We hebben de as van mijn vader en mijn moeder naast elkaar begraven bij Pont Vieux, ons huis in Frankrijk. Ik had er tegenop gezien, het leek me wat luguber om menselijke as van zo dichtbij te zien. Maar het was oké. Verbazingwekkend was het verschil in hoeveelheid en de kleur. Dat zal ik nog eens uitzoeken waar dat door kan komen. Het was een koude dag. De volgende dag, toen het ineens weer zomer was, ben ik terug gegaan om nog wat foto's te maken met de zon schijnend door de bomen.
Ze liggen mooi. Met het hoofd naar de rots, de voeten naar het water.
Een paar uur later lag hij te malen in bed. Sjors was met
Andreas en nog een paar backpackers gaan stappen. Hij had oprecht verbaasd
gekeken toen Matthias weigerde mee te gaan.
‘Ben je niet lekker? Ben je moe?’
Matthias had hem indringend aangekeken. Merkte Sjors
helemaal niet dat hij er niet aan moest denken om met Andreas de hort op te
gaan? Maar Sjors had ook aan zijn blik niets bijzonders gemerkt en had
hartelijk opgemerkt: ‘kruip er maar eens lekker vroeg in. Dan gaan wij de stad
wel onveilig maken.’ Hij had hartelijk om zichzelf moeten lachen. Hij scheen
het ook niet vreemd te vinden dat Matthias daar totaal niet in meeging.
Hij was er dus vroeg ingekropen, maar slapen kon hij
niet. De andere bedden waren niet bezet, dus van andere gasten, er was altijd
wel iemand bij die snurkte, had hij geen last en van de centrale ruimte en de
straat drongen slechts zachtjes geluiden door tot de slaapzaal. Maar zijn
constante gedachtenstroom kon hij niet tot staan brengen. Niet alleen Sjors
maalde rond in zijn hoofd. Ook Phailin kwam voorbij. Hij had op dit moment
ontstellende behoefte aan haar. Maar het zou gek zijn haar nu te appen. Zij
moest de volgende dag weer werken en lag nu als het goed was in diepe slaap. Toch
deed hij het. Een onschuldig, grappig berichtje over de afgelopen dagen.
Daarna dwong hij zichzelf een oefening te doen die zijn
moeder hem ooit had aangeraden in tijden van slapeloosheid. Eén voor één alle
ledematen heftig aanspannen. Van voeten tot gelaat. Het hielp uiteindelijk. Hij
viel in slaap.
De volgende ochtend lag Sjors naast hem, in het andere
stapelbed te slapen. Matthias ging naar de eetzaal en bestelde een ontbijt voor
zichzelf. Hij was in een iets beter humeur en ging na het ontbijt de straat op
om een blokje om te slenteren. Hij
nam de bus naar een van de bezienswaardigheden van de stad: Nha Tho Lon. Een westers aandoende kathedraal. Een
beetje lijkend op de Notre Dame in Parijs. Op zijn gemak kuierde hij terug naar
het hostel en trof Sjors aan op de rand van zijn bed met een paniekerige blik
in zijn ogen.
‘Heb je mijn portemonnee gepakt?’
‘Ook goeiemorgen! Wat heb ik
gepakt?’
‘Mijn portemonnee. En mijn mobiel,’
mompelde Sjors erachteraan.
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei
Matthias.
‘Zou toch kunnen, misschien had je
mijn creditcard nodig.’
‘Die zou ik nooit zomaar pakken,
maar zoek eens goed, zit die niet in je broekzak?’
Sjors had zijn hoofd in zijn handen
gelegd.
‘Ik heb al overal gezocht. Als jij
het niet hebt ben ik bestolen.’ Zijn blik veranderde van wanhoop in woede. Hij
barstte uit: ‘De klootzak! De gore klootzak, met zijn mooie praatjes!’
‘Wie?’ vroeg Matthias, maar hij
hoefde het eigenlijk niet meer te vragen. Hij vervolgde:
‘Is het vannacht gebeurd? Waarom
denk je dat hij het gedaan heeft?’
Matthias hoefde zijn naam niet te
noemen, natuurlijk was het Andreas.
Toch verdedigde hij hem eerst
nog.
‘Maar je ontdekt het nu toch pas! Je
kunt toch ook op straat bestolen zijn?’
Maar Sjors schudde zijn hoofd. ‘Ik
was te zat om te beseffen wat er gebeurde. Maar nu ik nuchter ben weet ik precies
waar en wanneer. Ik vond het nog wel zo tof dat hij me thuis bracht en de taxi
betaalde. Van mijn geld!’
‘Je moet meteen je kaart blokkeren.
En naar de politie gaan.’
Sjors kreunde. ‘Waarom? Waarom?’
Hij pakte zijn kleren en begon zich
langzaam aan te kleden.
‘Je mobiel ook?’
Een korte knik was het antwoord.
‘Je mag de mijne wel gebruiken.’
Ondanks de penibele situatie moest Matthias om zijn eigen grapje lachen. Sjors
deed niet mee.
Nadat ze, toch wel met veel moeite,
contact hadden gekregen met de bank en ze de verzekering hadden gekregen dat de
kaart geblokkeerd was zaten ze nog weer een uur later op een morsig
politiebureau. Natuurlijk sprak niemand er Engels. Sjors deed een mimespel hoe
zijn geld en telefoon gerold waren en noemde Andreas zijn naam. Maar zonder
achternaam, die ze beiden niet wisten, had dat weinig zin. Toch bleven ze net
zolang zitten tot ze een verklaring hadden met een stempel erop als bewijs van
hun aangifte.
‘Koffie, nu eerst. Ik heb ook nog
een kater!’
Sjors zag er inderdaad beroerd uit.
‘Ga je me dan vertellen wat er
gebeurd is?’
‘Jawel,’ zei Sjors met een doffe
stem. ‘Ik ga je vertellen hoe dom je kunt zijn iedereen maar te vertrouwen
die interessante praatjes heeft.’
wordt vervolgd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten