Vrijdag was ik in Utrecht. Ik ging met mijn zoon eten. Een laatste contact voor hij een week naar Frankrijk gaat en vervolgens drie maanden naar Azië. Ik ging met de trein. Geen zin om op vrijdagmiddag in de file te belanden op de A12. Het stationsgebied van Utrecht is nog niet klaar. Dat werd duidelijk toen ik om Hoog Catharijne te vermijden direct een uitgang naar buiten nam. Je loopt een tijdje tussen hoge houten hekken, voor je, toch plotseling, de mooie panden van de binnenstad ziet. Ik werd weer verrast door de drukte in Utrecht en het grote aantal toeristen. Amerikanen, Indiërs, Italianen, je kon het zo gek niet bedenken of ze liepen die vrijdag in het centrum. Dat is dan wel een voordeel aan mijn best wel lelijke stad; er komen weinig toeristen.
Ik bezocht natuurlijk even de Bijenkorf, die is vier jaar geleden uit mijn best wel lelijke stad verdwenen. Toen met de bus naar het studentencomplex. Omdat de rest van de binnenstad , net als het stationsgebied, nogal overhoop lag kon ik niet op de geplande halte uitstappen. Ik probeerde met Google Maps op mijn telefoon te wandelen. Dat lukte niet. Ik geef het eerlijk toe. Toen kwam W. mij halen en kon ik achterop zijn fiets mee. Mijn fantasie toen ik een kinderwens had: met een peuter vóór op de fiets, werd een omgekeerd beeld. Een wonderbaarlijk goed gevoel om achter op de fiets bij je kind te zitten. Er moest bij hem thuis eerst nog even de laatste hand gelegd aan een verslag, de tas voor Frankrijk moest gepakt (de droger was bijna klaar) en toen konden we de deur uit om te eten. Het werd een buurtcafé/restaurant. Het was een zomerse avond. Het terras zat vol, maar wij hadden een goede plek, de salade was puik, de rosé in orde en we praatten over de afgelopen drukke tijd en de spannende komende tijd. Tegen tienen werd ik (alweer op die fiets) afgeleverd bij de bushalte. Het was mij zwaar te moede, maar tegelijk licht om het hart toen ik hem om de hoek zag verdwijnen.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten