dinsdag 1 november 2016

Arwen, een ridderverhaal

'Meester! Er is een brief voor u gekomen!' Arwen keek op van het poetsen van zijn laarzen. Die waren vies geworden van het ritje vanmiddag met zijn paard. Hij had herhaaldelijk af moeten stijgen omdat na de laatste storm het smalle pad versperd was door afgevallen takken. Ook was het pad modderig na de laatste regens. Een brief? Voor mij? dacht hij, terwijl hij zijn poetslap neerlegde. Hij verwachtte geen berichten. Nieuwsgierig pakte hij de brief aan en keek naar de afzender. Kasteel Arturin! Dat was zeker een verrassing. Het was meer dan een maand geleden dat hij voor het laatst daar was. Om nog een keer zijn zijn zaak te bepleiten... Snel opende hij de enveloppe. Zijn adem stokte . Het was het handschrift van haarzelf: jonkvrouw Felice. Koortsachtig begon hij te lezen. Dit is wat er stond:
Meest geachte ridder, of mag ik zeggen, mijn allerbeste Arwen, 

Hierbij reageer ik op een wens van jou die ik lang heb genegeerd en waar ik lang geen acht op heb geslagen. Nu de rust is wedergekeerd in mijn leven en in mijn hoofd, na de verschrikkelijke tijd die achter ons ligt, moet ik er steeds vaker aan denken en staat mijn besluit vast. Ik ga aan jouw wens tegemoet komen.  Mag ik je daarom uitnodigen om te komen naar mijn ouderlijk slot op de eerste dag van de lente?  Ik zal alles in orde maken om je als mijn meest geliefde gast te ontvangen.

Met de meeste hoogachting en allerbeste groeten,

Jonkvrouw Felice
Arwen legde de brief langzaam naast zich neer. Toen kwam hij in actie: 'Levius! Zadel mijn paard en pak een tas. Ik moet er vandoor'. 'Maar heer!' zei deze. 'De schemering treedt al in, de tafels voor het avondmaal worden al gedekt. Waar wilt u in het donker naartoe?' Arwen aarzelde. De knecht had gelijk. In het donker kon hij niet reizen. Hij moest wachten tot de ochtend. 

Het was mistig toen hij de volgende morgen bij zonsopgang vertrok. Maar zijn hoofd was niet mistig, ook al had hij de afgelopen nacht nauwelijks geslapen. Zijn hoofd was kraakhelder. Zijn gebeden waren verhoord. Hij vroeg zich niet af hoe het kwam dat Felice zich had bedacht. Hij voelde zich in de zevende hemel en kon niet wachten tot hij haar in zijn armen kon sluiten. De weg was goed begaanbaar. Dit was een breder pad dan dat waar hij gister had gereden in het bos en op deze weg kon hij goed opschieten. Toch zou het, ook als hij doorreed, minstens drie dagen duren voor hij kasteel Arturin zou bereiken.

wordt vervolgd.

Geen opmerkingen: