Een oefening tijdens de schrijfles waarbij een door de juf meegebracht voorwerp als aanleiding moest dienen. Ik koos een menukaart van ravioli met pancetta en porcini. De helft tijdens de les geschreven, de rest thuis afgemaakt. Mensen die mij kennen zien dat het een beetje autobiografisch is. Behalve de beschrijving van het eten bij vrienden. We eten daar altijd heel lekker!
De keuken was een puinhoop. Vuile
afwas stond nog op tafel, de vloer lag vol met kruimels en tassen met
boodschappen stonden her en der op stoelen.
Het was de dag dat de gasten zouden
komen en er was iets vreselijk misgegaan in de planning.
Waarom had zij toegegeven aan Theo’s
plan om pas vanochtend de boodschappen te doen voor het avondeten?
‘Dan kunnen we de verse ingrediënten
kopen op de markt in Lamastre!’ had hij gezegd. Daar zat wat in. Die markt,
altijd op dinsdag, was geweldig. Alle groenten, kruiden, fruit, olijven,
gekonfijte citroen, worsten uit de Auvergne, hele hammen. Alles was er te koop.
Ze gingen er graag heen. Druk was het er altijd en gezellig. Oude boertjes
spraken af in het café en dronken er om elf uur ’s morgens hun eerste ‘rouge’.
In datzelfde café zaten ook altijd groepjes vrouwen van zekere leeftijd druk
met elkaar te converseren en zijzelf dronken koffie met melk uit grote mokken,
daarbij uitkijkend op de marktkraam met geraniums en andere tuinplanten.
Deze
keer hadden ze geen koffiegedronken. Geen tijd. Tijdens het inkopen was hun
ruzie, die al bij het opstaan vanmorgen was begonnen gewoon verdergegaan.
“Jij
hebt die tweede fles wijn opengetrokken gisteravond!’
‘Ja
en ik heb jou daar niet tegen horen protesteren!’
‘Je
weet toch dat ik de volgende dag lam ben als ik te veel drink!’
‘Je
bent er toch zelf bij! Bovendien, maak je niet zo te sappel. Ik kook en als jij
de troep straks een beetje opruimt, komt het allemaal goed.’
Maar tot nu toe was het nog niet
goed gekomen. Pancetta hadden ze niet voorhanden op de markt en bij de slager
stond een rij tot buiten. Ook de vereiste paddenstoelen waren niet te krijgen.
Hoe hadden ze het in hun hoofd gehaald een najaarsgerecht te willen maken in de
lente?
‘We kunnen toch ook iets anders
maken?’ probeerde ik bij Theo.
Maar dat was tegen dovemansoren
gezegd.
‘Niks ervan. Als jij in de rij gaat
staan bij de slager, zorg ik voor de rest.’
Stilzwijgend reden ze tegen twaalven
door het prachtige landschap terug naar huis. Deze keer zagen ze er niets van.
Eerst een paracetamol nemen als ik thuis kom. Daarna
de keuken opruimen. Waarom wil Theo per se dat gerecht met ravioli maken? An en
Johan zijn helemaal geen fijnproevers. Dat eten altijd bij hen. Maar, ja, Theo
moet zo nodig altijd de keukenprins uithangen. Als eerst die hoofdpijn maar
eens weg is.
En nu stond ze midden tussen de
troep. De paracetamol had ze snel gevonden dat wel. Eenmaal thuisgekomen had
Theo had ontdekt dat een cruciaal element van de maaltijd, bloem voor de pasta,
op was. Woedend was hij het bos achter hun huis ingelopen.
Zal ik een restaurant bellen, dacht
ze bij zichzelf. Dan hoef ik niet eens op te ruimen maar kunnen we elkaar daar
ontmoeten en kan ik nu naar mijn bed. Ze keek verlangend naar boven waar zich
hun slaapkamer bevond.
Voor ze echter de daad bij het woord
kon voegen, kwam Theo weer binnenstuiven.
‘Ik gebruik griesmeel! ‘
‘Griesmeel?’
‘Ja, dat gebruiken de Fransen
eigenlijk altijd. Tijd genoeg om wat proefjes te maken. Ga je nog een keer
beginnen met opruimen?’ Hij keek verstoord om zich heen.
Zuchtend begon ze de tassen uit te
pakken.
‘Deze zijn vijf minuten gekookt.’
Theo hield een frommeltje deeg voor
mijn mond.
‘Niet gaar,’ concludeerde ik.
De stofzuiger maakte een hels
kabaal. Was die stofzak nou alweer vol?
Een volgend rolletje deeg werd me
voorgehouden.
‘Tien minuten.’
‘Nee, ook niet. Dit verse deeg zou
toch met drie minuten gaar moeten zijn? ‘
‘Zou moeten, ja,’ zei Theo somber.
Hij gooide twee nieuwe bolletjes deeg in het kokende water en ik ruimde de
afwasmachine leeg waarbij ik twee glazen brak. De hoofdpijn, die even
weggeweest was zeurde opnieuw op de achtergrond.
Om vijf uur zaten we met vermoeide
gezichten tegenover elkaar. De keuken was opgeruimd. De tafel was feestelijk
gedekt met echt linnen (gestreken!). Theo had de pasta twintig minuten gekookt
en besloten dat hij hier tevreden mee
was. De saus stond op, de sla al in een kom, de wijn was uit de kelder. Nu nog
een douche. Wat zal ik aandoen?
De telefoon ging.
Theo nam op. Ik hoorde hem met
bezorgde stem zeggen: ‘Nee, toch! Ach wat vervelend voor jullie. Alles eruit?
O, jee, wat ellendig. Nee, hoor, maar je over ons geen zorgen, ga lekker naar
bed, helemaal niet erg! We gaan het binnenkort dubbel en dwars overdoen.’
Ondertussen liep hij naar me toe.
Zijn bezorgde stem was volkomen in tegenstelling met de uitdrukking op zijn
gezicht. Hij rolde met zijn ogen, schudde dramatisch met zijn hoofd, wat ik erg
komisch vond en gebaarde dat ik de fles wijn moest ontkurken. Na nog meer
beleefdheden en ach en wee’s maakte hij een einde aan het gesprek en legde met
een theatraal gebaar de hoorn op de haak.
‘Wat dacht je van een glaasje wijn
samen in bad? Hij keek me schalks aan.
Als vanzelf schoof de hele ellendige
dag inclusief mijn hoofdpijn achter een gordijn. Ik knikte hem toe.
‘Laat het bad maar vollopen. Daarna
wil ik graag je wonderpasta proeven.’



