En toen bevond ik mij op een zaterdag weer eens bij de huisartsenpost in Velp. 's Ochtends bij het openslaan van een boek vloog er iets in mijn oog. Ondanks spoelen met water kreeg ik het er niet uit. Wat verontrustend was was dat de pijn steeds erger werd. Tot ik het om half vier s' middags niet meer uithield en de huisartsenpost belde. Ik kon er meteen terecht en ging, omdat ik nog wel vaag kon zien, met de auto. Dat was niet slim. Ten eerste voelde ik zelf onderweg wel dat het niet echt goed ging, ten tweede werd ik berispt door de arts die zei dat ik in het geval van een ongeluk verantwoordelijk zou worden gehouden.
Afijn, het vuiltje. Dat zat er niet meer, bleek na het omdraaien van het ooglid (na een verdovende druppel). Er was wel beschadiging van het hoornvlies opgetreden. Dat was te zien met een contrastvloeistof. Een tweede arts bevestigde de conclusie van de eerste arts. De eerste één van het oprukkende soort: jonge empathische vrouw. De tweede van de oude garde: man en een tikje hautain.
Met een antobioticazalfje en een met verband dichtgeplakt oog ging ik, nu lopend, naar huis. Dat viel niet mee. Ik dacht zelfs op een gegeven moment dat ik het niet ging halen. Mijn niet dichtgeplakte oog was nu ook doorlopend aan het tranen. Ik kon geen licht meer verdragen en liep dus met de ogen strak naar beneden gericht, soms dichthoudend, het hele stuk naar huis om daar uitgeput en opgelucht in mijn bed te rollen. De volgende dag ging het weer. Het oog voelde kwetsbaar maar ik kon weer zonder pijn zien. Zo ziet u, een ongeluk zit in een klein hoekje (of boekje). Weest op uw hoede!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten