dinsdag 27 maart 2018

modderstroom

De busreis zou twaalf uur duren en was tot nu toe verre van ontspannend. De meeste passagiers hadden zoveel bagage bij zich dat het gangpad vol stond met koffers, dozen en manden waaruit verschillende dierengeluiden kwamen. Gekakel werd afgewisseld met luid geblaat en gesis. Het gesis kwam van een rode kat die de hele tijd met de oren achterover argwanend door de opening van een mandje keek en blies. Na een uur of twee was het begonnen te regenen. Ze waren al die tijd, de geluiden proberend uit te sluiten, in een spelletje schaak verdiept. De regen was geen miezerregen of gezellige lenteregen maar een hevige slagregen. Alles om hen heen werd donker. Omdat ze het schaakbord niet meer konden zien besloten ze dat Sjors het laatste spelletje had gewonnen. Daarmee werd de tussenstand van de schaakpotten deze vakantie een gelijkspel.
Ze hadden afgezien van de grotexcursie in Vieng Vien. Matthias had nog wel redelijk geslapen, maar nu was het Sjors bij wie de grond te heet onder de voeten voelde. Na een slechte nacht had hij Matthias bij het ochtendgloren wakker gemaakt en gezegd dat hij wilde gaan.
‘Ik heb helemaal geen goed gevoel bij gisteravond. Als we hier blijven rondhangen zal iemand ons misschien herkennen. Ik heb ineens geen zin meer in gedoe. In Vietnam zullen ook wel grotten zijn. Kom, we gaan.’
Hij had Matthias’ antwoord niet afgewacht maar zijn spullen gepakt en was begonnen ze in de rugzak te stoppen.
‘Oké, oké,’ reageerde Matthias verbaasd. ‘Zelfs geen ontbijtje?’
‘We halen wel iets op weg naar de bushalte,’ was ook hier Sjors’ onverwachte antwoord.
Ze rekenden af bij de receptie, gaven een kleine fooi omdat ze de grotexcursie niet lieten doorgaan en spoedden zich naar de bushalte aan de rand van het dorp.

De regen hield aan.
Ze hadden een korte sanitaire stop bij een tankstation en hoewel ze de korte afstand naar het houten gebouwtje hadden gerend droop de regen van hen af toen ze hun stoelen weer bezetten en de bus langzaam weer op gang kwam. Sjors en Matthias keken uit naar het einde van de reis. De verwachting was dat ze tegen de avond de grens met Vietnam zouden passeren. Niet ver van de grens lag Dien Bien Phu, bekend om de laatste slag om de Vietnamese onafhankelijkheidsoorlog. Sjors en Matthias hadden besloten dat ze daar een stop in zouden lassen voor ze verder trokken naar Hanoi.
 
‘Wat een noodweer, ik dacht dat we in de tropen waren?’
‘Ja, maar waarom denk je dat het hier zo groen is?'
‘Door het regenseizoen, maar dat is het toch nu niet?’
Matthias had deze laatste zin nauwelijks uitgesproken of de bus begon te glijden.
Het was niet meer zo donker als aan het begin van de middag en daardoor hadden ze kunnen zien dat ze inmiddels in bergachtiger gebied waren gekomen. De weg was onverhard geworden en de bus schommelde af en toe vervaarlijk heen en weer.
‘Kijk daar,’ zei Sjors: ‘die wand is aan het bewegen!’
De bus was inmiddels tot stilstand gekomen en Matthias zag het ook. De bergwand was aan het schuiven en er stroomde modder voor hen de weg op.
‘Fuck, film dat eens, dit geloven ze thuis niet.’
Sjors had zijn mobiel al gepakt. 

De chauffeur was uitgestapt en praatte opgewonden met enkele brommerrijders die ook waren gestopt en naar de glijdende massa op de weg keken.
De mensen in de bus hielden zich opvallend afzijdig van dat wat buiten gebeurde. De boer aan de overkant van het gangpad bleef gewoon doorsnurken. Een student naast hem bleef in zijn boek verdiept. Alleen toen de chauffeur weer instapte keken enkele mensen op.
‘Wat gaat hij doen?’ Matthias keek eerder verbaasd dan angstig toen de chauffeur de motor weer startte en de bus zich in beweging zette.
Het leek alsof ze over een ijsvloer gleden. Door de vreemde beweging, af en toe gleed de bus dwars over de weg om vervolgens toch weer, gecorrigeerd door de chauffeur, rechtuit te gaan, werden er nu wel een aantal mensen onrustig. Stemmen werden harder, een vrouw schreeuwde. De chauffeur schreeuwde terug en vervolgde zigzaggend zijn weg.
Stil keken Sjors en Matthias naar buiten. Het stortregende, de modder schoof onder hen door, ze zagen de bergmuur naast hen bewegen. De bus gleed en reed, gleed en reed. Het leek eindeloos te duren tot de bergwand minder steil werd, de modderstroom trager en de weg harder.
Matthias zag dat Sjors zweetdruppels op zijn voorhoofd had. Hij wreef werktuiglijk over zijn eigen voorhoofd. Ook die was klam. De chauffeur schreeuwde iets tegen de mensen in de bus een aantal van hen begon te klappen. Toen de weg nog breder was geworden ging de bus aan de kant en stapte de chauffeur uit. Matthias zag dat hij wankelde op het trapje.
‘Nou, hij had er zelf ook niet alle vertrouwen in,’ mompelde Sjors.
‘Hoe ver is het nog naar de grens? Ik zou graag mijn benen willen strekken...’
Hij was niet de enige. 
wordt vervolgd

vrijdag 23 maart 2018

nieuwe schilderijen


Dit schilderij, niet lang voor haar dood geschilderd, sierde haar overlijdenskaart. Maar er waren nog meer schilderijen die nog niet geboekstaafd waren. Bij deze toegevoegd aan het kopje 'schilderijen van mijn moeder'. Volgende week gaan we de originelen verdelen met z'n vieren. Misschien kan het een traditie worden om elk jaar met Pasen bij elkaar te komen. Ik houd wel van Pasen. Het begin van de lente. Een nieuw begin waarbij ik hoop dat iedereen vrede heeft gevonden met de dood van mama.

vrijdag 16 maart 2018

feestje in Laos

Gedoucht en geschoren liepen Sjors en Matthias enkele uren later de heuvel op naar de witte villa die vanaf ver te zien was. Het gebouw baadde in het licht en de muziek was ook al te horen.
‘Ik ben benieuwd,’ zei Matthias, ‘het vorige feestje liep niet helemaal volgens plan.’
‘Dat zeg jij,’ antwoordde Sjors. ‘Ik vond het wel grappig. Het was lang geleden dat ik een lekker potje had gevochten en het liep toch goed af?’
‘Dat wel, maar ik heb het toch liever wat vredelievender allemaal.’
‘Nou, dan ga jij maar bij de blowers zitten,’ lachte Sjors. ‘Ik ga eens lekker uit mijn dak met dansen. Ik hoor vanaf hier dat onze gastheer een goede muzieksmaak heeft.’
De jongens liepen het terrein op dat geheel open was. Aan het geschoren gras kon je zien dat het privéterrein betrof. Het grasveld liep tot aan het huis en de voordeur stond wijd open. Rondom het huis stonden grote brandende toortsen en er was ook elektrische verlichting opgehangen. In de enorme hal die een kasteelachtig trap naar boven liet zien was het al heel druk. In een openvallend hemd kwam een oudere man op hen af. Joviaal stelde hij zich voor: ‘Julius, and where are you from?’
Op Sjors’ antwoord dat ze uit Nederland kwamen reageerde de man zeer enthousiast. Hij was daar meermalen geweest zei hij en vond het een verschrikkelijk ‘cool’ land. Matthias vond dat een rare uitdrukking voor een volwassen man. Ze lieten zich door hem meetronen naar een van de bars. Alle vertrekken bleken al vol met dansende en drinkende mensen. Tot Matthias’ verbazing zag hij ook enkele mensen op de grond met elkaar bezig. Enigszins gegeneerd deed hij of hij dat niet zag. Toen de man zich naar nieuwe gasten spoedde proostten Sjors en Matthias met elkaar. Ze hadden hun biertjes laten ontkurken door de barkeeper, maar te zien naar de gevulde bar was hun bijdrage niet echt nodig geweest.
‘Kom,’ zei Sjors, ‘ik zie daar onze Franse meisjes. Die willen vast wel dansen.’
Dat was het geval. Na enig giechelen lieten ze zich meenemen naar de dansvloer.

Matthias zakte bezweet in een luie bank. Iemand hield hem een joint voor. Hij nam een trekje, maar hield het daarbij. Zij danspartner was hij kwijtgeraakt, Sjors zag hij nog wel tussen de dansende mensen, maar het blonde meisje was niet meer bij hem. De sfeer was behoorlijk uitgelaten, je zou bijna kunnen zeggen opgefokt. De meeste mensen waren onder invloed, zo niet van alcohol, dan wel van drugs. Hij had al verschillende pilletjes aangeboden gekregen, maar had ze afgeslagen. Ook in Nederland bezondigde hij zich daar zelden aan. Alleen binnen het vertrouwde gezelschap van zijn huisgenoten had hij weleens geslikt bij een feest. Maar de bevrediging woog niet helemaal op tegen de angst voor verlies van decorum. Hij hield het bij alcohol. Veel beheersbaarder.
 Toen hij een beetje was uitgerust stond hij op en liep naar buiten. Het was een gave plek om te wonen, bedacht hij. Uitzicht tot aan Thailand, bij wijze van spreken. Die gedachte leidde naar Pond. Wat zou ze aan het doen zijn? Hij mijmerde verder over morgen: grotexcursie? Dan Vietnam? Daarna zou hij haar zien.
Zijn gedachten werden onderbroken doordat hij een stoet auto’s aan zag komen rijden. Het waren er een stuk of zes, alle gelijk. Ze reden langzaam naar boven. Ze hadden geen lichten aan. Vreemd.
Dichterbij gekomen zag Matthias het woord Police op de zijkanten staan.
Shit, natuurlijk veel te luidruchtig. Veel te veel aandacht getrokken. Alleen maar westerse mensen. We moeten hem smeren. Al die drugs in het huis. Ze geloven nooit dat wij die niet hebben genomen. Sjors is nog binnen. Mijn telefoon, de code om elkaar te waarschuwen! Wat was die ook alweer? Wat een toestand. Waarom reageert hij niet? Naar binnen dan.
Matthias spoedde zich via de achterkant het huis in. De politieagenten waren inmiddels aan de voorkant uitgestapt. Hij hoorde stemmen via een megafoon en ineens schreeuwende mensen. Matthias liep naar de ruimte waar hij Sjors voor het laatst had gezien en werd bijna omvergelopen.
‘Weg, weg hier! Politie! Politie! Weg!’ Iedereen schreeuwde door elkaar. Gelukkig zag Sjors Matthias, Sjors zag hem ook. Hij sprong over een kluwen mensen die doordat ze te lam waren om recht op hun benen te lopen waren gestruikeld, pakte Matthias bij zijn arm en schreeuwde: ‘rennen!’
Sjors en Matthias vlogen het gebouw uit, het grasveld over, werden nageroepen, maar keken niet om. Pas bij hun hostel hielden ze halt en lieten zich uitgeput tegen de muur zakken.

Bij de receptie vertelden ze dat ze gezien hadden dat er politie was binnengevallen in het grote huis op de heuvel.
‘Goed dat jullie er niet bij waren,’ nam de man aan. ‘Gebeurt heel vaak. Die jongelui zitten wel een paar dagen in de bak. En ze zijn een hoop geld kwijt om er weer uit te komen.’
Hij vervolgde: ‘jullie willen morgen een grotexcursie doen, toch? De gids staat om negen uur klaar. Doe makkelijke kleding en schoenen aan. En rust een beetje uit, het is geen makkelijke tocht.’
Matthias en Sjors keken elkaar aan. Ze waren nog niet bekomen van de enerverende avond en nu werd hen alweer iets spannends voorgeschoteld.
wordt vervolgd

zaterdag 10 maart 2018

bloemen

Het lijkt wel feest. Maar dat was het natuurlijk niet. De gelegenheid waar deze bloemen bij horen. Het was een uitvaart, en een emotionele. Afgelopen donderdag in de Vredeskerk in Oosterhout. Een mooie dienst met familie, buren, vrienden en gemeenteleden. En dominee Siets Nieuwenhuizen die mijn zus deed verzuchten dat ze door hem bijna gelovig zou kunnen worden. Ja, dat was fijn. Een dominee die je aanspreekt. Bij het verdwijnen van religie missen we zo'n figuur eigenlijk. Iemand die de weg wijst. Want we kunnen wel denken dat we het zelf wel kunnen, maar een leidsman of vrouw maakt het makkelijker. Maar, ja, als de idee van God je niet aanstaat en je niet gelooft in een plan met deze wereld dan wordt een dominee een moeilijk verhaal. Dan maar de waarheid van filosofen en zomaar inspirerende mensen die op je weg kunnen helpen. Volgende week weer Matthias en Sjors. Die zijn wel op een echt feestje.