dinsdag 8 mei 2018

as

We hebben de as van mijn vader en mijn moeder naast elkaar begraven bij Pont Vieux, ons huis in Frankrijk. Ik had er tegenop gezien, het leek me wat luguber om menselijke as van zo dichtbij te zien. Maar het was oké. Verbazingwekkend was het verschil in hoeveelheid en de kleur. Dat zal ik nog eens uitzoeken waar dat door kan komen. Het was een koude dag. De volgende dag, toen het ineens weer zomer was, ben ik terug gegaan om nog wat foto's te maken met de zon schijnend door de bomen.
Ze liggen mooi. Met het hoofd naar de rots, de voeten naar het water.


Hoogste tijd voor een update over Matthias.
 
Een paar uur later lag hij te malen in bed. Sjors was met Andreas en nog een paar backpackers gaan stappen. Hij had oprecht verbaasd gekeken toen Matthias weigerde mee te gaan.
‘Ben je niet lekker? Ben je moe?’
Matthias had hem indringend aangekeken. Merkte Sjors helemaal niet dat hij er niet aan moest denken om met Andreas de hort op te gaan? Maar Sjors had ook aan zijn blik niets bijzonders gemerkt en had hartelijk opgemerkt: ‘kruip er maar eens lekker vroeg in. Dan gaan wij de stad wel onveilig maken.’ Hij had hartelijk om zichzelf moeten lachen. Hij scheen het ook niet vreemd te vinden dat Matthias daar totaal niet in meeging.
Hij was er dus vroeg ingekropen, maar slapen kon hij niet. De andere bedden waren niet bezet, dus van andere gasten, er was altijd wel iemand bij die snurkte, had hij geen last en van de centrale ruimte en de straat drongen slechts zachtjes geluiden door tot de slaapzaal. Maar zijn constante gedachtenstroom kon hij niet tot staan brengen. Niet alleen Sjors maalde rond in zijn hoofd. Ook Phailin kwam voorbij. Hij had op dit moment ontstellende behoefte aan haar. Maar het zou gek zijn haar nu te appen. Zij moest de volgende dag weer werken en lag nu als het goed was in diepe slaap. Toch deed hij het. Een onschuldig, grappig berichtje over de afgelopen dagen.
Daarna dwong hij zichzelf een oefening te doen die zijn moeder hem ooit had aangeraden in tijden van slapeloosheid. Eén voor één alle ledematen heftig aanspannen. Van voeten tot gelaat. Het hielp uiteindelijk. Hij viel in slaap.

De volgende ochtend lag Sjors naast hem, in het andere stapelbed te slapen. Matthias ging naar de eetzaal en bestelde een ontbijt voor zichzelf. Hij was in een iets beter humeur en ging na het ontbijt de straat op om een blokje om te slenteren. Hij nam de bus naar een van de bezienswaardigheden van de stad: Nha Tho Lon. Een westers aandoende kathedraal. Een beetje lijkend op de Notre Dame in Parijs. Op zijn gemak kuierde hij terug naar het hostel en trof Sjors aan op de rand van zijn bed met een paniekerige blik in zijn ogen. 
‘Heb je mijn portemonnee gepakt?’
‘Ook goeiemorgen! Wat heb ik gepakt?’
‘Mijn portemonnee. En mijn mobiel,’ mompelde Sjors erachteraan.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Matthias.
‘Zou toch kunnen, misschien had je mijn creditcard nodig.’
‘Die zou ik nooit zomaar pakken, maar zoek eens goed, zit die niet in je broekzak?’
Sjors had zijn hoofd in zijn handen gelegd.
‘Ik heb al overal gezocht. Als jij het niet hebt ben ik bestolen.’ Zijn blik veranderde van wanhoop in woede. Hij barstte uit: ‘De klootzak! De gore klootzak, met zijn mooie praatjes!’
‘Wie?’ vroeg Matthias, maar hij hoefde het eigenlijk niet meer te vragen. Hij vervolgde:
‘Is het vannacht gebeurd? Waarom denk je dat hij het gedaan heeft?’
Matthias hoefde zijn naam niet te noemen, natuurlijk was het Andreas.
Toch verdedigde hij hem eerst nog.
‘Maar je ontdekt het nu toch pas! Je kunt toch ook op straat bestolen zijn?’
Maar Sjors schudde zijn hoofd. ‘Ik was te zat om te beseffen wat er gebeurde. Maar nu ik nuchter ben weet ik precies waar en wanneer. Ik vond het nog wel zo tof dat hij me thuis bracht en de taxi betaalde. Van mijn geld!’
‘Je moet meteen je kaart blokkeren. En naar de politie gaan.’
Sjors kreunde. ‘Waarom? Waarom?’
Hij pakte zijn kleren en begon zich langzaam aan te kleden.
‘Je mobiel ook?’
Een korte knik was het antwoord.
‘Je mag de mijne wel gebruiken.’ Ondanks de penibele situatie moest Matthias om zijn eigen grapje lachen. Sjors deed niet mee.
Nadat ze, toch wel met veel moeite, contact hadden gekregen met de bank en ze de verzekering hadden gekregen dat de kaart geblokkeerd was zaten ze nog weer een uur later op een morsig politiebureau. Natuurlijk sprak niemand er Engels. Sjors deed een mimespel hoe zijn geld en telefoon gerold waren en noemde Andreas zijn naam. Maar zonder achternaam, die ze beiden niet wisten, had dat weinig zin. Toch bleven ze net zolang zitten tot ze een verklaring hadden met een stempel erop als bewijs van hun aangifte.
‘Koffie, nu eerst. Ik heb ook nog een kater!’
Sjors zag er inderdaad beroerd uit.
‘Ga je me dan vertellen wat er gebeurd is?’
‘Jawel,’ zei Sjors met een doffe stem. ‘Ik ga je vertellen hoe dom je kunt zijn iedereen maar te vertrouwen die interessante praatjes heeft.’
wordt vervolgd

Geen opmerkingen: