dinsdag 5 juni 2018

Utrecht


Ik was alweer in Utrecht. Misschien dat het er iets mee te maken heeft dat mijn zoon daar woont en op dit moment niet vrij kan reizen en dan meteen maar helemaal niet reist zodat, als ik hem wil zien, ik naar hem toe moet.
Maar een tweede aanleiding was de borduurworkshop, aangekondigd bij de tentoonstelling van Jan Taminiau op de lapjesmarkt. De workshop was er niet. Maar wel een geweldig aanbod van allerlei stoffen. Van 1 euro per meter voor een onduidelijke katoen, tot 125 euro per meter voor een prachtige zijde. En wat een sfeer! Utrechters, studenten, nieuwe Nederlanders en toeristen. Alles liep door elkaar en de marktkooplui waren Amsterdams joviaal. Een bezoek voor herhaling vatbaar.
vervolg Alle wegen naar Bangkok
Hoofdstuk 8
Weerzien met Sjors

Sjors zag er niet uit. Zijn kleding leek in dagen niet gewassen, hij had schrammen op zijn blote benen, hij was een paar kilo afgevallen en zijn ogen waren bloeddoorlopen.
‘Wat heb je gedaan? Wat is er gebeurd?’ riep Matthias uit.
‘Niks, niks, nou, ja, niets bijzonders. Behalve dat ik toch nog even door ben gegaan met de beest uithangen. Tot ik jou weer zou zien. Dan zou ik stoppen. Hij greep Matthias bij de schouders, omhelsde hem en zei schor: ‘Matt, Matt, je bent de beste. Heb je een douche voor me?’
Ze liepen het busstation uit waar Matthias Sjors had opgewacht, door de drukke straten van de stad en kwamen na een kwartiertje lopen bij het kleine hostel aan.
‘Op mijn vorige kamer had ik een douche, maar ik dacht dat je liever goedkoop wilde dus je zult in de gang moeten. Maar het is redelijk schoon,’ voegde Matthias eraan toe.
‘Maakt me niets uit, heb je wel zeep voor me?’
Nadat Sjors zich had gedoucht en zijn laatste schone blouse vanaf de bodem van zijn rugzak had opgevist liepen ze de stad in voor een maaltijd.
‘Blij je te zien man,’ begon Sjors. Hij vervolgde: ‘jij stelde voor om op te splitsen. Je was kwaad op me. Maar ik moest zelf ook nadenken over wat ik nou eigenlijk van jou wilde, of liever gezegd, van mezelf. Onze vriendschap gaat al zo lang terug.’ Hij stopte even en vervolgde toen: ik beschouwde hem als vanzelfsprekend en was eraan gewend dat jij alles deed zoals ik het oké vond. Toen daar kleine veranderingen in kwamen stelde ik de tot dan zo makkelijke vriendschap op de proef. Ik vond dat jij maar met mij moest meegaan in plaats van dat we naar elkaar keken.
‘Lang terug ja,’ mijmerde Matthias ‘eerste klas Arentheem.’
‘Ja, weet je nog dat we vrijwel direct naar elkaar toetrokken? Mijn moeder was zo blij dat ik eindelijk eens een vriend had.’
‘Dan wel de mijne,’ antwoordde Matthias. ‘Lagere school was een ramp. Duffe, duffe kinderen. Nee, het leek of ik in de hemel kwam in die klas met jou.’

De schrijver is in zijn nopjes. Hij houdt van die jongens. Hij houdt helemaal niet van ruzie. En nu is die over. Of zal het toch nog na sudderen verderop in het verhaal? Dat ziet hij dan wel weer. Niet alleen in zijn eigen schrijfsels houdt hij niet van ruzies, ook in de boeken die hij leest kan hij uitermate goed uit de voeten met harmonieuze verhalen. Niet de smartlappen natuurlijk, niet de streekromans, maar echte goede schrijvers kunnen ook geluk en voorspoed meeslepend beschrijven. Op zo’n manier dat je je erin onderdompelt en je je verheugt in de voorspoed van de hoofdpersoon. Met de schrijver zelf gaat het op dit moment ook goed. Het is volop lente, de zomer is in zicht. Het schrijfwerk vordert en er is geen vuiltje aan de lucht. Geen enkel vuiltje. Dat kan natuurlijk niet zo blijven. Maar zoals hij zich niet druk maakt over sluimerend ongenoegen bij de twee hoofdpersonen van zijn boek, zo maakt hij zich ook geen zorgen over eventueel naderend onheil in zijn eigen leven. Hij kijkt de tuin in die geurt en kleurt en onderbreekt zijn schrijfwerk om een kop koffie te maken.
wordt vervolgd

Geen opmerkingen: