novelle De vrienden, reis naar het Zuiden, jeugdboek


Hoofdstuk 1

Matthias

Ze hadden verzameld bij Farid en alle spullen die mee moesten stonden op de stoep. Familieleden en buren stonden klaar om hen uit te zwaaien. Ook mama stond ietwat verdekt opgesteld tegen haar fiets geleund te wachten tot de enorme berg met slaapzakken, tenten, kookgerei, kisten met van alles (ja met wat eigenlijk?) in het busje was verdwenen. Voorbijrijdende fietsers keken naar de stapel op de stoep en iemand riep ‘dat past niet!’ Maar het had uiteindelijk natuurlijk wel gepast. Tegen enen reden ze weg.
Ze hadden erom geloot wie mocht beginnen, wie de straat uit mocht rijden, de brug over, de snelweg op, het land uit, naar Parijs.
Vier briefjes in een beker. Julia, de enige zonder rijbewijs had het een beetje belachelijk gevonden. ‘We gaan wel drieduizend kilometer rijden. Wat maakt het uit wie begint!’
Maar het was wel belangrijk.
Sjors had gewonnen.
Eerst naar Parijs. Dat hadden Julia en Eef bedongen. Hem kon het niet schelen waar ze eerst naar toe gingen. Ze zouden een maand wegblijven. Een eeuwigheid.

Sjors schakelde verkeerd bij een bocht en de motor sputterde. Mathias keek naar Sjors’ gezicht. De bus was gisteren nog naar de garage geweest omdat de carburateur bleek te lekken. Na de kapotte distributieriem was dat een nieuwe domper.
Het ‘uitstekende’ busje uit de advertentie bleek een aantal verborgen gebreken te hebben. Hij was de bus wezen ophalen in z’n goeie goed, een uur later begon de diploma-uitreiking. De garagehouder had gevraagd waar de reis heen ging. Op zijn antwoord: ‘Zuid-Europa,’ had de garageman een klap op de zijkant van het busje gegeven en gezegd: ‘zet hem op!’. Hij had het een gekke opmerking gevonden. Of de bus was nu goed. APK toch? Of hij was niet goed en dan was ‘ie afgekeurd. Hij had het volste vertrouwen.

Matthias wist dat Sjors, misschien nog wel meer dan hij, had uitgekeken naar de reis. Bij hem had dat niet tot stress geleid, maar bij Sjors werkte dat anders: met z’n vijven op pad.
Hij dacht terug aan de bijeenkomsten, meestal bij hem. Daar bespraken ze waar ze naartoe wilden en wat ervoor nodig was. Sjors werd vaker dan eens tot het uiterste getergd als iemand niet gedaan had wat was afgesproken. Vooral Julia had er een handje van om te roepen: ’Zou ík dat doen?’
Ze woelde dan door haar krullen, keek heel onschuldig en zei dan dat ze het echt, nee echt niet meer wist.

Een paar dagen voor vertrek was Sjors voor het laatst in woede uitgebarsten toen Farid’s paspoort niet meer geldig bleek. Toen hij was bedaard had hij zijn handen in de lucht gestoken en verzucht dat hij zich nergens meer druk over ging maken. Als ze zich als kinderen wilden gedragen moesten ze dat zelf maar weten. Desnoods ging hij in zijn eentje op pad. Hij had hen er grimmig bij aangekeken. Eef en Julia waren toen wat actiever geworden. Julia was zelfs op de laatste dag nog met nieuwe gordijntjes aangekomen zodat de bus er zowaar gezellig uitzag toen ze de straat uitreden. Farid had een spoedaanvraag gedaan voor een paspoort (en was daar veel geld aan kwijt geweest, zodat hij de reis al moest beginnen met een lening bij zijn ouders), maar Matthias wist wel wanneer hij te ver ging bij Sjors, en hij had het niet zover laten komen. Hoewel hij in wezen liever lui was dan moe, had hij de ernst van het regelen van de reis ingezien en had zijn toebedeelde taken netjes uitgevoerd.

Hij keek naar Sjors en Sjors grijnsde ineens.
‘Hij gaat goed he?’ Matthias grijnsde ook.
‘Kan niet beter!’
Mensen schatten Sjors altijd ouder. Door zijn gestalte, zijn bril, die hem serieuzer deed lijken dan hij was en zijn al forse baardgroei.
Matthias was weleens jaloers op het postuur van zijn vriend. Hijzelf was niet groot, zijn baard stelde niet veel voor. Door zich vaak te scheren had hij geprobeerd zijn gezichtsbeharing te stimuleren, maar tot nu toe had dat niet veel geholpen. Hij troostte zichzelf ermee dat hij lenig en atletisch was. De honderd meter liep hij in twaalf seconden. Daar kon Sjors dan weer niet aan tippen.

Ze reden zonder problemen tot Antwerpen. Daar was de eerste discussie over de richting. De TomTom die Sjors had meegepikt van huis wees een andere weg aan dan de borden. Farid was voor het volgen van de borden, Sjors en hij voor de TomTom. Eef en Julia bemoeiden zich er niet mee maar hadden het over winkels die ze in Parijs wilden zien.
Sjors riep naar achter dat de bestuurder besliste en nam de bocht.
‘Nou, ja,’ sputterde Farid, ‘het bord wijst toch naar Brussel, jij rijdt nu richting Gent!’
‘Deze TomTom is in orde en de bestuurder beslist!’
Matthias suste: ‘Rustig maar,’ en keek waarschuwend achterom naar Farid.
‘De bestuurder beslist,’ herhaalde hij Sjors’ woorden. Farid haalde zijn schouders op en trok een komisch gezicht. Tot Parijs ging verder alles voorspoedig.

Tegen zevenen naderden ze het voorstadje van Parijs waar de camping moest liggen. Ook nu gekrakeel over de route. Uiteindelijk hadden ze de camping toch nog snel gevonden. Ze hadden Eef naar de receptie gestuurd, zij sprak het beste Frans. Ze hadden alle vijf Frans en Duits op school gehad, maar in talen waren ze niet geïnteresseerd. Het was dat Eef vaak in Frankrijk op vakantie was geweest waardoor er bij haar meer woorden waren blijven hangen dan bij de rest. Matthias sprak uit principe geen Frans. Aanstellerige taal, vond hij. Hoewel het Engels hem in het begin ook niet was aangewaaid had hij daar wel veel moeite in gestoken. Kwestie van op de toekomst voorbereid zijn, was zijn gedachte.

Het opzetten van de tenten ging voorspoedig en zonder discussie. Nu konden ze Parijs in. Ze liepen gezamenlijk arm in arm naar de metro. Matthias had de neiging om te gaan zingen.
 Hij voelde de belofte van een gelukzalige tijd zonder school, zonder zorgen, zonder gedoe thuis maar met vrienden, met uitslapen, met drank, met plezier. Hij begon daadwerkelijk een liedje te neuriën. Eerst viel de lichte stem van Eef bij, daarna de bromstem van Sjors en zelfs Farid, die niet zo van uiterlijk vertoon was en meestal zijn best deed niet op te vallen haakte aan. En zo liepen ze al zingend de trap af naar de metro.


                                                                                                                                                                                                                                                                                                      Hoofdstuk 2

Sjors

Sjors was een jongen van de bergen. Het bezoek aan Parijs was ondanks zijn protest in het plan opgenomen. ‘Wie gaat er nou in de zomer naar een stad,’ had hij gezegd. Maar nu hij in de metro had gezeten, de Eiffeltoren had gezien, een pain au chocola had gegeten en een crêpe (hij was een zoetekauw), was hij om. Parijs was chill. Veel chiller dan andere grote steden die hij had bezocht.
Vorig jaar waren ze met school in Rome geweest en een paar jaar geleden had hij met zijn moeder Londen bezocht. Maar de oudheid in Rome had hem benauwd en in Londen had het alleen maar geregend. Hoewel het fijn was geweest om alleen met zijn moeder te zijn.
Zijn zusje, die erg aan zijn moeder hing sinds de scheiding, was er niet bij zodat hij heel andere gesprekken met zijn moeder had dan gewoonlijk. Maar de regen werkte op hun zenuwen en ze waren zelfs een dag eerder naar huis gegaan.
Hier in Parijs scheen een flauw maar aangenaam zonnetje. Iedereen vond alles leuk: de winkels en de parken, de monumenten en zelfs de kerken. Eef en Matthias waren de trappen van de Sacre Coeur opgerend. Het was een mooi gezicht, beiden klein en blond. Ze vlogen tussen de andere mensen door naar boven. Daar aangekomen waren ze nog steeds aan het ruziën over wie het eerste was aangekomen toen Farid, Julia en hij in een veel normaler tempo ook de kerk hadden bereikt.

Gisteravond waren ze al even de stad in gegaan. Ze hadden bier gedronken in een café op een beroemde boulevard. De prijs had hen na dat ene biertje weggejaagd en op de terugweg naar de camping waren ze een Casino ingegaan om een voorraadje bier voor de rest van de avond te halen en in de tent op te drinken. Maar ze waren allemaal snel in slaap gevallen zodat ze voor hun doen vroeg weer wakker waren en vandaag al voor het middaguur opnieuw in Parijs aan kwamen. De stad was vol toeristen. Toch stoorde hem dat niet zoals in Nijmegen. Deze stad slokte de toeristen op. Alle gebouwen vond hij indrukwekkend. De brede straten, de grote gebouwen, alles versierd. De metro-ingangen, de vele standbeelden. Parijs was mooi.
Na de Eiffeltoren en het Louvre liepen ze richting Centre Pompidou. Julia wilde hen dat gebouw, dat ze bewonderde, laten zien.
Nadat ze de buizen en de buitenroltrappen van het gebouw hadden gezien en de theatermakers op het plein ervoor, begon het zachtjes te regenen.
‘Hè, regen,’ zei Eef. Zij had nog naar de Chinese wijk willen gaan, maar in de regen was dat niet leuk. Ze vroeg: ‘Gaan we terug naar de camping? Dan halen we eten en koken we een potje bij de tent.’ Dat vond iedereen oké. Niemand had aan een paraplu of aan een regenjack gedacht.

De regen die zachtjes was begonnen toen ze nog in de stad waren stroomde uit de hemel toen ze de metro uitkwamen. Eerst bleven ze nog even wachten bij de uitgang en staarden omhoog naar de lucht of ze het ergens lichter zagen. Maar de hele lucht was donkergrijs. Ze waagden zich door de regen.
Toen ze doorweekt en buiten adem stilhielden bij de receptie van de camping opperde Matthias ineens dat ze ook best wel de natte tenten in de auto konden gooien en door konden rijden naar het huis van zijn ouders.
Het is nog 600 kilometer, drie keer twee uur rijden, drie man om de beurt, ieder twee uur. Makkelijk te doen.’
‘Maar wat eten we dan,’ had Sjors gevraagd. Hij had alweer honger.
‘Brood,’ antwoordde Eef, die meteen om was. We gaan even die grote Intermarché binnen. Kopen we daar allemaal lekkere dingetjes en eten in de bus.
‘Oké,’ had hij toegegeven. Farid en Julia begonnen de haringen al uit de grond te trekken.

Een paar uur later reed hij door het donkere landschap ergens midden in Frankrijk. Matthias was wakker en zat naast hem. Ze hadden besloten midden door Frankrijk naar het zuiden af te zakken en niet over de tolwegen te gaan.
Het voelde prettig om samen met Matthias wakker te zijn terwijl de anderen sliepen.
Zij vormden de spil van de vijf vrienden. Hun vriendschap was in de eerste klas van de middelbare school begonnen. Pas later kwamen de anderen erbij. Matthias en hij hadden veel gezamenlijke passies, hoewel ze schaken (Sjors) en hardlopen (Matthias) met anderen deelden en niet met elkaar. Ook fysiek en qua karakter verschilden ze: Matthias was meestal relaxt, op de achtergrond, introvert, aardig. Hij luidruchtig, op de voorgrond, ruw soms, vooral als hij dacht dat hij onfair werd behandeld.

Eerst hadden de meisjes zich bij hen aangesloten. Ze kwamen als vanzelf steeds vaker bij hen zitten in de studieruimte als er een project voorbereid werd of als ze zonder begeleiding zelf studeren moesten. Ze waren alle vier ambitieus en slim. Ze hadden zich op de lagere school veelal verveeld en ontdekten op deze middelbare school een nieuwe wereld met gelijkgestemde kinderen en docenten die het uiterste uit hen wilden halen.
Farid was later dat jaar aangeschoven. Na zijn eerste rapport, dat niet erg geweldig was, had hij besloten, mede door de druk van zijn vader, serieuzer met school om te gaan en had zich, aanvankelijk uit praktische motieven bij het groepje aangesloten. Al snel was de club van vier de club van vijf geworden.
Het was niet alleen hun ambitie die hen bond. Ook hun vrije tijd brachten ze vaak samen door in wisselende samenstellingen, af en toe aangevuld met andere klasgenoten. Maar de twee die altijd als laatsten achterbleven tussen de lege zakken chips en later de lege bierflesjes waren Matthias en hijzelf. Altijd discussiërend over van alles, nooit raakten ze uitgepraat.
Matthias was zonder twijfel zijn beste vriend. Hoe zou het volgend jaar gaan als ze in verschillende steden gingen studeren? Ze hadden, ondanks hun verbondenheid, nooit overwogen om vanwege elkaar hun studie uit te kiezen. Maar september was nog ver weg.

Eerst dit avontuur, op weg naar hun tweede bestemming: het huis van Matthias’ ouders. Alle gratis overnachtingen waren meegenomen, dus als er een slaapplaats voor alle vijf te regelen was maakten ze daar graag gebruik van. Het huis lag afgelegen en volgens Matthias moesten ze zich er niet al te veel van voorstellen. Matthias was er al een paar jaar niet meer geweest. De afwezigheid van internet, überhaupt geen televisie en zelfs geen zwemwater in de nabijheid had hem nooit enthousiast doen vertellen over het huis. Maar nu, zonder ouders, was alles anders. Lekker buiten, een echt bed, een keuken, zodat hij weer kon koken. Hij keek opzij. Matthias leek ingedut. Hij zou hem nog even laten slapen. Hijzelf was nog lang niet moe. Hij hield ervan auto te rijden. Hij vond het ook niet meer dan rechtvaardig dat hij had gewonnen met loten wie met rijden mocht beginnen.

Deze weg wees zich vanzelf. De D-weg was een lang lint, beschenen door het groot licht van de koplampen. Hij glimlachte



Hoofdstuk 3

Farid

Farid liep achter de maaimachine. Hij had ‘s nachts in het busje geslapen en had bij aankomst in Crest geen behoefte meer aan slaap. Met Matthias, die ook geen aanstalten had gemaakt een slaapplek te zoeken hadden ze het huis geopend, de luiken bedenkelijk krakend, elektriciteit en water aangesloten, de butagasfles opengedraaid. Daarna waren ze op zoek gegaan naar de grootste mierenhoop van Frankrijk (volgens Matthias). Die was niet meer op de plaats waar Matthias hem zich herinnerde. Ondertussen kregen ze een diepgaand gesprek over mierenhopen, hoeveel mieren er in de wereld rondliepen en hoe het zou zijn als de mieren het van de mensen overnamen. Toen ze ook nog brood hadden gehaald omdat ze bij hun omzwerving dicht bij het dorp waren gekomen en ze het brood voor de liefhebber op de keukentafel hadden gelegd, na er eerst zelf een stuk vanaf te hebben gescheurd, had Matthias uitgelegd hoe de maaimachine werkte.
De ochtend was nog fris, maar je voelde dat de hitte eraan zat te komen. De zon kwam al over de bergkam piepen.
Hij kende het niet, dat je zo buiten kon wonen. Al zijn hele leven woonde hij in Nijmegen met zijn ouders, twee broers en twee zussen in een bovenhuis. De familie in Marokko woonde in Fez, allemaal min of meer in het centrum. Er waren grote tuinen bij de huizen, maar het voelde lang zo vrij niet als hier, waar je in geen velden of wegen buren zag.

Hij was al twee jaar niet naar zijn familie in Marokko geweest. Vorig jaar was er de zomerschool. Hij stond er op school niet heel florissant voor, de overgang naar 6 gymnasium was dubieus. Als hij twee vakken zou ophalen zou hij over mogen. Hij had ervoor gekozen om de kostbare zomer dan maar in Nederland te blijven en te blokken. Het was gelukt en hij was samen met zijn vrienden over gegaan naar hun laatste jaar op de middelbare school. De zomer dáárvoor was zijn moeder ziek geweest en was het hele gezin thuisgebleven. Alleen zijn vader was een week naar Fez gegaan. Met het vliegtuig, zodat hij niet de gebruikelijke grote cadeaus mee had kunnen nemen, maar iedereen met envelopjes had bedeeld.
Ach, ja, Marokko. Af en toe kon hij er ernstig naar verlangen. Naar de hitte, de drukte, de kleuren. Nu waren ze hier, midden Frankrijk, met z’n vijven op reis naar Zuid-Europa. Marokko zat niet in het plan. Hij veronderstelde het te moeilijk, te duur. Hij had het ook niet voorgesteld toen ze eindeloos bakkeleiden over de bestemmingen.
Sjors wilde de bergen in, te voet! Julia had daar haar veto over uitgesproken. Toen haar ouders nog bij elkaar waren, had ze altijd, tegen haar zin, mee gemoeten op eindeloze wandeltochten door de Alpen en de Pyreneeën.
Zij wilde strand en stad. Matthias wilde ook strand. Waar strand was, waren rotsen en daar kon hij snorkelen; een van zijn passies. Eef wilde van alles wat en uiteindelijk had Sjors zich erbij neergelegd dat bergtochten maken er deze zomer niet inzat. Dat ze met z’n vijven op pad gingen was voldoende. Farid voelde dat net als Sjors en zo was het volgende plan ontstaan: eerst naar Parijs, dan naar het huis van Matthias’ ouders, daarna vrienden opzoeken in Agde, daarna strand gecombineerd met Barcelona en als laatste naar een cabane op de fruitkwekerij van de oom van Julia. Terug zouden ze wel zien. En die mix van platteland, stad en strand was het geworden.

Maar ze wisten toen niet, en nu niet, nu Farid aan het maaien was, dat Barcelona een slecht plan zou blijken. Een heel slecht plan.
Hij maakte het stuk land voor het huis af. Toen hij begon te zweten stopte hij ermee en liep naar de keuken om koffie te zetten bij het verse brood.





Hoofdstuk 4

Matthias

Wat gebeurde er! Matthias was een vrachtwagen aan het inhalen, toen er een knal klonk en de bus begon te slingeren. Matthias haalde zijn voet van het gaspedaal. De bus slingerde nu minder hevig, minderde vaart en hij kon zich met uiterste krachtinspanning achter de vrachtwagen naar rechts laten vallen, tot op de vluchtstrook waar de bus tot stilstand kwam. Iedereen riep door elkaar.
‘Wat is er? Wat gebeurt er!’
Matthias haalde zijn handen van het stuur. Ze trilden.
‘Lekke band, denk ik. Kom, de auto uit.’ Ze klommen allemaal beteuterd de auto uit en de vangrail over, zodat ze met z’n vijven in het droge gele gras stonden. Het was inderdaad een lekke band, de flarden hingen erbij.
‘Hebben we een reserveband?’ vroeg Eef. ‘Ja, natuurlijk,’ zei Matthias, ‘dat is verplicht. Maar eerlijk gezegd zie ik mezelf die er niet omdoen.’ Hij vroeg zich af waarom ze van tevoren zo weinig rekening hadden gehouden met dit soort dingen. Was het niet handig geweest als ze eens een keer uitgelegd hadden gekregen hoe je een band wisselt? Hij wist dat de anderen het ook niet konden.
‘Ik bel wel even naar mijn vader,’ zei Farid.
‘Je vader?’ antwoordde Sjors. ‘Wat kan die er nou aan doen?’
‘Nou, hij kan dat wel: banden wisselen. Misschien kan hij ons telefonisch aanwijzingen geven?’
‘Dat is veel te ingewikkeld,’ zei Matthias. Ineens dacht hij aan het pasje dat zijn moeder hem bij vertrek in handen had geduwd.
‘We bellen de ANWB,’ zei hij op gewichtige toon en voegde de daad bij het woord.
De dépanneurs lieten op zich wachten. Ze begonnen al te wanhopen toen ze ineens de auto aan zagen komen.

Het busje werd aan de oplegger gehangen. Ze klommen de cabine in en de auto reed weg. De chauffeur legde uit dat hij hen naar een garage in het eerstvolgende dorp zou brengen. Daar zou de band vervangen worden. De reserveband die ze bij zich hadden was een noodband, leerden ze, daar mocht je niet harder mee rijden dan tachtig kilometer per uur.
De garage was niet ver weg. Met handen en voeten communiceerden ze met de garagehouder. Met een uurtje was het gefikst. De kosten vielen zo mee dat Matthias de garageman verdacht van matsen. Niet erg. Ze moesten nog een tijdje toe met hun geld.
Matthias klom meteen weer achter het stuur. Iedereen was een beetje zenuwachtig. Ze riepen om de haverklap: ‘Kijk uit!’ en ‘let op!’
Maar alles ging goed.
Aan het eind van de middag reden ze Agde binnen, hun volgende stop.



Hoofdstuk 5

Farid

De zee lag er glanzend bij. Het strand was niet druk, de meeste badgasten waren vertrokken. Ze hadden het appartement waar hun klasgenoten Leon, Lucas en Remy vakantie vierden aan het eind van de middag gevonden en waren met veel bombarie begroet. Alsof ze elkaar niet een week geleden nog hadden gezien op school. Het was een piepkleine flat op de derde verdieping van een appartementencomplex met zicht op zee. De ouders van Leon hadden het een week ter beschikking gesteld aan hun zoon en zijn vrienden als cadeau voor het behalen van Leons diploma. Omdat de kamer en de enige slaapkamer bezet werden door zes personen en daar echt niet nog meer matjes bij pasten moesten er twee van hen op het balkonnetje slapen. Farid had zich aangeboden als vrijwilliger. Hij hield ervan om in de open lucht te zijn. Ook Remy wilde het weleens proberen. In slaap vallen met op de achtergrond de door het maanlicht verlichte zee.
Farid liep van de kustlijn terug over het brede strand naar het appartement. Vanavond zouden ze de stad in gaan. Hij was benieuwd hoe dat zou zijn. Agde stond bekend om het uitgaansleven.

De club was druk. Allemaal toeristen, veel Frans hoorde hij niet spreken. Er probeerden drie meisjes opzichtig contact met hem te maken. Hij was het gewend. Omdat hij er niet op uit was, maar wilde chillen met zijn vrienden gaf hij er eerst niet veel aandacht aan. Maar een van hen werd opdringerig en hij begon zich te ergeren.
‘Zullen we naar een andere tent gaan?’ vroeg hij aan Sjors.
‘Prima, ik zal de anderen vragen’.
Het duurde even voor iedereen in het lawaai en de drukte doorhad wat er gevraagd werd en toen moesten de drankjes nog opgedronken. Toen ze eindelijk de straat opliepen volgden de meisjes hen. Farid had tegen de opdringerigste, Cynthia, gezegd dat het hem speet, maar dat hij met zijn vrienden was en niet geïnteresseerd. Maar hoewel zij goed Engels sprak wilde ze hem niet verstaan.
Maar eenmaal op straat begonnen de anderen zich met de meisjes te bemoeien. De drie uit Agde; Remy, Leon en Lucas, hadden duidelijk teveel gedronken en begonnen in plaats van de meisjes af te schudden met hen te dollen. Farid wilde aan Sjors, Matthias, Eef en Julia vragen om dan maar met z’n vijven verder te gaan toen er om de hoek van de straat een groepje jongens verscheen. Ook zij hadden duidelijk te veel drank op. Ze begonnen te schreeuwen en zonder waarschuwing vielen drie van hen ineens Farid aan. Farid was er niet op voorbereid en viel op de grond. De jongens, Engelsen, begonnen tegen Farid te schelden en racistische taal uit te slaan. Ze riepen dat hij moest oprotten naar waar hij vandaan kwam. Het ging verder dan wat hij in Nederland weleens naar zijn hoofd geslingerd kreeg. Sjors, Matthias en de rest waren eerst te verbouwereerd om wat te doen, maar herpakten zich snel en terwijl Matthias Farid omhoog hielp gaf Sjors één van de jongens een kaakslag. Nu kwamen ook Lucas, Remy en Leon in actie. De Engelsen boden niet veel weerstand en na vijf minuten heen en weer geduw dropen ze af, de vrienden zwetend en verbijsterd achterlatend.
‘Waarom moesten ze jou nou hebben?’ vroeg Lucas. ‘Wíj waren toch juist aan het dollen met die meisjes?’
‘Och,’ zei Farid, ‘ik weet het niet.’ Maar hij wist het wel. Vooral als hij alleen was in de stad en met een blank meisje sprak in een disco of club kreeg hij vaak opmerkingen naar zijn hoofd. Wat hij als allochtoon wel niet in zijn hoofd haalde. Hij was er wel aan gewend en het stak hem niet echt. Alleen jongens spraken zo tegen hem. Hij weet het aan jaloezie.
De groep keek om zich heen. Zouden ze nog naar een andere club gaan? Nee, de lust was hen vergaan.
De Engelse meisjes waren spoorloos verdwenen. ‘Nou, ja’ zei Farid, ‘in ieder geval zijn we die nu ook kwijt. Mooie rechtse, Sjors!’
‘Nou,’ mopperde Eef, ‘ik vind er niets aan, dit gedoe. Laten we naar het appartement gaan. Lekker daar een beetje chillen.’ En dat vond iedereen een goed plan.

Farid keek uit over de zee vanaf zijn matje op het balkon en dacht lang terug aan het opstootje. Niet leuk met zijn vrienden erbij. Hij zou het maar snel proberen te vergeten. Gelukkig gingen ze morgen al verder. Hij verlangde er alweer naar om met z’n vijven in het busje te stappen. Hij joeg een mug weg en probeerde te slapen. ‘Barcelona, here we come’ mompelde hij, toen hij in slaap sukkelde.





Hoofdstuk 6

Matthias

Het was hun derde dag op camping ‘Solmar’, ten noorden van Barcelona. De camping lag, net als de stad, aan zee. Maar ondanks het koele briesje was het op het open terrein en daardoor met weinig schaduwplekken verschrikkelijk heet.
Matthias deed één oog open en keek op zijn telefoon. Elf uur, in de tent was het eigenlijk al niet meer te houden. Hij zag Sjors op zijn buik liggen, het laken lag verfrommeld naast hem. Farids plek was leeg. Zeker een ontbijtje vastgeknoopt aan zijn date dacht hij en probeerde nog wat te slapen.
Om twaalf uur hield hij het echt niet meer uit en stond op. Hij strompelde naar de douche, ondertussen de meisjes goedemorgen mompelend.
‘Goedemorgen Matthias!’ zeiden ze in koor. Gelukkig hadden ze broodjes gehaald en rook hij koffie.
Na de douche was hij wakker en schoof bij hen aan.
‘Hebben we nou besloten morgen door te trekken’ vroeg hij de meisjes, ‘of blijven we nog langer hier? Eigenlijk heb ik het nachtleven hier nu wel gezien.’ Julia en Eef hieven hun schouders op.
‘Vanmiddag maar even overleggen,’ zei Julia. Ik blijf vanmiddag in ieder geval hier op de camping. Ik ben nog niet eens in het zwembad geweest!’
Eef vroeg aan Matthias of hij ging snorkelen, dan wilde ze mee.
Matthias ging graag met Eef naar zee. Ze was niet bang voor de hoge golven en genoot net als hij van het onderwaterleven. Intussen kwam Sjors met verwarde haren de tent uitgekropen. Toen hij, zonder douche, zich bij hen had gevoegd vroeg hij of ze wisten waar Farid was.
‘Ik heb hem vannacht weer met dat meisje zien weggaan’ zei Julia.
‘Ik zal hem eens appen’, zei Matthias en vervolgde: ‘Sjors, ben je het ermee eens dat we morgen vertrekken? Ik heb het hier nu wel gezien.’ Sjors knikte. ‘Mij best, Valencia?’
‘Jaa,’ riepen Eef en Julia in koor.
De oom van Julia had een fruitkwekerij bij Valencia in de buurt en ze konden in een van de veldhutjes verblijven.
Julia’s moeder had daarin bemiddeld. Matthias vond haar niet aardig, ze bemoeide zich altijd met hen, ging er vaak bijzitten als ze bij Julia thuis waren. Andere ouders deden dat ook wel, maar Julia’s moeder had altijd commentaar.

Julia en haar moeder hadden een sterke band. Julia’s moeder was gescheiden van haar vader toen Julia tien jaar oud was. Zij en haar moeder waren close geworden in de jaren daarna. Te close, vond Matthias. Hoe vaak hij Julia had horen zeggen: ‘mijn moeder vindt... mijn moeder zegt...’
Zij had de afspraak bij Valencia geregeld. Hij zou er bijna, om haar te pesten, helemaal niet heen willen gaan. Maar de anderen hadden die scrupules niet en zo was Valencia in het plan opgenomen.
Nu had hij er toch wel zin in. Even een beetje bijkomen op het platteland. De hectiek van het uitgaansleven in de discotheken van Barcelona en Agde van de afgelopen vier nachten begon hem te vervelen.
Valencia dus. Maar Farid moest het er ook mee eens zijn. Waar zou hij uithangen?
Eerst hun plannetje voor vanmiddag. Als ze hier morgen weggingen wilde hij inderdaad nog een keer snorkelen. Ze hadden een topplek gevonden ten noorden van de camping. Rotsen, harde stroming, veel vissen.
‘Gaat behalve Eef nog iemand mee snorkelen vanmiddag? Sjors, jij?’ Ook Sjors was een liefhebber van duiken en snorkelen. Eergisteren was Matthias met hem ‘s nachts wezen zwemmen. Dat was geweldig geweest. De speciale vissen die zich ‘s nachts lieten zien. Het schijnsel van de lamp in het water en de verrassing als een bijzondere vis zich liet vangen in het licht...
Julia pruilde. ‘Ik blijf niet alleen hier!’
Sjors bromde dat hij ook bleef. Hij was te brak na gisteravond om alweer op pad te gaan.
‘Oké, wij met z’n tweeën. Over een half uurtje weg?’
‘Prima’ antwoordde Eef. Ze begon de broodjes op te bergen. Matthias zag dat Sjors er niet veel van had gegeten. Hij moest dus wel echt brak zijn.

Toen Matthias en Eef terugkwamen van zee vonden ze Julia en Sjors bij de tent rondhangen.
‘Farid is er nog steeds niet,’ zei Julia. ‘Ik wil wel weten of we morgen weggaan, want dan ga ik nog even een wasje doen.’
‘Ga jij maar een wasje doen,’ zei Matthias, ‘kun je mijn sokken dan ook even meepakken?’
Hij grijnsde erbij. Niets was zo leuk als Julia op de kast te jagen. Dit keer reageerde ze echter niet maar liep zonder commentaar naar de wasplaats.
Matthias keek op zijn mobiel. Zijn app was niet aangekomen. Farid had zijn telefoon dus uit staan. Dat was vreemd. Voor het eerst kwam de gedachte bij hem op dat er iets mis kon zijn.
‘Sjors?’
‘Ja’
‘Farid heeft zijn telefoon vanmiddag niet gebruikt.’
‘Echt? Zal ik hem eens proberen te bellen?’ Hij pakte zijn mobiel en drukte het nummer in.
‘Nada’ zei hij. ‘Dat is wel raar. Ook al heb je het zo naar je zin dat je langer blijft dan laat je dat toch even aan ons weten.’
Matthias en Sjors keken elkaar aan. Hadden ze iets gemist? Farid was de eerste avond in Barcelona alweer ingepalmd door een meisje. Dat was niet zo vreemd. Farid had altijd de meisjes achter zich aanlopen. Eef zei altijd dat dat door zijn fluwelen ogen kwam. Maar met dit meisje was hij in een diep serieus gesprek toen ze hem tegen tweeën meetroonden om de nachttrein terug naar de camping te nemen. De tweede avond was het meisje, een Marokkaans type met lang donker haar meteen op hen afgekomen en had Farid zonder omwegen meegenomen naar een hoekje en was daarna met hem verdwenen. Ze hadden Farid niet meer teruggezien zodat ze zonder hem teruggingen naar de camping. De volgende dag had hij wel naast hen liggen slapen toen Matthias en Sjors tegen het middaguur wakker werden. Hij had de eerste ochtendtrein tussen Barcelona en de camping genomen zei hij later. Ze hadden gevraagd naar zijn verovering, maar Farid had er weinig over losgelaten. Nu hij erover nadacht had Farid die middag heel weinig gezegd en raar gereageerd toen ze ‘s avonds naar de stad gingen. Eef en Julia waren verschrikkelijk aan het treuzelen over wat ze die avond aan zouden trekken en of ze rode of roze lippenstift op zouden doen. Toen was Farid, zeer tegen zijn gewoonte in, uitgevaren en had gezegd dat hij niet de hele nacht op hen bleef wachten tot ze eindelijk klaar waren.

‘Weet iemand hoe dat meisje heet’ vroeg Matthias. ‘Of bij wie ze hoort. Was ze er met een groepje?’
Maar niemand had met haar gepraat en ook niet gezien dat er anderen bij haar waren.
‘Wat zullen we doen? Hem gaan zoeken? Vanavond terug naar de discotheek?’
‘Tja’, zei Eef. Ze keek beteuterd. ‘Laten we dat maar doen’.
Matthias begreep haar stemming. Dit was niet gezellig: een verdwenen reisgenoot.









Hoofdstuk 7

Julia

Verveeld keek ze hen na. Wat Eef er toch aan vond snapte ze niet. De hele middag op haar buik in zee liggen en vissen kijken. Ze had het natuurlijk ook geprobeerd. Maar ze was te bang. Ze haalde steeds haar hoofd uit het water om te kijken of ze niet tegen iets aanbotste. Hapte daarbij altijd water en ging dan, al proestend, maar weer naar de kant om op de rotsen op te drogen. Dat vond ze wel prettig, die rotsen. Niet zoals op het zandstrand zand tussen je tenen, in je schoenen, in je haar. Maar tegelijkertijd was het ongemakkelijk liggen op die harde ondergrond. Ze had er altijd eerder genoeg van dan de rest.

Vooral Matthias en Sjors waren snorkelfanaten. De eerste avond op deze camping waren ze ’s nachts gaan snorkelen. Na het stappen! Onverantwoordelijk vond ze het en angstig. Ze waren heelhuids teruggekeerd met grote verhalen. Hoe je ‘s nachts met je lamp nog weer heel andere vissen tegenkwam dan overdag en hoe gaaf het was dat een polsdikke murene steeds om Sjors heen had gezwommen.
Nu was het gelukkig gewoon midden op de dag. Ze zou haar boek eens proberen uit te lezen. Of zou ze bij het zwembad gaan hangen?
Ze besloot beide. Eerst even zwemmen om af te koelen en daarna in haar boek verder.
‘Ga je mee zwemmen?’ zei ze tegen Sjors.
‘Mwah, misschien later,’ zei hij. ‘Ga jij maar alvast.’
‘Oké,’ zei ze. Een beetje geërgerd door zijn lauwe reactie stond ze op om haar bikini aan te trekken.
Een paar dagen geleden hadden ze het bijna gedaan met z’n tweeën. Dat was nog nooit voorgekomen, dat er seksuele spanning was geweest in hun club van vijf. Ook niet in eerdere kortere vakanties op Vlieland of bij Pinkpop. Ze wist dat Sjors beurtelings verliefd was geweest op Eef en daarna op haar, maar dat was in de eerste klas. Toen Eef en zij lieten merken dat ze hem heel aardig vonden maar niet meer dan dat, liet hij zijn avances varen en waren ze voor hem ‘part of the boys’ geworden. Tot deze week dus. Het was ook haar schuld. Ze had te veel wijn op. De drank en het vooruitzicht op een maand zonder verplichtingen was haar naar het hoofd gestegen. Ze voelde zich zo geweldig. En toen kwam die verdeling in dat huis van Matthias zijn ouders en hadden Sjors en zij voor de grap gezegd: ‘wij gaan in de twijfelaar.’ Niemand had daar iets achter gezocht. Ook zijzelf niet, maar toen Sjors tegen haar aan kwam liggen begonnen ze als vanzelf te vrijen. Tot ze ‘ho!’ had geroepen. Ineens wilde ze dit niet. Ze hadden zo’n perfecte vriendschap. Ze wilde niet dat het veranderde. Sjors was even sacherijnig, maar al snel kon hij er wel om lachen. Toen ze de volgende dag door het lawaai van de grasmaaier, die Farid aan de gang had gekregen, wakker werd lag Sjors’ arm over haar heen. Ze legde hem met een glimlach terug en stond op.

Aan het eind van de middag kwamen Matthias en Eef met veel kabaal terug van het zwemmen. Sjors en zij zaten bij de tent. Ze had eerst gezwommen, waarbij een jongen haar met veel aandacht had bekeken. Ze had een extra duik genomen maar was er verder niet op ingegaan. Daarna had ze een stuk gelezen in haar boek, maar de middag duurde haar lang. Waar bleef Farid eigenlijk, vroeg ze zich af.
Zou ze alvast wat bedenken voor het eten? Ze kwam echter niet in actie maar stelde een spelletje kaart voor aan Sjors.
‘Farid is er nog steeds niet’ zei ze tegen Matthias en Eef. Ik wil weten of we morgen weggaan want dan wil ik nog wat wassen. Matthias maakte een van zijn kinderachtige grapjes en ze liep weg naar de wasplaats. Toen ze terugkwam was de stemming gedrukt. Farid was niet te bereiken en iedereen werd ineens een beetje ongerust. Vanavond weer naar dezelfde discotheek en kijken of hij daar weer opdook, of dat meisje…




Hoofdstuk 8

Eef

Ze liepen met z’n vieren de discotheek in. Dit keer hadden ze niet zoveel werk gemaakt van hun outfit. Eef merkte op dat Sjors zelfs zijn blouse van die middag nog aan had.
Ze keken of ze Farid zagen of het meisje. Ze gingen er niet vanuit dat hij gewoon daar zou zijn. Maar Eef bedacht dat áls hij er zou zijn ze helemaal niet boos op hem zou worden. Helemaal niet.
Ze had sinds ze terug waren van snorkelen een raar gevoel in haar maag. Vanaf het tijdstip dat ze allemaal beseften dat het niet normaal was wat Farid nu deed.
Sjors wendde zich tot een van de barkeepers. ‘Hola’ zei hij, ‘kun je je ons herinneren? We waren hier de vorige dagen ook en kwamen met z’n vijven binnen. Nu is onze vriend gisteren niet teruggekomen naar de camping.
Heb jij misschien gezien waar hij naartoe ging?’
De jongen schudde zijn hoofd. ‘Maar,’ drong Sjors aan, ’hij was steeds met een Marokkaans meisje.’
‘Nadine?’ vroeg de barkeeper. ‘Misschien’ zei Sjors. ‘Ze heeft heel lang haar en ze had steeds een rok aan’ voegde hij eraan toe.
De barkeeper haalde zijn schouders op. ‘Als het Nadine was kun je het eens aan die gasten daar vragen.’ Hij wees naar een groepje jongens dat verderop aan een laag tafeltje zat.
‘Dank je’ zei Sjors en liep op het groepje af. Eef bedacht dat het ontzettend fijn was dat Sjors hierbij was. Hij was opvliegend en soms ruw, maar ging altijd zonder schroom overal op af. Ze volgden met z’n drieën Sjors die een van de jongens aansprak.

‘Nadine? Ja die had beet,’ zei een jongen met een leren jack lachend.
‘Wat bedoel je met beet?’ zei Eef die nu ook durfde.
‘Nou, zoals ik het zeg,’ zei de jongen die Eef fronsend aankeek. ‘Mag die jongen niet een beetje lol maken of ben jij z’n vriendin ofzo. Maar als je hen zoekt: ze zijn waarschijnlijk bij haar thuis, ze woont in het complex hierachter, met die gele gevel. En nu lusten we wel wat te drinken voor al deze informatie.’

Nadat ze aan dat verzoek hadden voldaan liepen ze naar buiten.
Zou het daar zijn, vroeg Eef zich af. Inderdaad stond verderop een flatgebouw waarvan de gevel een soort van geel was.
Hadden we niet moeten vragen naar het precieze adres, vroeg ze zich af terwijl ze op de voordeur afliepen. Die stond open. Toen ze naar binnen gingen kwam er net een meisje naar buiten. Matthias vroeg of zij wist waar Nadine woonde. ‘Jawel,’ zei het meisje. ‘Maar ze is er niet. Ze is weggegaan.’
‘Weet je waarheen?’ vroeg Eef.
‘Ver weg’ zei het meisje weer. ‘Ze stouwden de auto helemaal vol.’
‘Ze?’ vroeg Sjors.
‘Ja, zij en die nieuwe jongen die ze in de kroeg had opgepikt.’
De vrienden keken elkaar ongelovig aan. Weg? Met een volgepakte auto?’
‘Maar waarheen dan?’ vroeg Julia, ze was bleek geworden.
‘Geen idee, en ik moet gaan,’ zei het meisje. ‘Bel maar aan bij nr. 8. Daar woont Fatma, zij is meer bevriend met haar.’
Ze stak haar hand op en liep weg.

 Fatma kon hen inderdaad iets meer vertellen.
‘O, Nadine,’ had ze gezegd. ‘Zij probeert iedereen te bekeren. Vooral mooie jongens. Ze sleept ze mee naar haar hol en probeert ze dan te houden. Maar elke keer komt ze weer terug hier, zonder buit en probeert het opnieuw.’
‘Haar hol?’ had Eef vertwijfeld geroepen. Ze zag in gedachten een echt hol en een vastgebonden Farid.
‘Nou ja, ik bedoel Casablanca. Daar komt ze oorspronkelijk vandaan en ze heeft daar nog vrienden.’
‘Zou ze daar nu ook naartoe zijn?’ vroeg Sjors.
‘Waarschijnlijk wel, ik zag haar de auto volproppen.’
‘Maar…’ zei Eef weer, ‘Farid zou ons berichten als hij zoiets van plan was. Hij zou nooit zomaar…’
Ze keek de anderen aan. Ze kenden hem toch?
Ze vroeg aan Fatma wat de achternaam was van Nadine. Ze dacht razendsnel wat de verdwijning van Farid voor hen kon betekenen. Ze konden hem achternagaan. Had dat zin? Was hij onder dwang weggegaan? Gedrogeerd? Of met zijn volle verstand? Maar waarom had hij hen dan niets laten weten. Was zijn telefoon leeg? Maar waarom de haast?

Zoveel vragen. Ze hoorde de anderen Fatma bedanken en liep met hen mee de flat uit. Ze was als verdoofd. Ook de anderen zeiden niets. Zo liepen ze een tijd zwijgend door de zwoele nacht tot ze de stilte doorbrak en vroeg: ‘Wat gaan we doen?’





Hoofdstuk 9

Sjors

Jezus, wat een gast. Hoe was het mogelijk. Liep je het ene moment nog te chillen en je een beetje te vervelen op een camping aan het strand, was je het volgende moment bezig je hoofd te breken over de verdwijning van een van je beste vrienden.
‘Moeten we niet naar de politie?’ vroeg Eef.
Ze zaten op een bankje in een park vlak bij het water. Niemand had nog veel gezegd. Wel hadden ze nog een paar keer Farids telefoon geprobeerd.
‘De politie doet niets’ zei Sjors. ‘Die zegt dat hij volwassen is en vanzelf wel weer opduikt.’
‘Maar zou hij gedwongen worden mee te gaan’ vroeg Julia zich af.
‘Dat denk ik niet,’ zei Eef, ‘ze zijn maar met z’n tweeën en ik mag aannemen dat hij sterker is.’
Niet fysiek gedwongen, dacht Sjors, maar misschien geestelijk beïnvloed? Met Farid had hij meer dan eens politieke discussies gehad. Over hoe het denken in het westen over vooral Marokkanen was veranderd na 9/11 en over hoe Farids moeder, die traditioneel gekleed ging, daar ineens opmerkingen en commentaar op had gekregen. Maar zo erg leek Farid daar toch niet mee te zitten? Hij was toch net als zij? Dronk net zoveel en een moskee had hij al jaren niet meer bezocht. En zou zo’n meisje in drie dagen hem zo hebben kunnen beïnvloeden dat hij zonder hen te berichten kon verdwijnen?
Hij zuchtte. ‘Wat gaan we doen jongens,’ zei hij. ‘Vrijwillig of niet. Hij is weg. Ook al is hij vrijwillig mee gegaan, moeten we hem niet achterna om hem bij zinnen te brengen?’
Matthias reageerde. ‘Wat bezielt hem om onze vakantie te versjteren! We zouden morgen naar Valencia, lekker chillen op een wijndomein. Ik heb helemaal geen zin om naar meneer op zoek te gaan.’
‘Geen wijn, fruit’ zei Julia droog.
‘Whatever,’ zei Matthias. Ik wil gewoon door naar Valencia.
‘Dat kan toch niet,’ zei Julia, ‘we kunnen toch niet net doen of er niets gebeurd is. En wat als hij terugkomt en ziet dat wij vertrokken zijn?’
‘Nee,’ beaamde Eef. ‘Zomaar vertrekken kan niet. Laten we nou toch maar voor de zekerheid naar de politie gaan. Hij is immers nu bijna 24 uur weg?’
Tot Sjors’ verbazing bleef Matthias dat halsstarrig weigeren. Julia begon te huilen. Matthias leek daar nog woedender om te worden.
‘Ik ben naar de camping’ schreeuwde hij. ‘Wat een kutzooi!’ Hij beende weg.
‘Hou op, Julia’ vermaande Sjors haar. ‘We gaan toch maar een politiebureau opzoeken, Farid melden als vermist. Daarna terug naar de camping en morgenochtend beslissen we wat te doen.’
De meisjes knikten en volgden Sjors die naar een infobord liep.

De Spaanse politie was niet erg begripvol. Eerst hadden ze minstens een uur moeten wachten. Toen kwam er iemand die tergend langzaam hun verhaal typte op een aftandse computer. Hij leek ook de ernst niet erg in te zien. Toen ze ook nog vertelden dat Farid waarschijnlijk met een meisje was meegegaan hield hij helemaal op met typen.
‘Achttien jaar, zei je? Tja, in dat geval. Weten jullie zeker dat je het wilt melden? Ik denk dat hij zich over een paar dagen vanzelf weer laat zien.’
Sjors knarsetandde. Eef probeerde omstandig uit te leggen dat Farid niet zo’n type was. Dat ze zich niet konden voorstellen dat hij zonder bericht zou vertrekken. Maar de agent bleef erbij dat ze over een dag of drie nog maar eens moesten terugkomen.

Onverrichterzake weer buiten dacht Sjors aan Farids familie. Zijn overbezorgde moeder, zijn dominante vader. Moesten ze hen waarschuwen? Nee, maar liever niet. Eerst maar terug naar de camping. Ze konden hier nu niets meer doen.




Hoofdstuk 10

Matthias

Nijdig liep Matthias richting station. Wat was hij kwaad op Farid. De reis was tot nu toe gegaan zoals hij had gehoopt. Avontuur, plezier, alles. Het ongeluk met de lekke band had daar niets aan kunnen veranderen. Zelfs het opstootje in Agde had hij meer als spannend dan als vervelend ervaren. Maar nu! Wat dacht Farid wel niet om het zo voor iedereen te verklooien. Zijn gedachten schoten heen en weer tussen kwaadheid en onrust. Ineens keerde hij om en liep terug, richting gebouw met de gele gevel. Hij had zich bedacht.
Want natuurlijk konden ze niet verder gaan alsof er niets was gebeurd, ze moesten hem achterna. Hij vroeg zich niet af of de anderen het ermee eens zouden zijn. Maar dat iemand het moest doen stond ineens voor hem vast. En in dat geval moest hij toch meer gegevens hebben over die Nadine dan nu het geval was.
Toen hij voor de deur stond was deze dicht. Hij belde aan bij nummer 8. Fatma riep door de intercom ‘wie daar nu weer?’
‘Ik ben het,’ zei Matthias, ‘ik zou graag nog wat willen weten over Nadine.’
‘Pfff’ klonk het. ‘Nou ja, kom maar boven. Heb je bier bij je?’
Matthias mompelde iets onduidelijks, maar de zoemer ging en hij liep naar binnen.
‘Wat wil je doen dan,’ vroeg Fatma. ‘Haar achterna? Misschien kun je dan meteen zeggen dat ik nog vijftig euro van haar krijg. Daar kan ik nu natuurlijk weer naar fluiten.’
Ze stak een sigaret op en trok een pruilmondje.
‘Heb je echt geen bier bij je? Ik ben blut. Over twee dagen komt mijn salaris pas weer.’
‘Nee,’ zei Matthias, ‘maar ik kan je wel wat geven. Als je alles wat je over Nadine weet vertelt, heb ik er wel wat voor over.’
‘Goed,’ zei Fatma, en ze begon te vertellen. Matthias schreef zoveel mogelijk op. Nadines telefoonnummer, achternaam, straat waar haar ouders woonden in Casablanca, namen van vrienden, hobby’s, namen van haar broers.
‘Maar vertel jij nou eens over jullie,’ vroeg Fatma, ‘zijn jullie met z’n vijven op vakantie? Gezellig, niet?’
‘Ja, heel gezellig,’ zei Matthias. ‘Tot nu toe,’ mompelde hij erachteraan. Hij legde een biljet van vijf euro op het tafeltje waaraan ze hadden gezeten en stond op.
‘Bedankt voor je informatie, als je Nadine toevallig spreekt geef mij dan even een seintje.’ Hij legde een stukje papier met zijn telefoonnummer bij het geldbiljet.
‘O, ik loop met je mee,’ zei Fatma. Ze pakte het vijf eurobiljet en haar sleutel en liep met hem het flatgebouw uit.
‘Ik ga nog even naar ‘the Move’, zin om mee te gaan?’ Ze keek hem vleiend aan.
‘Nee, dank je,’ zei Matthias, ze was een mooi meisje, maar hij had nu heel andere dingen aan zijn hoofd.

De volgende ochtend zaten ze met bleke gezichten bij elkaar. Sjors had koffiegezet. De zon scheen. ‘Oké,’ zei Sjors. ‘We vertellen om de beurt wat we vinden dat er moet gebeuren. We laten elkaar uitpraten en kijken wat de gemene deler is.’
‘We moeten hem achterna,’ zei Matthias onomwonden.
‘Hoe kan dat nou,’ riep Eef.
Sjors zei: ‘laat hem uitpraten.’
Matthias ging verder. Vertelde dat hij terug was gegaan naar de gele flat om zoveel mogelijk informatie te verzamelen om een houvast te hebben bij die zoektocht. ‘En,’ zei hij. ‘Hij is onze vriend. Laten we hem zomaar gaan?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Eef. ‘Maar de politie kan toch…’
‘De politie doet niets,’ beweerde Sjors.
‘Wel na 3 dagen,’ sputterde Eef. ‘En hoelang gaat dat dan duren? Helemaal naar Marokko? Over drie weken beginnen de colleges. En ik had nog met Luca een paar dagen weg gewild,’ dit laatste voegde ze er zachtjes aan toe.
‘We hoeven niet allemaal te gaan,’ zei Matthias, ‘als je terug moet, ga je terug. We lappen je reis wel met z’n vieren. Of willen er nog meer niet mee?’ Hij keek Sjors en Julia aan.
‘Tuurlijk ga ik mee’ riep Sjors uit, Julia knikte, ja zij wilde ook mee.
Eef keek hen aan. ‘Het is niet dat ik niet om hem geef, of niets wil doen, maar ik ben ook kwaad. We hadden het net zo leuk’. Ze keek vertwijfeld naar Sjors en Julia.
‘Ik ben óók kwaad, zei Matthias. Woedend zelfs. Maar we weten niet wat er gebeurd is en vóór die tijd kunnen we niet oordelen of hem iets te verwijten valt. En dan nog. Een vriend is een vriend. Die haal je uit de puree, als hij erin zit.’
Eef legde haar handen in haar hoofd. ‘Laat me nadenken. Ik wil Luca laten weten dat ik zo ver weg ga. Maar dan zal hij vragen waarom. Moeten we dan niet onze ouders, en die van Farid inlichten?’ Ze keek vragend naar Matthias.
‘Ik wil daar liever nog even mee wachten.’
Sjors en Julia sloten zich daarbij aan. Julia zei: ‘laten we eerst proberen meer te weten te komen. Hoe ver is het naar Malaga? Is daar de boot naar Marokko? Of moeten we naar Algeciras?’
‘Sjors, kun jij kijken voor een overtocht, en wat dat kost?
Misschien halen we ze nog wel in…’
‘Ja, kom, laten we in ieder geval beginnen met de tenten in te pakken,’ zei Matthias ‘en maken dat we wegkomen. Eef wat doe jij?’
‘Ik ga mee’ zei Eef. Maar enthousiast klonk ze niet.

 
Hoofdstuk 11

Eef

Terwijl Eef de haringen uit het zand trok dacht ze aan Luca, haar vriendje sinds een half jaar. Hoe zou hij reageren als ze hem appte dat ze door zouden reizen naar Marokko? Zouden ze dan nog steeds over twee weken terug zijn in Nederland? Ze maakte in gedachten een optelsommetje. Zeker twee dagen naar het zuiden van Spanje, de overtocht, een dag met regelen erbij schatte ze, nog een dag naar Casablanca. En alles weer terug. Als ze Farid meteen zouden vinden. Maar dat was natuurlijk helemaal niet zeker. Hoe ver zouden ze gaan om hem te vinden? En als ze hem dan vonden? Wat dan?
Terwijl ze samen met Julia mechanisch de tent in elkaar vouwde gingen haar gedachten naar vorige zomer. Toen ze vaak bij Farid thuis was geweest om hem te helpen met de vakken waar hij onvoldoende voor stond. Zij was ook niet op vakantie die zomer maar had een vakantiebaantje. Ze wilde geld bij elkaar sparen om haar gedroomde wereldreis te gaan maken. Alle anderen waren met hun ouders weg. Alleen zij was achtergebleven in Nijmegen. Ze was drie keer in de week na haar werk naar Farids huis gegaan en had daar meegegeten. Farid was samen met een van zijn broers thuis achtergebleven terwijl zijn ouders, zijn andere broer en twee zusjes naar Marokko waren. De broer had een vriendin die er ook elke dag was en zij vonden het leuk om uitgebreid te koken.
Na het eten overhoorde Eef wat Farid die dag had gedaan en bespraken ze het werk voor de volgende dagen. Na een stroef begin, Farid was puur sacherijnig geweest, begonnen ze er beiden lol in te krijgen. Af en toe liepen de etentjes uit. Of omdat het eten extra goed gelukt was of omdat ze een discussie met elkaar kregen die eerst helemaal uitgewerkt van tafel moest.
De meeste discussies gingen over politiek. Farid was gematigd in zijn opvattingen, maar de broer had uitgesproken meningen die heftig botsten met die van haar. Toch konden ze na een hevig robbertje debatteren elkaar lachend aankijken en de betrekkelijkheid van alles inzien. Waar maakten ze zich eigenlijk druk om. De vriendin zette dan een extra zoete koffie die ze gezamenlijk opdronken om daarna alsnog naar de kamer van Farid te gaan om te proberen wat in Farids hoofd te krijgen.

Toen Farid aan het einde van de zomer de her-toetsen met zevens afsloot waren niet alleen zijn vader en moeder in tranen, maar kon ook Eef haar tranen niet bedwingen. Ze vielen elkaar met zijn allen in de armen. Ze konden met z’n vijven door.
In het nieuwe schooljaar had ze minder contact met Farid. Hij had even een vriendinnetje waar ze niet veel aan vond en het was nu meestal Matthias die samen met hem aan schoolprojecten werkte.

Julia vloekte. Er viel een tentstok op haar teen. Eef moest ondanks alles lachen. Julia was onhandig. Altijd al geweest. Haar hartsvriendin, kompaan in alles, maar onhandig.
‘Lach niet!’ riep Julia verontwaardigd uit. ‘Schiet liever een beetje op, je loopt te dromen.’

Een uur later zaten ze in het busje. Matthias en Sjors hadden Farids spullen ingepakt. Het feit dat hij niets had meegenomen kon ze niet begrijpen. Dat leek er toch op dat hij niet vrijwillig was weggegaan…
Wat zou ze Luca appen. Zou ze het nog vaag houden, dat ze naar Zuid Spanje gingen, of zou ze al zeggen dat Farid weg was maar dat hij dat niet mocht doorvertellen. Hij maakte een trip met vrienden naar Oost-Europa, de grote steden bezoeken, Praag, Warschau, Boedapest. Zij en Luca zouden ongeveer tegelijk terugkeren naar Nederland en dan nog een week met z’n tweeën weg gaan.
Ze zuchtte. Ze zou nog een dag of wat wachten om hem op de hoogte te brengen van het nieuwe avontuur dat ze aanging.




Hoofdstuk 12

Sjors

Hij had uitgezocht waar ze heen moesten (Algeciras), hoeveel kilometer dat was (873), hoe laat de boten gingen (vaker dan hij dacht), of er een visum verplicht was voor Marokko (nee). Casablanca was dan nog 300 kilometer rijden vanaf Algeciras. Het zou een hele tocht worden. En eenmaal daar?
Ze hadden de campingbaas op de hoogte gesteld van hun trip en dat er een jongen naar hen kon vragen. Matthias had hun telefoonnummers achtergelaten voor het geval Farid zijn telefoon kwijt was. Sjors wist de nummers van zijn vrienden uit het hoofd, maar wist ook dat Farid die niet paraat had.
Wat een ommekeer was dit. Natuurlijk was alles van tevoren ook spannend geweest. Het busje bijvoorbeeld. Dat uitgerekend nu hele rare geluiden begon te maken. Tja, een Ferrari was het niet. Ze hadden dit busje gekocht omdat ze vanwege hun leeftijd geen auto mochten huren. Trein en vliegtuig waren te duur en boden te weinig vrijheid. Dan maar kopen. Vier van hen hadden een rijbewijs, alleen Julia was nog niet klaar met lessen. Sjors was op zoek gegaan naar een busje. Had er één gevonden voor 600 euro. Maar wat er allemaal bij kwam kijken! Verzekering, wegenbelasting, én de bus moest verbouwd. Er zaten te weinig zitplaatsen in. Zijn vader wist iemand die er wel een bank in wilde bouwen als hij het busje na de reis over mocht nemen. Dat was een deal. Maar toen ze met het ding gingen rijden bleek de distributieriem aan gort en de startmotor deed het vaker niet dan wel. Die distributieriem was er de oorzaak van dat Eef er bijna de brui aan had gegeven, aan de hele reis, toen ze hoorde dat er toch weer meer geld naar het busje moest voor een reparatie. Maar eenmaal op weg, en gewend aan de mankementen (aanduwen bij de tolpoortjes terwijl andere weggebruikers hen verbijsterd aankeken) was de tocht, op die lekke band na, verrassend goed verlopen. Hij hoopte dat dat zo bleef, vooral nu hun reis twee keer zo lang dreigde te worden dan eerder gepland.

Het werd heet in de bus. Sjors vroeg aan Julia, die altijd aan de meest onwaarschijnlijke dingen dacht om te kopen, de spuitbus met water en benevelde zijn gezicht. Dat gaf even verkoeling.
De sfeer in de bus was compleet anders dan bij de voorgaande dagen. Eef staarde uit het raam en Julia keek voor zich uit. Niemand zei veel. Hoeveel etappes met de bus hadden ze gehad? Nijmegen-Parijs, toen waren ze vooral euforisch geweest. Parijs-Crest, midden in de nacht, bijzonder was dat. Crest-Agde, met het ongeluk onderweg en hoe de schrik er daarna bij iedereen flink inzat. Agde-Barcelona dan. Afgezien van de rare avond in het uitgaanscentrum van Agde was die etappe probleemloos verlopen. Nu Barcelona-Algeciras. Hij wilde in ieder geval dat ze de hele dag door zouden rijden en niet nog een overnachting onderweg namen. Matthias keek hem vanachter het stuur aan. Hij had alweer twee uur gereden. ‘Stop maar op de volgende P,’ zei Sjors.
‘Iemand plassen?’ riep hij naar achter.

Omdat er ook een pomp was bij de parkeerplaats wilde Sjors meteen tanken. Hij bedacht dat hij aan de pompbediende kon vragen of hij of zij Farid had gezien. De kans was aanwezig dat zij hier ook hadden getankt, aangezien de benzinestations hier in dit deel van Spanje ver uit elkaar lagen. Hij zocht een foto op van Farid op zijn telefoon. Jammer dat hij geen foto van Nadine had. Toen hij de benzine afrekende liet hij de foto aan de vrouw achter de kassa zien.
‘Heeft u deze jongen vandaag zien langskomen?’ vroeg hij.
De vrouw keek zo lang op zijn telefoon dat Sjors dacht dat zij Farid herkende maar ineens zei ze bars: ‘Nee.’
‘O,’ zei Sjors verbouwereerd. ‘Dank u wel.’
Hij liep terug naar de anderen die intussen brood hadden gekocht en dat aan het smeren waren.




Hoofdstuk 13

Matthias

‘s Middags ging het mis. Het rare geluid dat het busje had gemaakt klonk steeds luider tot de waarschuwingslampjes gingen branden die aangaven dat er onmiddellijk gestopt moest worden. Sjors vloekte. Ze reden op een doorgaande autoweg en hij stopte op de vluchtstrook. Wat nu? Matthias hield het hoofd koel.
‘Ik zoek op wat voor mogelijkheden hier zijn. De ANWB is ons met de lekke band in Frankrijk komen helpen. Dat kan in Spanje toch ook?’
‘Waarschijnlijk wel,’ zuchtte Sjors. ‘Bel ze maar.’
De tijd die ze op de Spaanse partner van de ANWB wachtten besteedden ze om een plan de campagne te bedenken.
‘We hebben het adres van de ouders van Nadine,’ zei Eef,
‘Maar hoe groot is de kans dat ze daar is,’ zei Julia.
‘Fatma beweerde dat ze altijd daar heenging als ze in Marokko was. Schijnt een rijke familie te zijn met een groot huis.’
‘En dan,’ zei Eef weer. ‘Als hij daar is en niet met ons mee wil?’
‘Als we hem eerst maar vinden,’ mompelde Sjors, ‘dan kunnen we het pas over een verder plan hebben. We weten nu helemaal niet waarom hij is meegegaan. Dat moet eerst duidelijk worden.’
‘Waar blijft die ANWB nou,’ zei Julia, ‘we wachten al uren!’
‘Drie uur,’ zei Sjors. ‘En daar zie ik ze komen.’

De ACSI had het euvel snel gevonden. Wat een goede investering was het geweest om lid te worden van de wegenwacht, dacht Matthias. Het was zijn moeder geweest die had aangedrongen op een verzekering (en die uiteindelijk ook zelf had betaald). Hij grinnikte toen hij aan de scène thuis terugdacht.
‘Als jullie pech krijgen sta je daar, langs de kant van de weg. En dan?’ had zijn moeder geroepen.
‘We krijgen geen pech,’ had Matthias geantwoord.
‘Toch sluiten jullie een verzekering af,’ riep zijn moeder weer.
‘Ach, laat die jongens toch,’ mengde zijn vader zich in het gesprek. ‘Ze zijn achttien, ze lopen in geen zeven sloten tegelijk.’
‘Juist wel omdat ze achttien zijn en nog niks hebben meegemaakt. Ik regel het dan wel zelf, je zult me nog dankbaar zijn’ had ze eraan toegevoegd en hem het pasje bij vertrek in handen geduwd.
Ja, mam, dacht Matthias, ik ben je dankbaar.

Toen ze weer op weg konden was hun stemming, wonderlijk genoeg, iets beter.
‘We halen Algeciras nu niet meer vandaag,’ zei Sjors. ‘We moeten nog een keer overnachten. ‘Wie zoekt er een leuk campinkje uit?




Hoofdstuk 14

Julia

Wat een drukte hier, chaos! Ze stonden bij het loket van de veerboot om een ticket te kopen. Matthias had onderweg geprobeerd om dat digitaal te doen, maar dat was mislukt. Ze wisten nu wel de vertrektijden. Over twee uur zou er weer een afvaart zijn. Na een half uur in de rij waren ze eindelijk aan de beurt. Julia keek haar ogen uit. Wat een mensen hier. Wat een kleuren, geuren ook. Ineens vond ze de uitstap naar een ander werelddeel ontzettend avontuurlijk. Onderweg had ze zich steeds maar opnieuw afgevraagd of ze niet veel beter op de camping in Barcelona hadden kunnen blijven. Een paar dagen wachten tot Farid misschien wel uit zichzelf zou teruggekomen.
Maar daar was het nu te laat voor. Ze waren op weg gegaan en nu stonden ze hier.
Ze hoorde Sjors zijn stem verheffen.
‘Morgen pas?’ schreeuwde hij. De verkoper keek hem onbewogen aan.
‘Wat is er Sjors?’
‘De komende boot zit volgeboekt. We kunnen pas morgen vertrekken’.
‘Nou, ja,’ zei Julia, ‘als het niet anders is.’
Ze bedacht dat, nu toch alles onzeker en vaag werd, ze net zo goed ook eerst Algeciras konden bekijken.

Ze zag Sjors overleggen met de anderen en daarna de kaartjes kopen. Voor de volgende dag dus.
‘Kom,’ zei ze, ‘we gaan de stad in.’
‘Eerst een slaapplaats regelen,’ bromde Sjors, ‘dan hoeven we daar niet meer op te letten.’
Wat was Sjors toch praktisch, dacht ze. Meestal was zij degene die de zaakjes goed geregeld wilde hebben. Ze leek sinds de verdwijning van Farid veranderd. Was het pas twee dagen geleden dat ze bij het politiebureau zaten? Het leek eeuwen geleden.
Ze kon het eerst niet geloven dat Farid niet vanzelf weer kwam opdagen. Ze had hem altijd als vanzelfsprekend aanwezig beschouwd. Deel van hun kluppie. Ze had nooit veel met hem alleen doorgebracht. Eef, ja, zij had toen die zomer veel tijd met hem doorgebracht. En de jongens, die gingen vaak met z’n drieën op stap. Maar zij had zich nooit in hem verdiept. Niet echt verdiept. Dat merkte ze nu pas. Nu hij weg was. Ze kon niet geloven dat hem iets ergs was overkomen. Hij was een man. Hij kon zich redden. Toch? En nu ze deze zoektocht waren begonnen was ze het als een spannend avontuur binnen een avontuur gaan beschouwen. Een ander werelddeel! Niet bij haar oom op het land chillen, maar hier in deze nieuwe stad die al niet meer Europees aandeed.
Ze wurmden zich tussen de volgeladen busjes naar de hunne en reden richting strand. Matthias reed terwijl Sjors een camping zocht. ‘Ze zijn allemaal ver buiten de stad,’ zei hij. ‘Zullen we een kamer nemen in de stad? Dan zijn we morgen ook makkelijker weer bij de haven.’
De anderen vonden het best. ‘Hier heb ik er een,’ zei hij: ‘Pension Zagora. Midden in het centrum.’
‘Als we de auto maar kwijt kunnen,’ zei Matthias.
‘Jawel,’ antwoordde Sjors. Er is een gratis garage voor gasten in de buurt.
‘Lets go!’ zei Julia. Ze dacht even aan hun beperkte budget voor deze vakantie. Maar alla, er was nu een noodsituatie ontstaan. Ze verheugde zich al op een zacht bed in plaats van haar matje.



Hoofdstuk 15

Nadine

Tfoe, ze had er wel flink wat moeite in moeten steken. Mooie jongen wel, ze keek even opzij, maar hij leek ook een beetje soft. Hoe hij zich had opgewonden dat hij z’n matties eerst moest berichten. Ze had gezegd dat dat allemaal in orde zou komen. Dat ze een berichtje naar de camping had gestuurd. Hij geloofde het maar half, zag ze, maar was wel opgehouden erover te zeuren.
Ze trapte het gaspedaal nog wat verder in. Het zou een lange rit worden, maar ze hield ervan hier te rijden. De auto was goed. Hij had airco, en een geluidsinstallatie. Nadat ze had geklaagd, de vorige keer, over de aftandse auto die ze mee had gekregen en had gedreigd niet meer naar Spanje te gaan had ze deze auto ter beschikking gekregen. Ze vroeg aan Farid wat voor muziek hij wilde horen. Ze was niet verbaasd, maar toch geërgerd dat hij alleen maar Amerikaanse popmuziek wist te noemen en geen verstand had van de Marokkaanse helden van nu. Alleen Cheb Khaled, niet eens een Marokkaan, kende hij. Maar iedereen kende Khaled...
Ze zette Saad Lamjarred op. Ze begon mee te zingen met het liedje en Farid tikte ritmisch met zijn voeten mee. De kilometers tikten onder de banden weg. Ze had de boot voor de volgende ochtend besproken dus ze moesten nog ergens in Spanje overnachten. Ze had bedacht dat ze wel in de auto konden overnachten. Dat spaarde weer geld. Vanaf Tanger was het niet zo ver meer naar Casablanca en kon ze bij haar ouders van een douche en een goed bed genieten. Nu Farid in een betere stemming leek kon ze haar gedachten laten afdwalen naar Bariq.
Zou hij tevreden over haar zijn? Ze werd warm als ze aan hem dacht. Hij was haar grote voorbeeld, haar held, haar minnaar. Onverschrokken en totaal toegewijd aan de strijd. Zij was zijn frontsoldaatje zei hij altijd. Zij viste in zee, haalde op en leverde af. Dat moest dan wel volgens plan gaan. Het was eerder niet goed gegaan, de jongen in kwestie was teruggeschrokken op het laatste moment en Bariq had haar een week niet aangekeken.
Alles hing af nu van Farid. Ze twijfelde een beetje of hij de juiste catch was, maar ze waren nu eenmaal op weg en in Marokko zou het makkelijker worden. Als de anderen er ook bij betrokken raakten.

Ze stopte bij een pompstation, zei tegen Farid dat hij in de auto moest blijven en stapte uit om te tanken. Toen ze weer reden deed ze haar best om in de oude versierstand te komen. Ze raakte hem aan, plaagde hem en vertelde verder over het ontwikkelingswerk dat ze voor hen in gedachten had. Samen met haar in de sloppenwijken van Casablanca.
Ze vertelde vol vuur en Farid liet zijn frons voor de rest van de dag varen.

Ze hadden inderdaad in de auto geslapen, waardoor ze de volgende ochtend verkreukeld waren en Farid was weer in zijn twijfelstand gekomen.
Op een gegeven moment was ze het zat om veel moeite te doen en vermaakte ze zich op de boot met andere overstekers. Eenmaal in Marokko reed ze met grote vaart richting Casablanca. Ze verlangde, nog meer dan gisteren, naar het koele appartement van haar ouders en contact met Bariq. Ze zouden elkaar nog niet zien, dat sprak vanzelf. Maar hij zou weten dat ze in Casablanca was en ze hoopte vurig op een berichtje van hem.
Toen ze Casablanca inreden begon Farid te praten over zijn moederstad: Fez, en hoe anders het hier was. Deze stad leek heel rijk! Nadine lachte wat schamper en zei dat hij toch niet dacht dat haar ouders in een sloppenwijk woonden? Nee, de volgende Avenue, daar was het. Ze parkeerde in de straat en liep met Farid naar een appartementencomplex. Ze belde aan en de deur zwaaide open. Een vrouw omhelsde Nadine, maar keek Farid nauwelijks aan. Zij was niet Nadines moeder, begreep hij later, maar de huishoudster. Hij volgde hen naar de koele vertrekken.



Hoofdstuk 16

Farid

Ze reden met nog twee jongens naar een moskee. De imam wilde Farid spreken had Nadine gezegd.
‘Waarom de imam?’ vroeg Farid, ‘zitten imams ook in het ontwikkelingswerk? ‘
Nadine zei niets. Nog maar een paar dagen geleden had hij haar voor het eerst gezien, daar in die discotheek in Barcelona. Toen kon hij zijn ogen niet van haar afhouden. Hij was gewend dat de meisjes achter hem aanliepen en hij was er lui van geworden. Nooit hoefde hij moeite te doen om een meisje te versieren, ze versierden hem en hij had het zich altijd flegmatisch laten aanleunen. Echt verliefd was hij nooit geweest. Hij vond die meisjes aardig, of mooi of geestig, meer niet. Vorig jaar was het even menens geweest met een meisje uit de paralelklas: Marit. De vrienden hadden niets met haar op en uiteindelijk hij ook niet. Een fatsoenlijk gesprek kon je niet met haar voeren omdat ze over alles anders dacht. Hij had er na een paar maanden een einde aan gemaakt en haar in een diep ongeluk gestort, getuige de woedende en smachtende berichten die ze nog lang bleef sturen.
De eerste blik op Nadine was als een donderslag. Hij probeerde een praatje met haar aan te knopen, maar ze was afstandelijk. Dat was hij niet gewend en getergd door gekrenkte trots en omdat hij haar onweerstaanbaar mooi vond, had hij alles op alles gezet om met haar in gesprek te raken. Op zeker moment lukte het. Ze raakten in gesprek, over politiek.
Farid was nooit heel erg bezig geweest met zaken als de Marokkaanse identiteit en de gevolgen van de discriminatie van het westen van Arabieren of van de Islam, maar dat was het onderwerp waar Nadine al snel op uitkwam.
‘Ben je islamitisch?’ had ze gevraagd.
‘Jawel,’ had hij aarzelend gezegd, ‘maar niet heel praktiserend vrees ik.’ Hij keek haar lachend aan. Ze stond met een biertje in haar hand en keek hem met fonkelende ogen aan.
‘Niet praktiserend!’ had ze uitgeroepen. ‘Hoe kan dat nou! Je weet toch wel wat er gaande is in de wereld!’ Ze begon een lang betoog, hoe mensen in het westen fout bezig waren en dat hij toch Marokkaan was en zich om zijn eigen volk moest bekommeren dat het zwaar had, zelfs onderdrukt werd.
Farid verdronk in haar ogen, liet de waterval over zich heen komen en toen Matthias hem kwam halen om mee terug te gaan naar de camping kwam dat verzoek als een koude douche. Hij vroeg Nadine: ‘Zie ik je morgen?’
‘Mmm,’ had ze gezegd, en keek hem peinzend aan. ‘Dat weet ik nog niet. Ik zie wel.’
Farid liep met tegenzin met Matthias en de anderen mee. Hij was betoverd. Door haar uiterlijk, door het vuur in haar stem… Hij sliep niet die nacht.

‘Wat nou!’ schreeuwde Nadine tegen en van de jongens. ‘Hij is hier nou toch!’
De jongen mompelde wat en keek stuurs naar Farid.
‘Ze geloven niet dat je oprecht bent’, zei Nadine tegen Farid. ‘Ze denken dat je een sissy bent, en daar hebben ze wel een punt. Kijk eens wat enthousiaster!’
Farid keek naar haar en dacht: is zij dezelfde als een paar dagen geleden? Voor de zoveelste keer vroeg hij zich af wat hij hier deed. Toen hij eerder zijn twijfels over de onderneming voorzichtig aan haar had willen vertellen was ze woedend geworden.
‘Je kunt nu niet meer terugkrabbelen! Ik heb kosten gemaakt, ook andere mensen investeren in je.’ Farid had gezegd dat dat niet hoefde. Dat hij eerst nog tijd nodig had om na te denken, of dit alles wel een goed plan was. Maar toen had Nadine kortaf gezegd: ‘te laat’ en was hij toch vanmiddag deze auto ingestapt om naar een imam te gaan om, tja, om wat te doen?

De tweede avond in Barcelona was hij zenuwachtig geweest. Zou ze er zijn? Hij hoefde niet lang te wachten. Ze kwam direct naar hem toe, manoeuvreerde hem naar een rustig hoekje en ging verder waar ze gisteren was gebleven. Ze beweerde dat hij niet werkloos in het rijke Nederland kon blijven zitten. Dat zijn land, zijn mensen hem nodig hadden. Tegelijkertijd vleide en versierde ze hem en toen ze zei: ‘ga met me mee,’ hoefde hij geen moment na te denken en volgde haar als een hondje naar de uitgang. Aan zijn vrienden waarschuwen, dat hij ervandoor ging, dacht hij geen seconde.

De auto stopte bij een grote moskee. Ze stapten allen uit en liepen naar binnen. Daar werden ze verwacht. In een kamertje zonder meubilair namen ze plaatst op rijk gedessineerde vloerkleden. Enkele tellen later kwam een man binnen in een mustahabb. Dat moest de imam zijn. De man knikte minzaam naar Farid en begon in het Arabisch te spreken. Farid keek ongelukkig opzij naar Nadine. Hij was in Nederland geboren. Had wel een blauwe maandag de zaterdagschool bezocht, maar dat was niet genoeg om nu deze man te kunnen verstaan. Nadine keek hem ongelovig aan. De imam ging over van Arabisch in Frans toen hij zag dat Farid zijn woorden niet begreep.
‘Onze nieuwe vriend verstaat geen Arabisch?’ zei hij misprijzend tegen Nadine. ‘Dan kunnen we het voor nu kort houden. Hij kan zich morgenvroeg vervoegen bij Nasire.’
Zonder een groet verliet hij de ruimte.
De jongens stonden ook op. Een van hen zei: ‘Nou, Nadine, doe voortaan je huiswerk eerst, voordat je ons inschakelt. Wij hebben nu wel wat beters te doen. Je ziet maar hoe je thuiskomt en zorg ervoor dat hij morgenvroeg weer hier is.’
Farid keek Nadine vragend aan. Zij keek kwaad naar hem.
‘Waarom heb je niet vertelt dat je geen Arabisch spreekt?’
‘Je hebt dat helemaal niet gevraagd!’
 Ze beende nijdig weg.
‘Wacht,’ riep hij haar na. Ze stond stil en keek hem fronsend aan.
‘Luister, Farid, ik heb me in je vergist. Je hebt de indruk gewekt dat je ervoor in was maar dat gaat nu allemaal niet door. Bekijk het maar, ik trek mijn handen van je af.’
‘Waarvóór in was,’ riep Farid uit. ‘Ik wil best wel ontwikkelingswerk doen en Arabisch leren!’ Tegelijkertijd vroeg hij zich af of hij het meende.
‘Ontwikkelingswerk,’ Nadine spuwde het woord bijna uit. ‘Wat ben je toch een naïeve lul.’
‘Waar heb je me dan voor nodig’ stamelde Farid.
‘Jihad!’ Met dat woord, dat ze bijna uitbraakte liep ze bij hem vandaan, Farid sprakeloos achterlatend.




Hoofdstuk 17

Farid

Hij was in de schaduw op een stoep gaan zitten. Hij moest eerst bedenken wat hij ging doen. Zijn hoofd was een warboel. Nadine was weggelopen en hoewel hij haar nog een keer had nageroepen had ze niet meer op- of omgekeken. Wat nu? Moest hij naar haar huis om haar te overreden normaal te doen? Hij keek in zijn portemonnee. Nog twintig euro. Zijn bankpas zat er gelukkig ook nog, zijn paspoort zat in zijn andere achterzak. Zijn telefoon was hij kwijtgeraakt in Barcelona.

Toen hij de tweede avond in Barcelona met haar mee naar huis ging hadden ze gevreeën. Ondertussen bleef ze op hem inpraten. Hem bewerkend. Hem vleiend. Zijn vrienden afkrakend. Het westen. De decadentie. De blanken. Nederland. Het aangeharkte park waar niemand iets van je vroeg.

tekeningen%20roadtrip/casablanca%20rechterpagina.jpg
 
tekeningen%20roadtrip/casablanca%20%20linkerpagina.jpgHij hoorde haar, maar hoorde haar ook niet. Ze was zo mooi, zo zacht, zo bedwelmend. Tegen de ochtend was ze in slaap gevallen en stond hij op om naar zijn vrienden terug te gaan.

Hij schoof de tent in waar Sjors en Matthias sliepen en probeerde ook te slapen. Dat lukte niet. Hij keek naar Matthias en Sjors. Sjors lag te woelen en mompelde af en toe iets in zijn slaap. Matthias lag op zijn rug en ademde rustig. Ineens waren ze hem vreemd en vroeg hij zich af wat hij met hen had. Zij waren de spil van de groep. Had hij er niet altijd een beetje bijgehangen? Het was natuurlijk hartstikke tof geweest dat Eef vorige zomer zoveel moeite had gedaan hem te helpen over te gaan naar de zesde. Maar was dat niet omdat zijn broer altijd iedereen om zijn vinger wond? Het eten liep steeds vaker uit omdat zij het zo gezellig hadden met z’n tweeën.
 Het afgelopen jaar had hij wel veel met Matthias opgetrokken op school, maar was Matthias niet altijd meteen afgeleid als Sjors erbij kwam zitten?
Zijn hoofd bleef malen. De woorden die Nadine hem had ingefluisterd kwamen steeds opnieuw voorbij.

Een auto toeterde naar hem.
‘Lift?’ werd er geroepen. Farid kwam overeind. Ja, dat wilde hij wel. Hij wist totaal niet waar hij was. Hij zou een lift vragen naar de binnenstad. Hij dacht aan risico’s, maar veel verder in de shit raken dan nu kon niet, dacht hij.
Hij stapte in.
‘Hey man, heb je een baantje voor ons? Waar kom je vandaan? Engeland? Frankrijk?’
‘Ik kom uit Nederland,’ zei Farid. ‘Hoezo?’
‘Nederland is ook goed. Kun je ons introduceren? Heb je een oom, neef, opa?’
Farid fronste, ‘nee, ik heb geen ooms ofzo met een baantje. Ik wil graag naar het centrum. Kunnen jullie me brengen?’
De jongens bleven de hele rit zeuren om informatie hoe ze het beste naar Europa konden komen en wilden weten waarom hij zo alleen in een buitenwijk liep. Farid hield zich op de vlakte en stapte uit op de Boulevard Ziraoui. Vanaf hier wist hij het appartement van de ouders van Nadine te vinden, maar hij vroeg zich af wat hij daar kon uitrichten. Toch liep hij erheen omdat hij niets beters wist te bedenken. Eenmaal daar belde hij aan. Het dienstmeisje antwoordde door de intercom. Hij herkende haar stem. Toen hij naar Nadine vroeg zei ze dat Nadine voor enkele dagen de stad uit was. Farid vroeg nog lafjes of ze kon doorgeven dat hij aan de deur was geweest en droop toen af.
Toen hij doelloos de straat uitliep kreeg hij een schok. Dat leek het busje wel. Zijn busje, hun busje. Hij schoot een portiek in en zag tot zijn ontzetting het bekende busje vlakbij parkeren en Sjors eerst en daarna de anderen uitstappen. Wat deden ze hier! Farids hart klopte in zijn keel. Hij had de neiging op hen af te rennen, maar de neiging om ongezien weg te rennen was net zo groot. O, wat schaamde hij zich. Al enkele uren nadat hij met Nadine uit Barcelona was vertrokken was de twijfel over wat hij deed toegeslagen. Toen ze gingen tanken had Nadine gezegd dat hij in de auto moest blijven en het verbaasde hemzelf dat hij dat deed, terwijl hij ook de neiging voelde om hard weg te rennen. Weg van dit meisje, weg van haar plannen met hem. Toch bleef hij zitten en wachtte gelaten tot ze terugkwam. Toen ze de auto instapte was ze vrolijk, ze wierp hem een reep chocola toe en zei dat het nog maar drie uur was naar de boot. En dat het toch een waanzinnig avontuur was dat zij, zij tweeën hun hart gingen volgen in Marokko.

Nu zag hij zijn vrienden hier! Ze waren hem helemaal achterna gekomen. Hoe wisten ze dat hij hier was? Hoe wisten ze dat hij met Nadine ervandoor was gegaan?
Hij zag Sjors aanbellen en, net als hijzelf een paar minuten geleden, afdruipen. Ze stapten weer in het busje. Ze gingen weg! Hem achterlatend! Hij aarzelde te lang. Het busje reed de straat uit. Hij snakte naar adem. Wat was er met hem aan de hand? Hij wist toch al twee dagen dat hij in een vlaag van verstandsverbijstering zijn vrienden had verlaten om met een meisje dat hem fysiek en psychisch had ingepakt te verdwijnen naar Marokko!
Hij begon te rennen, het busje achterna. Maar hoewel ze langzaam waren weggereden zag hij het busje nu nergens meer.
Hij zakte tegen een winkelpui in elkaar en wilde het liefst gaan huilen.







Hoofdstuk 18

Sjors

‘Waarom die Nadine niet reageert op onze telefoontjes is me een raadsel,’ Sjors zei dit terwijl hij door de straten van Casablanca reed. Ze hadden haar nummer, dat Matthias van Fatma had gekregen, steeds gebeld vanaf verschillende van hun telefoons, maar hadden steeds haar voicemail gekregen. Een aantal keren hadden ze ingesproken, met de vraag of ze alsjeblieft Farid konden spreken, of ze alsjeblieft terug wilde bellen, maar ze kregen geen respons. Daarna hadden ze alleen maar steeds het nummer gedraaid tot ze de tekst van de voicemail uit hun hoofd kenden.
‘Hier rechts,’ kwam Matthias’ stem.
Wat was deze stad groot, dacht Sjors, en westers. Bij het inrijden van de stad waren er nog veel palmbomen langs de straten te zien, maar die verdwenen naarmate ze dichter bij het centrum kwamen.
‘Bij die hoek rechts,’ zei Matthias weer, ‘daarna moet het halverwege die straat zijn.’ Ze parkeerden langs de kant van de brede weg. Sjors sprong de auto uit. Matthias, Eef en Julia volgden. Ze waren brak maar ook vrolijk. Omdat ze zoveel meemaakten waren de zorgen om Farid naar de achtergrond gedrongen. Ook Sjors voelde zich nu best vrolijk. Het oponthoud in Spanje door de pech met het busje en het wachten op een volgende boot had hem sacherijnig gemaakt, maar toen ze na het vinden van een verblijfplaats voor de nacht Algeciras ingingen werd hij door de anderen meegenomen in een uitgelaten vrolijkheid. Algeciras was een prachtige kleurrijke stad. Ze waren cafés binnen geweest en waren bijna vergeten dat één van hen er niet bij was…

De bootreis was goed gegaan, de stemming daalde wel even toen ze bij het verlaten van de boot in Tanger samen met andere campers opzij gedirigeerd werden voor controle. Het had enige uren geduurd voor ze eindelijk de weg op konden. Maar toen ging het vlot. Het was niet heel druk en ze konden goed doorrijden. Hij had gezorgd dat de benzinetank gevuld was voor ze Spanje verlieten zodat ze zich daar even niet druk over hoefden te maken.

‘Hier is het,’ wees Julia. Eef drukte op de bel. Een vrouwenstem kwam door de intercom. Gelukkig bleek zij Engels te verstaan. Ze liet hen echter niet binnen. Zei dat Nadine de stad uit was. Op hun vragen reageerde ze kortaf en midden in een zin van Julia verbrak ze de verbinding.
‘Nou moe,’ Eef reageerde verbaasd. ‘Wat is dat nou? Ik bel nog een keer aan!’ Ze voegde de daad bij het woord. Maar binnen werd er niet meer gereageerd.

‘Wat nu?’ zei Matthias. Ze stonden bij het busje.
‘Laten we een koffiehuis gaan zoeken, ik zag op de weg hierheen een straat vol met cafés. Ik ben daar erg aan toe.’
Sjors had altijd zin in koffie, hij stond ermee op en zag er geen probleem in om vlak voor het slapen nog een kop te drinken. De anderen stemden daarmee in. Het busje reed langzaam de straat uit, terug naar het punt waar ze de cafés hadden gezien.





Hoofdstuk 19

Eef

Het koffiehuis zat vol met oude mannen. Eef had wel door willen lopen naar een café waar meer jongeren zaten maar Sjors was dit café binnengelopen en iedereen volgde hem. Ze dronk de zoete koffie en dacht aan Farid. Ze waren nu bij het eindpunt van hetgeen ze wisten. Hoe nu verder? Was Farid met Nadine de stad uit? Waren ze wel met z’n tweeën in Casablanca aangekomen? De zoektocht stopte niet hier. Dat zou ook te mooi zijn geweest. Ze moesten eigenlijk terug naar het huis aan de avenue. Van daaruit moesten ze meer informatie zien te krijgen. Maar hoe? De vrouw die door de intercom had gesproken liet hen niet binnen. Misschien moesten ze gaan posten. Wachten tot er iemand naar buiten kwam of naar binnen wilde. Die persoon dan aanklampen en smeken of eisen om meer informatie: waar Nadine heen was gegaan; of Farid er was geweest. Ze legde dit plan aan de anderen voor. Die stemden in.
‘Maar eerst een slaapplaats zoeken,’ zei Matthias, met een schuin oog naar Sjors. ‘En dan morgenvroeg naar het appartement. Misschien moet er iemand ‘s ochtends naar z’n werk, vader, moeder.’
Julia opperde dat ze vanavond de omgeving al konden gaan verkennen, misschien wat jongerententjes opzoeken, informeren naar Nadine?
Eef zuchtte. Ze voelde zich moe en ze miste Luca. Ze had een paar dagen niet aan hem gedacht. Maar nu kwam de gedachte aan hem als een steek in haar buik. Wanneer zouden ze elkaar weer zien? Matthias had gelijk. Ze moesten een slaapplaats zoeken. Misschien ging ze meteen naar bed en liet het verkennen vanavond aan de anderen over. Een goede nachtrust zou haar opmonteren, wist ze.

Ze lag te slapen toen de anderen midden in de nacht terugkwamen.
‘Hebben jullie wat ontdekt?’ Eef deed één oog open.
‘Alleen veel mannen.’ Julia giechelde. Sjors mompelde dat Julia zich eens moest gedragen, ook al had ze veel drank op.
‘Konden jullie aan drank komen?’ vroeg Eef.
‘Ja, in de hotelbars is het niet moeilijk,’ zei Matthias. Maar hij en Sjors hadden niet veel op.
‘Slapen nu!’ baste Sjors. ‘Ik zet de wekker op zes uur.’

Ze reden slaperig naar het huis van Nadine en parkeerden op dezelfde plaats als gisteren. Vandaar hadden ze uitzicht op de voordeur, dus konden ze in de bus blijven zitten.
Eef besloot op proviand uit te gaan en stapte uit. Het was heerlijk op straat. Er was al leven op dit vroege uur. Er liepen wat mensen, een vuilniswagen reed door de straat en spoot deze nat. Ze liep een paar straatjes door en zag toen een bakker. Verderop werd een markt opgezet. Er klonken vrolijke stemmen.
Ze kocht brood en even verderop in een klein supermarktje drinken. Ze maakte van de gelegenheid gebruik, nu ze in haar eentje op stap was, om willekeurig straatjes in te lopen. Ze probeerde zich in te prenten waar ze vandaan kwam. Toch was ze in de war toen ze ineens de zee voor zich zag. Was het appartement zo dicht bij zee? Ze genoot even van het uitzicht en de ochtendzon die op het water scheen en liep toen terug. Even vreesde ze dat ze toch verdwaald was toen ze winkeltjes zag die ze niet eerder had gezien, maar toen ze bij een volgende kruising goed om zich heen keek, herkende ze de straat met de bakker. Er kwamen mensen in Arabische dracht uit de winkel en aan de overkant van de straat liep een jongen in westerse kleding. Ze bedacht dat hij dezelfde tred had als Farid. Ze liep door en kreeg een schok. De jongen liep met zijn gezicht naar beneden, maar toen ze dichtbij genoeg was om het zeker te weten slaakte ze een kreet. De jongen keek op. Hij was het: Farid. Hij zag haar en verstijfde. Even dacht ze dat hij aanstalten maakte om weg te rennen. Maar hij bleef toch staan. Zijn ogen waren bloeddoorlopen en hij keek bang? Even stond ze ook stil, een tel later rende ze op hem af en bleef vlak voor hem staan.
Buiten adem fluisterde ze ‘Farid?’
Hij zei niets.
Ze begon te brabbelen: ’we zijn allemaal hier, we zijn je achterna gereisd, waarom ben je weggegaan, ga je mee naar het busje. We wisten niet wat er met je was gebeurd, ik ben zo blij!’ Ze begon te huilen.
Farid pakte haar hand. Toen ze opkeek merkte ze dat hij ook huilde. Ze sloeg haar armen om hem heen en hij gaf toe aan de druk en omarmde haar ook. Zo stonden ze een hele tijd stil.
‘Ga mee,’ zei ze tegen hem.
Nu hoorde ze zijn stem voor het eerst.
‘Ik durf niet.’
‘Durf niet? Waarom niet?’
‘Ik heb jullie verraden, in de steek gelaten. Wat zal Sjors zeggen!’ Hij keek haar radeloos aan.
Hij ging verder. ‘O, ik wist al een uur nadat we waren weggereden uit Barcelona dat ik er fout aan deed om met haar mee te gaan. Maar toen was het al te laat. Ik was mijn telefoon kwijtgeraakt. Nadine zei wel dat ze een berichtje naar de camping had gestuurd om te zeggen dat jullie je niet ongerust hoefde te maken, maar ik geloofde haar niet. Bovendien stelde zo’n berichtje natuurlijk ook niets voor. Wie laat zijn vrienden nou in de steek!’
Hij kreunde en hield zijn handen voor zijn gezicht.
Eef was even stil. Toen zei ze eenvoudigweg: ‘Kom, we gaan naar ze toe,’ en pakte zijn hand.
Farid liet zich leiden.




Hoofdstuk 20

Sjors

Waar bleef Eef nou met ontbijt. Sjors ergerde zich. Hij had honger en zo moeilijk was het toch niet in het centrum van een grote stad een broodje te krijgen.
Julia zat wat te dommelen en Matthias hield zijn blik onophoudelijk op de voordeur van het appartement gericht.
Zou er iemand vandaag de deur in- of uitgaan? Sjors voelde zich niet zo zelfbewust als anders. Hun zoektocht leek doodgelopen. Hij rekende er ineens niet meer op dat er vanuit het huis aanwijzingen zouden komen. Net als Julia bedacht hij dat ze misschien beter nog een paar dagen op de camping in Barcelona hadden kunnen blijven en opnieuw naar de politie gaan die professionele zoekers in zou kunnen schakelen. Nou ja, ze hadden dit nu eenmaal afgesproken. Als hij maar eerst iets te eten had, dan zou zijn humeur wel opklaren.
In de achteruitkijkspiegel zag hij Eef aan komen wandelen. Eindelijk, dacht hij. Maar wie had ze bij zich? Liep ze hand in hand? Hij keek scherper en hield zijn adem in. Het leek Farid wel, nee, het wás Farid. Hij riep door de bus heen, Julia wakker makend: ‘het is Farid! Het is Farid!’
Hij sprong uit de bus en holde op hen af. Zonder terughoudendheid omhelsde hij Farid. Huilde die nou? Huilde hij zelf nu ook?
Julia en Matthias kwamen ook aangerend en ze vormden een kluwen van snotterende mensen.

Een tijdje later zaten ze in hetzelfde oude-mannencafé als de dag ervoor. Sjors vroeg honderduit. Hoe, waarom, wanneer?
Farid hield zijn blik steeds neergeslagen terwijl hij zacht antwoord gaf op Sjors’ vragen. Julia keek Farid alleen maar aan met een warme blik in haar ogen. Eef keek blij. Toen zei Matthias tegen Sjors: ‘Nu is het wel mooi geweest met je gevraag, Sjors. Farid is in een vlaag van verstandsverbijstering met een meisje meegegaan. Wij zijn hem achternagegaan. We hebben hem gevonden en nu is de enige vraag aan hem: ga je mee met ons naar huis?’ Hij keek Farid vragend aan.
Farid keek terug en zei met ingehouden stem:
’Ja, oh, ja, ik wil met jullie mee terug.’
Sjors voelde zich even overruled door Matthias. Hij had zoveel vragen, wilde zo graag weten waarom Farid dit had gedaan, maar toen iedereen weer begon te huilen en te lachen tegelijk om Farids verzuchting trok hij de volgende vraag, die al weer op zijn lippen lag, in en sloot zich aan bij het gewoon voelen, het gewoon weten dat uitleg niet nodig was. Zij waren vrienden en nu gingen ze naar huis.

‘Nou jongens,’ zei hij uiteindelijk, ‘ik denk niet dat iemand nog behoefte heeft aan sightseeing in Casablanca. Kom, we gaan richting Tanger, richting boot. Als we doorrijden zijn we morgen alweer terug in Spanje.
Ze knikten, stonden op, rekenden af en liepen de deur uit het zonlicht in.




Hoofdstuk 21

Farid


Als ze Casblanca verlaten kijkt Farid geen enkele keer om, maar eenmaal op de boot is zijn blik niet op Spanje maar op Marokko gericht. Het land dat hij nu nooit meer kan zien als zijn vertrouwde moederland. Ze passeren Valencia, overnachten ergens onder Barcelona, maar rijden die stad de volgende dag snel voorbij. Ze besluiten nog enkele dagen in Crest te blijven. Sjors kan vandaaruit met weinig moeite nog een bergwandeling gaan maken bij Grenoble. De anderen hebben voornamelijk zin in chillen en brengen hete middagen door op het terras met het spel Kolonisten van Catan, waarbij Julia hen verbaast door het vaakst te winnen, tot ergernis van Matthias. Hij is gewend altijd alle spelletjes te domineren en verzint steeds meer klusjes die, nu niet de verliezer maar juist de winnaar zou moeten doen: afwassen, boodschappen, koken. Gelukkig zijn de anderen niet zo kinderachtig om de regels om te draaien en ze wijzen Matthias op zijn inconsequente gedrag.
Farid doet aan de spelletjes mee en kan zelfs af en toe vergeten wat er de afgelopen dagen is gebeurd.
’s Avonds wordt een enkele keer gepraat over zijn verdwijning, waarbij Farid probeert uit te leggen wat hem dreef. Hij slaagt daar maar half in. Eigenlijk weet hij het zelf ook niet meer goed. De halfbakken uitleg is voor de een beter te begrijpen dan voor de ander, merkt hij. Maar wat hij ook ziet is dat ze hem niet anders bekijken en behandelen dan op hun heenreis. Ze zijn vrienden, zegt Matthias. In voor- en tegenspoed. Ook al wordt die tegenspoed door iemand zelf opgezocht. Als hij de laatste dag, ze gaan nog even zwemmen in de Drome, uitvalt tegen Sjors die gevaarlijk dicht naast hem het water induikt zegt Matthias: ‘Je bent eindelijk jezelf weer. Je behandelt ons zo voorzichtig.  Alsof je bang bent dat we je alsnog een lesje willen leren en je alleen niet weet wanneer.’
Ze lachen allemaal. Ja, hij is op zijn hoede, maar het is tijd om de dingen achter zich te laten. Soms kun je gebeurtenissen niet verklaren en je alleen maar verheugen op wat er werkelijk is: echte vriendschap.

Ze zijn in één keer van het huis in Crest naar Nijmegen gereden. Eerst hebben ze Eef afgezet, daarna Julia, dan Matthias. Als laatste rijdt Sjors hem naar huis. Het afscheid van iedereen is vol lawaai, een enkele emotie maar toch ook al met afstand. Eef zal haar vriendje vanavond weer zien en lijkt met haar gedachten al bij hem. Julia is meteen druk met haar babyzusje en heeft hen ternauwernood uitgezwaaid. Matthias kijkt hem wel nadrukkelijk aan en zegt dat hij eerdaags even komt buurten. Gewoon, biertje drinken, wat kletsen.

Als Farid zijn ouders ziet schiet hij vol.
‘Nou, jongen,’ zegt zijn vader. ‘Heb je ons zo gemist?’ Hij kan niets zeggen, omhelst zijn moeder en blijft lang tegen haar aanstaan.
Sjors toetert als hij wegrijdt. Farid keert zich om en door een mist van tranen zwaait hij hem na.


Geen opmerkingen: