vervolg van 1 november
Het was niet druk
op de weg, zijn paard liep goed door en daardoor kon hij vrijuit zijn gedachten
laten gaan over het afgelopen jaar. Wat een consternatie gaf het toen koning
Erward II van Kratov de oorlog verklaarde aan zijn land. Er waren al een tijdje strubbelingen met het
zuiderbuurland. Erward was nog niet zo lang aan het bewind en deze koning was
uit ander hout gesneden dan zijn vader. Met Erward I had zijn land tientallen
jaren in vrede geleefd. Koning Tristan, zijn koning, dezelfde die hem enkele
jaren geleden tot ridder had geslagen had alle ridders opgeroepen en naar de landsgrenzengestuurd. Arwen was in kasteel Arturin beland en had daar Felice
ontmoet. Wat was hij onder de indruk geweest van haar. Een jonkvrouwe als een
roos. Rank en bevallig en ook nog eens gezegend met een klaterende lach. Zij
had om hem gelachen, en hem aangemoedigd grappen te maken. De eerste keer dat
hij haar zijn liefde verklaarde had ze die lach laten horen. Ze had gezegd: ‘Arwen!
Je kent me net! Ik ben helemaal niet zo leuk als jij denkt!’
Hij was
afgedropen, verfoeide zijn onbesuisdheid en enige tijd beheerste de oorlog zijn
gedachten.
Er was een aanval begonnen. Het kasteel werd belegerd. Met alle voorraden die in het kasteel waren zouden ze zo'n belegering lange tijd kunnen doorstaan, maar de vijand moest natuurlijk teruggedrongen! Arwen deed mee aan diverse uitvallen, steeds zonder succes, maar gelukkig ook zonder verliezen aan hun kant. Eindeloos sprak Arwen met de burchtheer en Felice over hoe ze de vijand te slim af konden zijn. Op een avond lukte het een bode door de vijandelijke linies heen te komen en vertelde hen dat helpers onderweg waren. Kasteel Troy was bevrijd en de vijandelijke troepen aldaar waren zo verzwakt dat er krijgslieden gemist konden worden om hier op Arturin te helpen. De volgende dag was het al zover. De hulp van buiten was voldoende om de vijand terug te dringen en grotendeels te verslaan.
Die avond was er een groot feestmaal en verklaarde Arwen voor de tweede maal zijn liefde voor de jonkvrouw. Dit keer lachte ze niet maar keek hem ernstig aan. ‘Lieve Arwen’ , zei ze. ‘ Nu ken je me veel beter, en ik ken jou beter. We hebben zo veel gepraat, zo veel meegemaakt. Ik ben je gaan waarderen, niet alleen als grappenmaker, maar heb ook je serieuze kant gezien. Toch kan ik niet op je voorstel ingaan. We hebben elkaar onder zulke speciale omstandigheden meegemaakt. Ik wil als eerste dat deze vreselijke oorlog voorbij is. Nu kan ik niet nadenken over zulke hoofse zaken als liefde....
Er was een aanval begonnen. Het kasteel werd belegerd. Met alle voorraden die in het kasteel waren zouden ze zo'n belegering lange tijd kunnen doorstaan, maar de vijand moest natuurlijk teruggedrongen! Arwen deed mee aan diverse uitvallen, steeds zonder succes, maar gelukkig ook zonder verliezen aan hun kant. Eindeloos sprak Arwen met de burchtheer en Felice over hoe ze de vijand te slim af konden zijn. Op een avond lukte het een bode door de vijandelijke linies heen te komen en vertelde hen dat helpers onderweg waren. Kasteel Troy was bevrijd en de vijandelijke troepen aldaar waren zo verzwakt dat er krijgslieden gemist konden worden om hier op Arturin te helpen. De volgende dag was het al zover. De hulp van buiten was voldoende om de vijand terug te dringen en grotendeels te verslaan.
Die avond was er een groot feestmaal en verklaarde Arwen voor de tweede maal zijn liefde voor de jonkvrouw. Dit keer lachte ze niet maar keek hem ernstig aan. ‘Lieve Arwen’ , zei ze. ‘ Nu ken je me veel beter, en ik ken jou beter. We hebben zo veel gepraat, zo veel meegemaakt. Ik ben je gaan waarderen, niet alleen als grappenmaker, maar heb ook je serieuze kant gezien. Toch kan ik niet op je voorstel ingaan. We hebben elkaar onder zulke speciale omstandigheden meegemaakt. Ik wil als eerste dat deze vreselijke oorlog voorbij is. Nu kan ik niet nadenken over zulke hoofse zaken als liefde....
Arwen was
gedesillusioneerd. Hij was ervan overtuigd geraakt dat er maar één vrouw op de
wereld was die hij wilde. En dat was zij. De volgende dag kwam een boodschapper
hem zeggen dat hij ontboden was bij de koning om verdere plannen te horen en
met hangend hoofd verliet hij het kasteel, zwerend dat hij er snel terug zou
komen.
Aan het einde van
de middag kwam hij bij een herberg. Hij twijfelde. Nog een paar uurtjes
doorrijden? Hij besloot het niet te doen en in de herberg te overnachten. De waard ontving hem met alle egards.
'Een maaltijd, een pul bier en een goed bed" zei Arwen, 'Dat is alles wat ik nodig heb. O, ja, en zorg goed voor mijn paard. Ik moet er morgen weer vroeg mee op pad’ .
'Een maaltijd, een pul bier en een goed bed" zei Arwen, 'Dat is alles wat ik nodig heb. O, ja, en zorg goed voor mijn paard. Ik moet er morgen weer vroeg mee op pad’ .
'Komt voor
elkaar heer' zei de waard. Hij boog er een beetje bij, als had hij een koning
voor zich.
Arwen sliep nu
goed die nacht. De jonkvrouw kwam voorbij in zijn dromen, de nachtelijke
gesprekken met haar en haar vader bij het flakkerende licht van het haardvuur.
Maar ook de gevechten en het tumult van de strijd.
De volgende
ochtend regende het. Het maakte Arwen niet uit. Een buitje kon hij wel hebben.
Zijn paard was uitgerust en hij kwam die ochtend verder dan hij van te voren
had ingeschat. In de verte zag hij de abdij van Gilze al. Misschien kon hij
daar de lunch gebruiken. Ach, nee, hij reed door. Misschien kon hij, als de
middag nét zo voorspoedig zou verlopen, morgen tussen de middag al bij kasteel
Arturin aankomen.
wordt vervolgd

Geen opmerkingen:
Een reactie posten