias
kijkt hem wel nadrukkelijk aan en zegt dat hij eerdaags even komt buurten.
Gewoon, biertje drinken, wat kletsen.
Als Farid zijn
ouders ziet schiet hij vol.
‘Nou, jongen,’
zegt zijn vader. ‘Heb je ons zo gemist?’ Hij kan niets zeggen, omhelst zijn
moeder en blijft lang tegen haar aanstaan.
Sjors toetert
als hij wegrijdt. Farid keert zich om en door een mist van tranen zwaait hij hem
na.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten